keyboard_arrow_right
Deontologie

Resultaten

Publiciteit en reclame04/07/2015 Documentcode: a150006
Opzetten van een platform waarmee online medische afspraken gemaakt kunnen worden

De Nationale Raad van de Orde der geneesheren onderzocht de adviesaanvraag van een handelsfirma aangaande het opzetten van een platform waarmee online medische afspraken gemaakt kunnen worden.

Advies van de Nationale Raad :

De Nationale Raad van de Orde der geneesheren onderzocht in zijn vergadering van 4 juli 2015 de adviesaanvraag van een handelsfirma aangaande het opzetten van een platform waarmee online medische afspraken gemaakt kunnen worden.

1° Het maken van een afspraak via elektronische weg kan handig zijn voor de patiënt en kan voor de arts bijdragen tot een administratieve vereenvoudiging.

In zijn advies van 7 februari 2015 "Artsen en digitale media" stelt de Nationale Raad dat artsen gebruik mogen maken van een programma voor het online vastleggen van afspraken, maar dat daarbij de eerbiediging van het medisch geheim gevrijwaard dient te worden.

De arts dient na te gaan of de digitale-agendadienst die hem voorgesteld wordt beantwoordt aan en overeenstemt met de wetgeving betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Hij dient zich ervan te vergewissen dat de nodige waarborgen geboden worden met betrekking tot de beveiliging van de gegevens bij het verzamelen, opslaan of om het even welke andere verwerking om te verhinderen dat de persoonsgegevens die via dit platform doorgegeven worden ingekeken worden door gelijk welke persoon die daartoe niet gemachtigd is door de gebruiker (arts of patiënt) van de agenda.

De rechten van de patiënt, die een afspraak maakt via deze applicatie, op bescherming van zijn persoonsgegevens, in het bijzonder deze betreffende zijn gezondheid, dienen geëerbiedigd te worden.

2° Een dergelijk platform dat ter beschikking staat van een reeks beroepsbeoefenaars mag er niet toe leiden dat deze de deontologische regels inzake publiciteit schenden.

3° Om de vrije keuze van de patiënten te vrijwaren, meent de Nationale Raad dat openbare lijsten van artsen duidelijk en ondubbelzinnig aan diegenen die ze raadplegen dienen aan te geven of ze volledig zijn of beperkt tot sommige artsen. Om dezelfde reden meent hij dat de arts niet mag dulden dat de eraan gekoppelde zoekmotor met voorrang bepaalde namen laat verschijnen. Dit zou overigens in strijd zijn met de regels van collegialiteit.

De Nationale Raad herinnert eraan dat de website van de Orde der geneesheren (www.ordomedic.be) een repertorium bevat van de in België werkzame artsen. Deze lijst wordt regelmatig bijgehouden en is publiek toegankelijk.

4° De arts dient zich ervan te vergewissen dat de op het internet beschikbare gegevens betreffende zijn beroepsactiviteit up-to-date zijn.

Overeenkomstig artikel 173 van de Code van geneeskundige plichtenleer dient hij de overeenkomst tussen hem en de firma voorafgaandelijk voor te leggen aan de provinciale raad waarin hij ingeschreven is zodat deze kan nagaan of ze in overeenstemming is met de geneeskundige plichtenleer (*).

Indien een arts vaststelt dat hij opgenomen is in een online gegevensbank zonder dat hij daarin toegestemd heeft of zonder dat er enige wettelijke basis is om hem er in te vermelden, heeft hij het recht om weglating van zijn naam uit deze gegevensbank te verzoeken.

(*) Sedert mei 2018 bepaalt de nieuwe Code van medische deontologie niet langer dat de overeenkomsten voorafgaandelijk ter goedkeuring dienen voorgelegd te worden aan de provinciale raad.

Commercialisatie van de geneeskunde17/01/2015 Documentcode: a148002
report_problem

Dit advies is vervangen door het advies van 10 december 2022 (a169027).

Samenwerking van artsen met schoonheids-, wellness- en verzorgingscentra

Aan de Nationale Raad wordt een vraag gesteld betreffende de samenwerking van artsen met schoonheids-, wellness- en verzorgingscentra.

Advies van de Nationale Raad :

In zijn vergadering van 17 januari 2015 onderzocht de Nationale Raad van de Orde van geneesheren uw vraag van 1 augustus 2014 betreffende de samenwerking van artsen met schoonheids-, wellness- en verzorgingscentra.

Sommige van deze centra trachten artsen in te schakelen voor verstrekkingen inzonderheid op het gebied van voeding, dermatologie en esthetische geneeskunde.

1° De geneeskunde mag in geen geval en op geen enkele wijze als een handelszaak worden opgevat (artikel 10 van de Code van plichtenleer).

Het is in strijd met de plichtenleer dat een arts raadplegingen, voorschriften of medische adviezen verstrekt in handelscentra of op om het even welke plek waar door hem voorgeschreven of door hem gebruikte geneesmiddelen, producten of apparaten worden verkocht.

De arts mag zich bij zijn zorgaanbod slechts laten leiden door het belang van de patiënt en niet door persoonlijk voordeel.

De beroepsonafhankelijkheid van de arts vormt de basis van de vertrouwensrelatie met de patiënt. Daarnaast wettigt ze het vertrouwen van de maatschappij en impliceert ze dat de arts zijn verantwoordelijkheid opneemt bij het beheer van de middelen van de gemeenschap.

De arts mag zich niet laten beïnvloeden - of de schijn hiervan opwekken - door een ander doel dan de gezondheid van de patiënt, zoals de verkoop door derden van cosmeticaproducten of diensten (massage, epilatie, gymlessen, enz.).

Hij moet vermijden dat een handelszaak gebruik maakt van zijn activiteit om patiënten aan te trekken door bijvoorbeeld gewag te maken van medisch toezicht of medisch advies.

De arts moet er zich tegen verzetten dat handelszaken zijn naam of zijn beroepsactiviteit gebruiken voor reclamedoeleinden.
De ronseling van patiënten of de collusie via dergelijke centra zijn verboden.

Bij de uitoefening van zijn beroep dient de arts slechts samen te werken met personen die beschikken over de beroepskwalificaties die zijn vereist door de wetgeving betreffende de gezondheidszorgberoepen (met name artikel 5, § 1, van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen).

Hij weigert zijn medewerking te verlenen aan eender welke vorm van onwettige uitoefening van de geneeskunde.

2° Voordat een arts start met zijn praktijk op een plek die hij deelt met andere beroepen moet hij informatie inwinnen over de structuur van de onderneming, de activiteiten die er worden uitgeoefend en de uitoefeningsvoorwaarden voor zijn praktijk.

De geneeskunde moet worden beoefend in een omgeving die de uitoefening van een kwaliteitsvolle geneeskunde stimuleert. Dit vergt lokalen waarin het medisch geheim kan worden gevrijwaard, waarin wordt voldaan aan de eisen inzake hygiëne, die correct zijn uitgerust met het oog op de handelingen die er worden verricht en die waarborgen dat de bewaring en de inzage van de medische dossiers gebeuren onder de verantwoordelijkheid van de arts.

De Nationale Raad herinnert eraan dat elke overeenkomst tussen artsen of artsen-vennootschappen en niet-artsen en die een invloed kan hebben op de deontologische aspecten van de beroepsuitoefening van de arts schriftelijk dient te worden vastgelegd en slechts mag worden ondertekend nadat het ontwerp ervan op deontologisch vlak werd goedgekeurd door de bevoegde provinciale raad en dat hetzelfde geldt voor elke wijziging van een dergelijke overeenkomst (artikel 173, § 1, van de Code van geneeskundige plichtenleer).

Bij de beoordeling van deze overeenkomsten gaat de provinciale raad na of de samenwerking in overeenstemming is met de regels van geneeskundige plichtenleer.

De provinciale raad controleert of de arts bij de bekendmaking van zijn activiteit de deontologische en wettelijke regels naleeft, met name de wet van 23 mei 2013 tot regeling van de vereiste kwalificaties om ingrepen van niet-heelkundige esthetische geneeskunde en esthetische heelkunde uit te voeren en tot regeling van de reclame en informatie betreffende die ingrepen.

3° Wat meer bepaald de verstrekkingen van esthetische geneeskunde betreft, verwijst de Nationale Raad naar zijn advies van 20 september 2014, "Problematiek van inrichtingen die patiënten laten overnachten na een heelkundige esthetische ingreep", Tijdschrift van de Nationale Raad, nr. 147.

Voorts verwijst hij naar zijn advies van 16 april 2011, "Toediening van botulinetoxine (botox)", Tijdschrift van de Nationale Raad nr. 133.

Honoraria03/03/2012 Documentcode: a137022
Verkoop van medische verstrekkingen via internet, meer bepaald via de website www.groupon.be

Aan de Nationale Raad wordt het standpunt gevraagd nopens de verkoop van medische verstrekking via internet, meer bepaald via de website www.groupon.be.

Advies van de Nationale Raad :

Perscommuniqué
In zijn vergadering van 3 maart 2012 heeft de Nationale Raad van de Orde van geneesheren de verkoop van medische verstrekkingen via internet, meer bepaald via de website www.groupon.be, onderzocht.

De televerkoop waarbij artsen medische verstrekkingen, desgevallend aan "voordeeltarief", aanbieden is strijdig met de regels van geneeskundige plichtenleer betreffende reclame en het vaststellen van de erelonen. Artsen die gelinkt zijn aan deze praktijken kunnen tuchtrechtelijk worden vervolgd.

Bovendien is de door een arts gemaakte reclame onderworpen aan de wet van 2 augustus 2002 betreffende de misleidende en vergelijkende reclame, de onrechtmatige bedingen en de op afstand gesloten overeenkomsten inzake de vrije beroepen en aan de wet van 6 juli 2011 tot instelling van een verbod op reclame voor ingrepen van medische esthetiek en tot regeling van de informatie over dergelijke ingrepen, die de aanwending van financiële argumenten uitdrukkelijk verbiedt.

De verkoop van medische verstrekkingen via internet, zonder rechtstreeks voorafgaand contact met de patiënt, biedt deze laatste niet de mogelijkheid tot een optimale uitoefening van zijn rechten zoals ze zijn vastgelegd in de Patiëntenwet van 22 augustus 2002, die hem in het bijzonder het recht toekent op duidelijke informatie, met name over zijn gezondheidstoestand, op basis waarvan hij kan instemmen met de ingreep van de beoefenaar.

De Orde van geneesheren ziet erop toe dat de bovenstaande regels worden nageleefd door zijn leden. Feiten betreffende artsen die niet zijn ingeschreven op zijn Lijst worden systematisch ter kennis gebracht van de bevoegde instanties.

Publiciteit en reclame29/10/2011 Documentcode: a135009
Het internetplatform www.verbeterjezorg.be

PERSBERICHT

Diverse journalisten vragen het advies van de Nationale Raad omtrent het internetplatform www.verbeterjezorg.be, dat de mogelijkheid biedt ervaringen omtrent artsen en andere zorgverstrekkers te melden. Tevens bestaat de mogelijkheid de artsen en andere zorgverstrekkers te beoordelen, zowel in positieve als in negatieve zin.

Advies van de Nationale Raad :

In zijn vergadering van 29 oktober 2011 nam de Nationale Raad van de Orde van geneesheren kennis van het bestaan van het door het innovatiebureau "i12 social innovation" gecreëerde internetplatform www.verbeterjezorg.be, dat de mogelijkheid biedt ervaringen omtrent artsen en andere zorgverstrekkers te melden. Tevens bestaat de mogelijkheid de artsen en andere zorgverstrekkers te beoordelen, zowel in positieve als in negatieve zin.

Om volgende redenen keurt de Nationale Raad van de Orde van geneesheren het internetplatform www.verbeterjezorg.be nadrukkelijk af.

De niet-controleerbare en aldus niet-beoordeelbare op de website ingegeven informatie kan niet alleen de betrokken arts, maar ook zijn patiënten en de noodzakelijke vertrouwensverhouding arts-patiënt ernstige schade toebrengen.

In strijd met de blijkbare overtuiging van de website-initiatiefnemer is er geen zekerheid dat de gegevensinvulling gebeurt door een patiënt van de vermelde arts: zij kan immers uitgaan van een al dan niet aan een patiënt gerelateerde derde. Ingeval de patiënt zelf de informatie heeft gegeven vertoont zij geen waarborg inzake correctheid en goede trouw, om niet te spreken van de loyaliteit van de bedoeling. In bepaalde gevallen kan dit initiatief zelfs een concurrentieel oogmerk hebben, wat geen objectiviteit garandeert. Subjectief ingegeven kan zij, in voorkomend geval, lasterlijk en eerrovend zijn.

De verspreide informatie kan van die aard zijn dat de arts ten onrechte in een slecht daglicht wordt gesteld met als gevolg een onterechte aantasting van zijn reputatie en op zijn minst een betreurenswaardige weerslag op de vertrouwensrelatie van die arts met zijn andere patiënten, die van een voor hen heilzaam medisch contact zouden kunnen afzien. Deze toestand zal niet alleen zeer nadelig zijn voor de betrokken arts maar ook, zelfs vooral, voor die patiënten.

Daarenboven is de Nationale Raad van mening dat een arts die zich op deze internetsite laat registreren tekort komt aan zijn deontologische verplichtingen (artikelen 12 tot 17 van hoofdstuk III, betreffende publiciteit, van de Code van geneeskundige plichtenleer).

De Nationale Raad heeft geen principieel bezwaar tegen de beoordeling van artsen, wat door het tuchtrechtelijke optreden tegen niet correct handelende artsen in de praktijk wordt gestaafd.

Daarbij verwijst de Nationale Raad naar het artikel 11 van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt, die deze laatste de mogelijkheid biedt een klacht in te dienen bij de bevoegde ombudsdienst. Naast de bemiddeling betreffende de klacht, heeft de ombudsfunctie onder meer tot opdracht de communicatie te bevorderen tussen de patiënt en de beroepsbeoefenaar, alsook aanbevelingen te formuleren ter voorkoming van herhaling van tekortkomingen.

Publiciteit en reclame16/07/2011 Documentcode: a134009
Deelname van artsen aan televisie-uitzendingen, docusoaps en artikels in de pers

Gezien talrijke reacties naar aanleiding van bepaalde reality-televisie-uitzendingen, docusoaps en artikels in de pers wenst de Nationale Raad de artsen te wijzen op de mogelijke deontologische ontsporingen in verband met publiciteit.

Advies van de Nationale Raad :

In zijn vergadering van 16 juli 2011 heeft de Nationale Raad van de Orde van geneesheren het volgende advies uitgebracht met betrekking tot de deelname aan televisie-uitzendingen.

Gezien de reacties van heel wat confraters naar aanleiding van bepaalde reality-televisie-uitzendingen, docusoaps en artikels in de pers, wenst de Nationale Raad de artsen te wijzen op de mogelijke deontologische ontsporingen in verband met publiciteit.

Aangezien medische informatie de bevolking voornamelijk bereikt via de media, is het aanbevolen dat het artsenkorps zijn medewerking verleent aan deze initiatieven. Het is wenselijk met de pers te spreken om informatie te verstrekken aan het publiek, maar men moet erop letten dat deze informatie waarheidsgetrouw, objectief, relevant, verifieerbaar, discreet en duidelijk is. Ze mag in geen geval misleidend of vergelijkend zijn.

In de eerste plaats dient eraan herinnerd dat de toegelaten inlichtingen betrekking hebben op datgene wat voor de activiteit van de arts tot het openbare domein behoort (plaats van activiteit, specialisme, consultatie-uren, enz.). Formele informatie die strekt tot ronseling is deontologisch ontoelaatbaar. De artikelen 12 tot 17 van de Code van geneeskundige plichtenleer betreffende publiciteit dienen geëerbiedigd te worden, met inbegrip van artikel 15 volgens hetwelk artsen zich daadwerkelijk dienen te verzetten tegen elke publiciteit die de bepalingen van de artikelen 13 en 14 niet naleeft.

Artikel 16 bepaalt eveneens dat de provinciale raad voorafgaandelijk ingelicht dient te worden vóór elke medewerking met de media. Behalve in geval van dringendheid waarbij een tussenkomst absoluut niet kan uitgesteld worden, heeft dit contact tot doel de provinciale raad in staat te stellen kennis te nemen van de elementen die de arts denkt mee te delen en opmerkingen te formuleren in het kader van een collegiale dialoog. De Nationale Raad wijst de provinciale raden op hun verantwoordelijkheid om aan dit probleem de aandacht te schenken die het verdient.

Bovendien dient eraan herinnerd dat wanneer patiënten, samen met de arts, betrokken zijn bij deze contacten met de media, de arts zich ervan dient te vergewissen dat de patiënten nauwgezet ingelicht werden en hun toestemming gaven, overeenkomstig artikel 17 van de Code.

Aangezien deze regels de laatste tijd herhaaldelijk met voeten getreden werden, is het noodzakelijk preciseringen aan te brengen. In dit opzicht acht de Nationale Raad het zinvol aan de provinciale raden "guidelines" te verstrekken in de vorm van een charter dat nagekomen dient te worden door iedere arts die zijn medewerking verleent aan de media :

1° Behoudens dringende noodzaak moet de provinciale raad voorafgaandelijk ingelicht zijn en moet indien de arts werkzaam is in een zorginstelling de goedkeuring van de hoofdarts en van de voorzitter van de medische raad verkregen zijn. Indien het initiatief uitgaat van de niet-medische directie van de zorginstelling dient de hoofdarts de deontologische reikwijdte van elk initiatief na te gaan en er zich indien nodig tegen te verzetten (cf. advies van de Nationale Raad van 14 april 2008 betreffende de taken van de hoofdarts, TNR, nr. 120 p. 8).

2° De verstrekte informatie moet in overeenstemming zijn met het artikel 13 van de Code. Er zal in het bijzonder op gelet worden dat de titel van een uitzending niet ronselend is.

3° Het is aangewezen dat de persoon waarover een uitzending, interview of artikel handelt, in één keer aan bod komt en niet "in serie" om zo de getrapte val van ronselende publiciteit te vermijden.

4° Wanneer patiënten meewerken aan een uitzending dient de arts zich er persoonlijk van te vergewissen dat de voorwaarden in artikel 17 van de Code vervuld werden en dat de mogelijke gevolgen voor deze patiënten op het gebied van hun imago of van de eerbiediging van hun persoonlijke levenssfeer met hen overlopen en besproken werden.

5° De arts dient te reageren via een recht van antwoord of op gelijkaardige wijze (artikel 15 van de Code) indien artikels of introductiefilmpjes ronselende publiciteit voor het artikel of de geplande uitzending maken.

Cliënteel28/05/2011 Documentcode: a134001
Weerslag van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 5 april 2011

De Nationale Raad wordt om advies verzocht betreffende de weerslag op de geneeskundige plichtenleer van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 5 april 2011 in de zaak C-119/09.

Met dit arrest verklaart het Hof voor recht dat artikel 24, lid 1, van richtlijn 2006/123/EG betreffende diensten op de interne markt, aldus moet worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling die de beoefenaars van een gereglementeerd beroep, zoals het beroep van accountant, volledig verbiedt actief cliënten te werven.

PERSCOMMUNIQUE

In zijn vergadering van 28 mei 2011 heeft de Nationale Raad van de Orde van geneesheren kennis genomen van een arrest van 5 april 2011 van het Hof van Justitie van de Europese Unie (grote kamer) betreffende de interpretatie van het artikel 24 van de richtlijn 2006/123/EG van 12 december 2006 van het Europees Parlement en de Raad (van de Europese Unie) betreffende diensten op de interne markt.

Naar luid van het punt 2.f van het artikel 2 (Werkingssfeer) van de gezegde richtlijn is deze niet toepasselijk op diensten van de gezondheidszorg, al dan niet verleend door gezondheidszorgfaciliteiten en ongeacht de wijze waarop zij op nationaal niveau zijn georganiseerd en worden gefinancierd en ongeacht de vraag of de diensten openbaar of particulier van aard zijn.

De door het voormelde arrest gegeven interpretatie van dit artikel betreft dus niet de "diensten van de gezondheidszorg", waarvan de uitoefening van de geneeskunde deel uitmaakt.

Publiciteit en reclame16/04/2011 Documentcode: a133018
Toediening van botulinetoxine (botox)

Een televisiezender vraagt wie Botox injecties mag geven, waar dit moet gebeuren en/of er reclame voor gemaakt mag worden.

Advies van de Nationale Raad :

In zijn vergadering van 16 april 2011 besprak de Nationale Raad van de Orde van geneesheren uw vragen betreffende Botox.

Botulinetoxine type A is een werkzame stof van Botox. Deze toxine induceert een verlamming van de dwarsgestreepte spieren door het blokkeren van de zenuwprikkel ter hoogte van de neuromusculaire overgang.

Botulinetoxine wordt ondermeer toegepast in de neurologie, dermatologie, urologie en oftalmologie. Het wordt ook gebruikt voor esthetische doeleinden.

Er zijn een aantal contra-indicaties gekend en tijdens de behandeling kunnen ongewenste neveneffecten en soms ernstige verwikkelingen optreden.

De Nationale Raad is dan ook van mening dat toediening van Botulinetoxine enkel mag gebeuren door artsen in een medisch-professionele omkadering.

Betreffende uw vraag over reclame verwijst de Nationale Raad naar hoofdstuk III, artikel 12 tot en met 17, van de Code van geneeskundige plichtenleer.


Bijlage : artikel 12 tot en met 17 van de Code van geneeskundige plichtenleer.

HOOFDSTUK III

PUBLICITEIT
(Gewijzigd op 21 september 2002)


Art. 12 Mits naleving van de bepalingen van dit hoofdstuk kunnen geneesheren hun medische activiteit kenbaar maken aan het publiek.


Art. 13 §1. De verstrekte informatie dient waarheidsgetrouw, objectief, relevant, verifieerbaar, discreet en duidelijk te zijn. Zij mag in geen geval misleiden. Zij mag niet vergelijkend zijn.
Resultaten van onderzoeken en behandelingen mogen niet voor publicitaire doeleinden worden aangewend.

§2. Publiciteit mag het algemeen belang inzake de volksgezondheid niet schaden. Zij mag niet aanzetten tot overbodige onderzoeken of behandelingen.
Ronseling van patiënten is niet toegelaten.
De campagnes voor preventie en vroegdetectie dienen wetenschappelijk onderbouwd te zijn en vereisen de voorafgaande toelating van de bevoegde ordinale instantie.

§3. Bij het voeren van publiciteit dienen de geneesheren de regels van het medisch beroepsgeheim te eerbiedigen.


Art. 14 De verwoording en vormgeving van de publiciteit evenals de hierbij gebruikte methoden en technieken - inclusief internetsites, naamborden, briefhoofden en vermeldingen in gidsen - moeten beantwoorden aan de bepalingen van artikel 13.


Art. 15 Geneesheren dienen zich daadwerkelijk te verzetten tegen elke door derden gevoerde publiciteit, betreffende hun medische activiteit, die de bepalingen van dit hoofdstuk niet naleeft.


Art. 16 Geneesheren mogen hun medewerking verlenen aan de media met het oog op het verstrekken van medische informatie die belangrijk en nuttig kan zijn voor het publiek.
Hierbij dienen de bepalingen van dit hoofdstuk nageleefd te worden.

De geneesheer zal voorafgaandelijk de provinciale raad waarbij hij ingeschreven is inlichten over zijn medewerking met de media.


Art. 17 Wanneer patiënten door de media betrokken worden bij het informeren van het publiek mogen geneesheren alleen meewerken voor zover de persoonlijke levenssfeer en de waardigheid van deze patiënten geëerbiedigd worden. In die omstandigheden dienen de geneesheren er zich van te vergewissen dat de patiënten volledig geïnformeerd werden en vrij toestemden tot medewerking.