keyboard_arrow_right
Deontologie

Lijst van de medische specialismen

De voorzitter van het Verbond der Belgische beroepsverenigingen van geneesheren-specialisten schrijft de Nationale Raad aan naar aanleiding van diens advies van 18 juni 1998 (Tijdschrift Nationale Raad, nr. 82, p. 18-19).
Hij vreest dat de bewoordingen ervan gevaarlijk zijn en dat de permissieve formulering de uit de lucht gegrepen of zelfs onconventionele vermeldingen zal aanmoedigen.
De voorzitter acht de publicatie van de lijsten van geneesheren-specialisten in de telefoongidsen wenselijk maar is van oordeel dat alleen de wettelijke titels zou¬den moeten vermeld worden.

Antwoord van de Nationale Raad:

In zijn vergadering van 24 april 1999 nam de Nationale Raad kennis van uw schrijven van 9 maart 1999 betreffende het aan Belgacom uitgebracht advies van 22 augustus 1998, gepubliceerd in nummer 82 van het Tijdschrift van de Nationale Raad.

De Nationale Raad begrijpt en deelt uw bezorgdheid betreffende de vermeldingen op naamborden, briefhoofden en in telefoongidsen, en het misbruik dat daarvan kan worden gemaakt.

Het aan Belgacom overgemaakt advies kan niet los worden gezien van een eerder aan Belgacom uitgebracht advies, gepubliceerd in nummer 81 van het Tijdschrift, noch van het op 25 april 1998 uitgebracht advies dat in hetzelfde nummer van het Tijdschrift van de Nationale Raad werd gepubliceerd.

De Nationale Raad is van oordeel dat zijn advies van 25 april 1998 enerzijds de wettelijke bepalingen respecteert en anderzijds voldoende waarborgen biedt om misbruiken te voorkomen bij het vermelden van niet erkende deelspecialismen. Deze laatste mogelijkheid acht de Nationale Raad noodzakelijk om de exacte medische activiteit van de arts naar het patiënteel te verduidelijken. Men kan moeilijk staande houden dat een arts erkend als specialist in de dermato-venerologie de vermelding dermatoloog niet mag gebruiken, dat een neuro-psychiater die overwegend kinder- en jeugdpsychiatrie uitoefent, geen kinderpsychiater mag vermelden en dat een psychiater die overwegend psychotherapie beoefent dit niet mag vermelden op zijn naambord. Het patiënteel heeft het recht te weten dat een bepaalde psychotherapeut of seksuoloog ook arts is en door de minister tot wiens bevoegdheden de volksgezondheid behoort, is erkend als drager van een bijzondere beroepstitel of een bijzon¬dere beroepsbekwaamheid. Als voorzitter van het VBS gaat u vermoedelijk met deze zienswijze akkoord.

Om aan uw bezorgdheid aangaande de woorden "in medische middens" tegemoet te komen werd voorzien dat de provinciale raden adviserend kunnen optreden (laatste zin, eerste paragraaf, tweede bladzijde van het advies van 25 april 1998). Artikel 6, 3° van het K.B. nummer 79 betreffende de Orde der geneesheren van 10 november 1967 zegt dat de provinciale raden adviezen die geen oplossing krijgen in de Code van geneeskundige Plichtenleer, ter goedkeuring aan de Nationale Raad dienen over te maken. Door deze procedure hoopt de Nationale Raad aan uw vrees voor "fantasierijke vermeldingen" te verhelpen. Overigens dient te worden vermeld dat het elkeen vrijstaat klacht neer te leggen bij de provinciale raad tegen om het even welke arts die op een deontologisch niet verantwoorde manier gebruik maakt van bepaalde vermeldingen. Heel wat beroepsverenigingen van specialisten en individuele artsen maakten van deze mogelijkheid in het verleden reeds herhaaldelijk gebruik.