keyboard_arrow_right
Deontologie

Vermeldingen in de telefoongids

De Nationale Raad neemt inzage van het rapport ter zake en vaardigt onderstaand advies uit:
De Nationale Raad heeft in zijn vergadering van 27 februari 1988 beslist navolgende vermeldingen zowel in de Officiële Telefoongids (wit) als in de "Gouden Gids" (beroepen) toe te laten:

  1. naam, voornaam, adres en telefoonnummer van het kabinet;
  2. de vermeldingen toegelaten conform het advies van de Nationale Raad m.b.t. de naamborden (cfr. O.T. nr 32, 1983‑1984, p. 21)
  3. naam, voornaam, adres en telefoonnummer van de privé woonplaats.

De redactie acht het nuttig hieronder het advies inzake de vermeldingen op naamborden van geneesheren‑specialisten integraal te hernemen.

In zijn vergadering van 9 juli 1983, heeft de Nationale Raad het volgende advies uitgebracht, waarin rekening werd gehouden met:

  1. de wettelijke bepalingen en onder meer de koninklijke besluiten tot regeling van de nomenclatuur voor de terugbetaling van verstrekkingen en handelingen inzake ziekte‑ en invaliditeitsverzekering;
  2. de nieuwe specialismen en sub‑specialismen die voortdurend ontstaan;
  3. het feit dat de laatste jaren in toenemende mate op naamborden melding wordt gemaakt van specialismen die wetenschappelijk nog niet erkend zijn of van fantaisistische gegevens met een uitgesproken publicitair karakter.

Toegelaten vermeldingen op naamborden

Artikd 13 van de Code van geneeskundige Plichtenleer:

§ 1. De vermeldingen op naamborden (...), moeten bescheiden zijn naar vorm en inhoud.

§ 2. Op het naambord van een geneeskundig kabinet worden alleen vermeld: naam en voornamen, watelijke titel, uitgeoefende specialiteit, spreekdagen en ‑uren, en gebeurlijk het telefoonnummer.

§ 5. De geneesheer mag geen gewag maken van een bevoegdheid die hij niet bezit.

De Nationale Raad is van oordeel dat gelet op de richtlijnen vervat in artikel 13 en meer bepaald in § 5, en abstractie gemaakt van de titel van "Doctor in de geneeskunde", één of maximaal twee vermeldingen zijn toegelaten. Naargelang de hieronder beschreven mogelijkheden dienen de vooropgestelde criteria strikt te worden nageleefd.

A. In bet kader van de vermelding van een erkend specialisme

A.1. Eén enkele vermelding

De vermelding van het specialisme waarvoor de arts bij besluit van de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, als specialist werd erkend of erkend krachtens de richtlijn 75/362/EEG.

A.2. Twee vermeldingen

Als eerste vermelding, het specialisme vermeld onder A.1. Als tweede vermelding, een tak van dit specialisme op voorwaarde dat de arts daarin voldoende kennis en ervaring heeft verworven.

De arts moet erop letten dat:

  • de vermelding conventioneel is en voor het publiek begrijpelijk;
  • hij de patiënt voldoende garanties biedt.
    Interesse of een beperkte stage zijn onvoldoende.
    Desgevallend zal de arts zich voor zijn Provinciale raad moeten verantwoorden over de wijze waarop hij de vereiste kennis en ervaring heeft verworven;
  • het vermelde sub‑specialisme kan beschouwd worden als een deel van het specialisme waarvoor de arts werd erkend omwille van de problemen inzake terugbetalingen.

B. In het kader van de vermelding van sub-specialismen

B.1. Eén enkele vermelding

Een sub‑specialisme van het specialisme waarvoor hij globaal werd erkend op voorwaarde dat:

  • de arts, gedurende twee jaar, full‑time assistent is geweest in een dienst waar deze tak van het specialisme waarin hij werd erkend, quasi uitsluitend werd beoefend;

  • het vermelde sub‑specialisme kan beschouwd worden als een deel van het specialisme waarvoor de arts werd erkend omwille van de problemen inzake terugbetalingen;

  • de andere takken van het specialisme slechts worden beoefend in het kader van de wachtdienst onder voorwaarde dat hij daartoe nog de vereiste competentie heeft.

B.2. Twee vermeldingen

Als eerste vermelding, het sub‑specialisme vermeld onder B.1 . Als tweede vermelding, een tak van dit sub‑specialisme op voorwaarde dat de arts het bewijs kan leveren van een grotere kennis en ervaring in deze materie dan de arts bedoeld onder B.1.

C. Bijzonder geval

De geneesheer die voor een erkend specialisme werd erkend maar daarnaast een opleiding heeft genoten die hem toelaat in een ander specialisme te worden erkend zonder daarvoor evenwel een erkenning te hebben bekomen, moet op zijn naambord het erkend specialisme vermelden en mag, desgewenst, in de tweede plaats melding maken van het specialisme waarvoor hij wel de opleiding maar niet de erkenning heeft bekomen.

Het is in ieder geval uitgesloten exclusief dit laatste specialisme te vermelden.

Voorbeeld:
de geneesheer erkend als specialist inwendige ziekten maar met een opleiding die hem zou toelaten erkend te worden als cardioloog ‑ zonder dat hij evenwel de erkenning daarin bezit ‑, mag vermelden:
ofwel: inwendige geneeskunde
ofwel: inwendige geneeskunde ‑ cardiologie,
maar mag in geen geval enkel cardiologie vermelden.