Resultaten
Resultaten
Radiografie – Aanvraag door een verpleegkundige
De Nationale Raad van de Orde van geneesheren werd geconfronteerd met de vraag in hoeverre het voor een verpleegkundige met de bijzondere beroepstitel spoedgevallen gewettigd is om in bepaalde gevallen zelf een radiografie aan te vragen.
Advies van de Nationale Raad :
In zijn vergaderingen van 18 april en van 9 mei 2009 besprak de Nationale Raad van de Orde van geneesheren uw e-mail van 19 februari 2009 betreffende de vraag in hoeverre het voor een verpleegkundige met de bijzondere beroepstitel spoedgevallen gewettigd is om in bepaalde gevallen zelf een radiografie aan te vragen.
Krachtens het koninklijk besluit van 21 april 2007 tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 juni 1990(1) kunnen verpleegkundigen die houder zijn van de bijzondere beroepstitel van verpleegkundige gespecialiseerd in de intensieve zorg en de spoedgevallenzorg zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 27 september 2006(2) , in de functies intensieve zorg, gespecialiseerde spoedgevallenzorg, mobiele urgentiegroep en in de dringende geneeskundige hulpverlening de in bijlage IV vermelde technische verpleegkundige verstrekkingen en toevertrouwde geneeskundige handelingen toepassen, op voorwaarde dat deze beschreven zijn door middel van een procedure of een standaard verpleegplan en dat deze verstrekkingen en toevertrouwde geneeskundige handelingen aan de betrokken artsen zijn meegedeeld.
Bijlage IV bij het koninklijk besluit van 21 april 2007 bepaalt in artikel 5 een lijst van technische verpleegkundige verstrekkingen en toevertrouwde geneeskundige handelingen voorbehouden aan de houders van een bijzondere beroepstitel of een bijzondere beroepsbekwaamheid. In deze lijst staat als B 1-handeling onder andere onthaal, evaluatie, triage en oriëntatie van de patiënten.
De Nationale Raad is van mening dat het aanvragen van radiografieën door verpleegkundigen met de bijzondere beroepstitel spoedgevallen hiertoe niet behoort daar een anamnese en een klinisch onderzoek door een arts van primordiaal belang zijn om te oordelen welke relevante technische onderzoeken aangevraagd dienen te worden.
Hoogachtend,
voor de Nationale Raad,
B. DEJEMEPPE
Plaatsvervangend voorzitter.
(1) Houdende vaststelling van de lijst van de technische verpleegkundige verstrekkingen en de lijst van de handelingen die door een arts aan beoefenaars van de verpleegkunde kunnen worden toevertrouwd, alsmede de wijze van uitvoering van die verstrekkingen en handelingen en de kwalificatievereisten waaraan de beoefenaars van de verpleegkunde moeten voldoen.
(2) Houdende de lijst van bijzondere beroepstitels en bijzondere beroepsbekwaamheden voor de beoefenaars van de verpleegkunde.
Uitvoeren van narcoses door een verpleegkundige
De Federale Politie wenst het standpunt van een provinciale raad te kennen betreffende het uitvoeren van narcoses door al dan niet geneesheren-anesthesisten bij chirurgische ingrepen die worden verricht in een centrum voor esthetische behandelingen.
De Nationale Raad wordt verzocht hierover een advies te formuleren.
Advies van de Nationale Raad :
Betreffende het uitvoeren van narcoses door een verpleegkundige, wenst de Nationale Raad het volgende op te merken.
In toepassing van artikel 2, § 1, van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 mag in de regel niemand de geneeskunde bedrijven tenzij hij houder is van het wettelijke diploma van dokter in de geneeskunde, heelkunde en verloskunde.
In zijn artikel 5, § 1, bepaalt datzelfde koninklijk besluit dat de Koning de voorwaarden mag vaststellen waarin bepaalde geneeskundige handelingen aan personen kunnen worden toevertrouwd die houder zijn van een beroepstitel van verpleegkundige.
De lijst van technische verpleegkundige verstrekkingen en de lijst van handelingen die door een arts kunnen worden toevertrouwd aan beoefenaars van de verpleegkunde, werden bepaald in het koninklijk besluit van 18 juni 1990. Dit koninklijk besluit bepaalt ook de kwalificatievereisten waaraan de beoefenaars van de verpleegkunde dienen te voldoen.
Na analyse van deze teksten komt het de Nationale Raad voor dat in het geval waarvan sprake, de verpleegkundige niet voldeed aan de wettelijke vereisten om een narcose uit te voeren of te bewaken en dat, zodoende, artikel 2 van het koninklijk besluit nr. 78 werd overtreden.
Overigens dient iedere verpleegkundige houder van een diploma afgeleverd door een lidstaat, naast de erkenning van zijn beroepsbekwaamheden ook het visum van de provinciale geneeskundige commissie te verkrijgen(1).
Betreffende de beroepstitel van verpleegkundige gespecialiseerd in de anesthesie waarvan betrokken verpleger in Nederland houder zou zijn, dient te worden opgemerkt dat hoewel deze titel in België wordt erkend door het koninklijk besluit van 27 september 2006, dit besluit evenwel nog niet het voorwerp heeft uitgemaakt van een uitvoeringsbesluit waarin de erkenningcriteria worden vastgesteld.
Met betrekking tot het uitvoeren van narcoses door een arts niet-anesthesist, stelt artikel 35, punt b, van de Code van geneeskundige plichtenleer dat de geneesheer zijn bevoegdheid niet mag overschrijden.
De Belgische beroepsvereniging van specialisten in Anesthesie-Reanimatie wijst er op dat de anesthesie een medisch specialisme is dat uitsluitend voorbehouden is aan anesthesisten(2).
Bovendien is anesthesiologie een specialisme dat officieel door de FOD Volksgezondheid erkend is.
Wat betreft de voorwaarden waarin een narcose moet worden toegepast, wijst de Nationale Raad er in zijn advies van 14 november 1998 op dat aan alle veiligheidsvoorwaarden dient te worden voldaan, zowel wat betreft de voorbereiding van de patiënt als de beschikbaarheid van de nodige uitrusting en het vereiste hulppersoneel. Deze voorwaarden blijken des te meer belangrijk wanneer deze handelingen buiten het ziekenhuis plaatshebben.
De Belgische Vereniging voor Anesthesie en Reanimatie en de Belgische beroepsvereniging der geneesheren specialisten in Anesthesie-Reanimatie zijn wat dit betreft gestart met het opstellen van de veiligheidsstandaarden voor patiënten die door een anesthesist worden onderworpen aan een algemene narcose, een diepe regionale narcose of een sedatie, met het oog op therapeutische of diagnostische handelingen. Deze standaarden zijn toegankelijk op de website van de Belgische Vereniging voor Anesthesie en Reanimatie en de Belgische beroepsvereniging der geneesheren specialisten in Anesthesie-Reanimatie : http://www.bvar.be/nl/activiteiten/bsar/saf_first_nl.htm.
Afnemen van urinemonsters in het kader van het penitentiair drugsbeleid
Op het niveau van de centrale administratie van het ministerie van Justitie, Directoraat-generaal Strafinrichtingen, werd een centrale stuurgroep drugs opgericht. De adviseur-generaal bij het Directoraat-generaal Strafinrichtingen legt voor advies volgende vragen voor aan de Nationale Raad :
- Is de afname van een urinemonster een medische handeling, nl. dient deze handeling te worden verricht door medisch geschoold personeel ? Is er sprake van onwettige uitoefening van de geneeskunde indien de afname van een urinemonster zou worden toevertrouwd aan niet-medisch geschoold personeel ?
- [...] Is de mededeling van resultaten voorbehouden aan een geneesheer of kan dit bv. ook meegedeeld worden aan de directeur van de strafinrichting ?
- Op welke wijze kunnen de resultaten gebruikt worden ? Is de interpretatie en het gebruik van de analyse van de urinetesten een medische handeling ?
- Dient de afname van een urinemonster op een vrijwillige basis te gebeuren of kan dit verplicht worden ?"
Advies van de Nationale Raad :
De Nationale Raad besprak in zijn vergaderingen van 19 januari en 16 maart 2002 uw brief met vragen betreffende het penitentiair drugsbeleid.
Uit uw toelichting blijkt dat het medisch behandelend personeel van de strafinrichtingen zijn medewerking weigert te verlenen bij het afnemen van urinecontroles wanneer deze niet noodzakelijk zijn wegens medische redenen.
Het KB van 18 juni 1990 houdende vaststelling van de lijst van de technische verpleegkundige prestaties en de lijst van de handelingen die door een geneesheer aan beoefenaars van de verpleegkunde kunnen worden toevertrouwd, alsmede de wijze van uitvoering van die prestaties en handelingen en de kwalificatievereisten waaraan de beoefenaars van de verpleegkunde moeten voldoen heeft drie bijlagen. Bijlage I geeft de lijst van de technische verpleegkundige prestaties die door beoefenaars van de verpleegkunde mogen worden verricht. Punt 6 van deze lijst geeft de verpleegkundige activiteiten die verband houden met het stellen van de diagnose. Onder B2 van deze lijst, zijnde prestaties waarvoor een voorschrift van de arts nodig is, staat o.m. vermeld staalafneming en collectie van secreties en excreties waaronder staalafneming van urine valt.
Het vermelde KB en de bijlagen vinden hun rechtsgrond in het KB nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen waarvan artikel 21 quinquies, §1, b) zegt dat onder de uitoefening van de verpleegkunde o.m. wordt verstaan de uitvoering van technische verpleegkundige prestaties die verband houden met het stellen van de diagnose door de geneesheer of met het uitvoeren van een behandeling voorgeschreven door de geneesheer of het nemen van maatregelen van preventieve geneeskunde. Artikel 21 quater, §1, van het KB nr. 78 bepaalt dat niemand de verpleegkunde zoals zij is bepaald in artikel 21 quinquies mag uitoefenen wanneer hij niet voldoet aan de nodige kwalificatievereisten en de voorwaarden opgelegd in artikel 21 sexies betreffende het viseren van de titel door de bevoegde provinciale geneeskundige commissie.
Uit het KB nr. 78 en het uitvoeringsbesluit met bijlagen blijkt dat het afnemen van een urinemonster een technische verpleegkundige prestatie is die in opdracht van de arts met het oog op het stellen van een diagnose kan uitgevoerd worden door verpleegkundigen die aan de nodige kwalificatievereisten voldoen en de verpleegkunde mogen uitoefenen. Het afnemen van urinemonsters kan volgens het KB nr. 78 niet als daartoe geen medische (diagnostische) redenen zijn. In het kader van een medische expertise kan om diagnostische redenen natuurlijk wel een urinemonster afgenomen en onderzocht worden. Maar onder medische expertise dient zoals bedoeld in het advies van de Nationale Raad over het eindverslag van de commissie internering (1) waarnaar in uw schrijven verwezen wordt, een door een gerechtelijke instantie aangestelde geneesheer te worden verstaan die met een specifieke opdracht een bepaalde persoon aan de nodige onderzoeken onderwerpt. Het lijkt de Nationale Raad uitgesloten dat een reeks medische expertises het door de stuurgroep te behandelen probleem kunnen oplossen.
De Nationale Raad is van mening dat de centrale stuurgroep dient na te gaan of er geen mogelijkheden zijn of kunnen gecreëerd worden tot urinecontroles die buiten de toepassing van het KB nr. 78 vallen. Zo kan bv. de politie overgaan tot het afnemen van urinecontroles en dit zowel op verplichte als vrijwillige basis. Verplicht bv. wanneer de voorwaarden als bepaald in de Wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer vervuld zijn; vrijwillig bv. wanneer een veroordeelde drugsgebruiker dit als een probatievoorwaarde aanvaardde. De resultaten van dergelijke analyses worden door het laboratorium overgemaakt aan de meestal niet-medische opdrachtgever, die zich in dit geval voor de interpretatie zal baseren op de door het laboratorium gegeven referentiewaarden. Wanneer de stuurgroep tot een soortgelijk systeem van urinecontroles mocht komen spreekt het voor zich dat niemand van het behandelend medisch personeel, in de ruime betekenis van het woord, enige taak in de uitvoering ervan kan hebben.