keyboard_arrow_right
Deontologie

Toediening van botulinetoxine (botox)

Een televisiezender vraagt wie Botox injecties mag geven, waar dit moet gebeuren en/of er reclame voor gemaakt mag worden.

Advies van de Nationale Raad :

In zijn vergadering van 16 april 2011 besprak de Nationale Raad van de Orde van geneesheren uw vragen betreffende Botox.

Botulinetoxine type A is een werkzame stof van Botox. Deze toxine induceert een verlamming van de dwarsgestreepte spieren door het blokkeren van de zenuwprikkel ter hoogte van de neuromusculaire overgang.

Botulinetoxine wordt ondermeer toegepast in de neurologie, dermatologie, urologie en oftalmologie. Het wordt ook gebruikt voor esthetische doeleinden.

Er zijn een aantal contra-indicaties gekend en tijdens de behandeling kunnen ongewenste neveneffecten en soms ernstige verwikkelingen optreden.

De Nationale Raad is dan ook van mening dat toediening van Botulinetoxine enkel mag gebeuren door artsen in een medisch-professionele omkadering.

Betreffende uw vraag over reclame verwijst de Nationale Raad naar hoofdstuk III, artikel 12 tot en met 17, van de Code van geneeskundige plichtenleer.


Bijlage : artikel 12 tot en met 17 van de Code van geneeskundige plichtenleer.

HOOFDSTUK III

PUBLICITEIT
(Gewijzigd op 21 september 2002)


Art. 12 Mits naleving van de bepalingen van dit hoofdstuk kunnen geneesheren hun medische activiteit kenbaar maken aan het publiek.


Art. 13 §1. De verstrekte informatie dient waarheidsgetrouw, objectief, relevant, verifieerbaar, discreet en duidelijk te zijn. Zij mag in geen geval misleiden. Zij mag niet vergelijkend zijn.
Resultaten van onderzoeken en behandelingen mogen niet voor publicitaire doeleinden worden aangewend.

§2. Publiciteit mag het algemeen belang inzake de volksgezondheid niet schaden. Zij mag niet aanzetten tot overbodige onderzoeken of behandelingen.
Ronseling van patiënten is niet toegelaten.
De campagnes voor preventie en vroegdetectie dienen wetenschappelijk onderbouwd te zijn en vereisen de voorafgaande toelating van de bevoegde ordinale instantie.

§3. Bij het voeren van publiciteit dienen de geneesheren de regels van het medisch beroepsgeheim te eerbiedigen.


Art. 14 De verwoording en vormgeving van de publiciteit evenals de hierbij gebruikte methoden en technieken - inclusief internetsites, naamborden, briefhoofden en vermeldingen in gidsen - moeten beantwoorden aan de bepalingen van artikel 13.


Art. 15 Geneesheren dienen zich daadwerkelijk te verzetten tegen elke door derden gevoerde publiciteit, betreffende hun medische activiteit, die de bepalingen van dit hoofdstuk niet naleeft.


Art. 16 Geneesheren mogen hun medewerking verlenen aan de media met het oog op het verstrekken van medische informatie die belangrijk en nuttig kan zijn voor het publiek.
Hierbij dienen de bepalingen van dit hoofdstuk nageleefd te worden.

De geneesheer zal voorafgaandelijk de provinciale raad waarbij hij ingeschreven is inlichten over zijn medewerking met de media.


Art. 17 Wanneer patiënten door de media betrokken worden bij het informeren van het publiek mogen geneesheren alleen meewerken voor zover de persoonlijke levenssfeer en de waardigheid van deze patiënten geëerbiedigd worden. In die omstandigheden dienen de geneesheren er zich van te vergewissen dat de patiënten volledig geïnformeerd werden en vrij toestemden tot medewerking.