keyboard_arrow_right
Deontologie

Deelname van artsen aan televisie-uitzendingen, docusoaps en artikels in de pers

Gezien talrijke reacties naar aanleiding van bepaalde reality-televisie-uitzendingen, docusoaps en artikels in de pers wenst de Nationale Raad de artsen te wijzen op de mogelijke deontologische ontsporingen in verband met publiciteit.

Advies van de Nationale Raad :

In zijn vergadering van 16 juli 2011 heeft de Nationale Raad van de Orde van geneesheren het volgende advies uitgebracht met betrekking tot de deelname aan televisie-uitzendingen.

Gezien de reacties van heel wat confraters naar aanleiding van bepaalde reality-televisie-uitzendingen, docusoaps en artikels in de pers, wenst de Nationale Raad de artsen te wijzen op de mogelijke deontologische ontsporingen in verband met publiciteit.

Aangezien medische informatie de bevolking voornamelijk bereikt via de media, is het aanbevolen dat het artsenkorps zijn medewerking verleent aan deze initiatieven. Het is wenselijk met de pers te spreken om informatie te verstrekken aan het publiek, maar men moet erop letten dat deze informatie waarheidsgetrouw, objectief, relevant, verifieerbaar, discreet en duidelijk is. Ze mag in geen geval misleidend of vergelijkend zijn.

In de eerste plaats dient eraan herinnerd dat de toegelaten inlichtingen betrekking hebben op datgene wat voor de activiteit van de arts tot het openbare domein behoort (plaats van activiteit, specialisme, consultatie-uren, enz.). Formele informatie die strekt tot ronseling is deontologisch ontoelaatbaar. De artikelen 12 tot 17 van de Code van geneeskundige plichtenleer betreffende publiciteit dienen geëerbiedigd te worden, met inbegrip van artikel 15 volgens hetwelk artsen zich daadwerkelijk dienen te verzetten tegen elke publiciteit die de bepalingen van de artikelen 13 en 14 niet naleeft.

Artikel 16 bepaalt eveneens dat de provinciale raad voorafgaandelijk ingelicht dient te worden vóór elke medewerking met de media. Behalve in geval van dringendheid waarbij een tussenkomst absoluut niet kan uitgesteld worden, heeft dit contact tot doel de provinciale raad in staat te stellen kennis te nemen van de elementen die de arts denkt mee te delen en opmerkingen te formuleren in het kader van een collegiale dialoog. De Nationale Raad wijst de provinciale raden op hun verantwoordelijkheid om aan dit probleem de aandacht te schenken die het verdient.

Bovendien dient eraan herinnerd dat wanneer patiënten, samen met de arts, betrokken zijn bij deze contacten met de media, de arts zich ervan dient te vergewissen dat de patiënten nauwgezet ingelicht werden en hun toestemming gaven, overeenkomstig artikel 17 van de Code.

Aangezien deze regels de laatste tijd herhaaldelijk met voeten getreden werden, is het noodzakelijk preciseringen aan te brengen. In dit opzicht acht de Nationale Raad het zinvol aan de provinciale raden "guidelines" te verstrekken in de vorm van een charter dat nagekomen dient te worden door iedere arts die zijn medewerking verleent aan de media :

1° Behoudens dringende noodzaak moet de provinciale raad voorafgaandelijk ingelicht zijn en moet indien de arts werkzaam is in een zorginstelling de goedkeuring van de hoofdarts en van de voorzitter van de medische raad verkregen zijn. Indien het initiatief uitgaat van de niet-medische directie van de zorginstelling dient de hoofdarts de deontologische reikwijdte van elk initiatief na te gaan en er zich indien nodig tegen te verzetten (cf. advies van de Nationale Raad van 14 april 2008 betreffende de taken van de hoofdarts, TNR, nr. 120 p. 8).

2° De verstrekte informatie moet in overeenstemming zijn met het artikel 13 van de Code. Er zal in het bijzonder op gelet worden dat de titel van een uitzending niet ronselend is.

3° Het is aangewezen dat de persoon waarover een uitzending, interview of artikel handelt, in één keer aan bod komt en niet "in serie" om zo de getrapte val van ronselende publiciteit te vermijden.

4° Wanneer patiënten meewerken aan een uitzending dient de arts zich er persoonlijk van te vergewissen dat de voorwaarden in artikel 17 van de Code vervuld werden en dat de mogelijke gevolgen voor deze patiënten op het gebied van hun imago of van de eerbiediging van hun persoonlijke levenssfeer met hen overlopen en besproken werden.

5° De arts dient te reageren via een recht van antwoord of op gelijkaardige wijze (artikel 15 van de Code) indien artikels of introductiefilmpjes ronselende publiciteit voor het artikel of de geplande uitzending maken.