keyboard_arrow_right
Deontologie

Resultaten

Resultaten

Arbitrage17/07/2004 Documentcode: a106004
Controlegeneeskunde - Arbitrage

Een provinciale raad stuurt de Nationale Raad een brief door van een arbitragearts die advies vraagt betreffende een aantal aspecten van de controlegeneeskunde. In de praktijk rijzen er meerdere problemen omtrent de aanwijzing van een arts-scheidsrechter - al dan niet in collegiaal overleg - en de taak van de opvolgingscommissie hierbij, de betaling van de erelonen voor arbitrages en de rol van een vervangende behandelende arts bij beslissingen inzake arbeidsongeschiktheid.

Advies van de Nationale Raad :

De wet van 13 juni 1999 betreffende de controlegeneeskunde bepaalt in artikel 8, §5, dat de geschillen van medische aard welke rijzen tussen werknemer en controlearts beslecht worden bij wijze van scheidsrechterlijke procedure. Binnen twee werkdagen na de overhandiging van de bevindingen door de controlearts kan de werkgever aan de controlearts en de werknemer aan diegene die hem het geneeskundig getuigschrift heeft overhandigd, uitdrukkelijk machtiging geven om de arts-scheidsrechter aan te wijzen. In onderling akkoord kan de arts-scheidsrechter aangewezen worden buiten de officiële lijst zoals blijkt uit de inleidende uiteenzetting van de minister van Tewerkstelling en Arbeid bij het wetsontwerp betreffende de controlegeneeskunde (Parl. Doc. Kamer, Gewone zitting 1998-1999, nr. 2106/4, p. 3) en uit het advies nr. 1244 van de Nationale Arbeidsraad van 6 oktober 1998. Indien over deze aanwijzing binnen voornoemde termijn geen akkoord kan worden bereikt kan de meest gerede partij (werkgever of werknemer) een arts-scheidsrechter aanwijzen die voldoet aan de bepalingen van de wet (artikel 6) en voorkomt op de lijst die in uitvoering van voornoemde wet werd vastgesteld. Dit laatste geschiedt ook binnen twee werkdagen.
De arts-scheidsrechter beslist, na uitvoering van een medisch onderzoek, binnen drie werkdagen na zijn aanwijzing.

Logischerwijze kan hieruit worden afgeleid dat er binnen twee werkdagen na het verslag van de controlearts aan de werkgever in eerste instantie in collegiaal overleg een arts-scheidsrechter kan worden aangeduid. Indien dit niet gebeurt, komt het de meest gerede partij (hetzij werkgever, hetzij werknemer) toe eigenmachtig een arts-scheidsrechter aan te wijzen uit de daartoe beschikbare lijst. De wet vermeldt echter niet of dit persoonlijk dient te gebeuren of via een daartoe door de betrokken partij gemandateerde persoon of instantie.
In beide procedures vallen de kosten ten laste van de verliezende partij.

Wat de in collegiaal overleg aan te duiden scheidsrechter betreft, staat het elke provinciale raad vrij hiervoor lijsten van kandidaten ter beschikking te stellen.

De opvolgingscommissie heeft de wettelijke bevoegdheid om alle klachten te behandelen omtrent de organisatie van de controle, de bevoegdheid en de onafhankelijkheid van zowel controleartsen als artsen-scheidsrechters, dit binnen het gestelde wettelijke kader.
De medisch-deontologische aspecten van de controleprocedure vallen uiteraard onder de bevoegdheid van de betrokken provinciale raad van de Orde.

Een vervangende arts heeft bij betwistingen over arbeidsongeschiktheid als "behandelende partij” dezelfde rechten en bevoegdheden als de arts die oorspronkelijk het attest van arbeidsongeschiktheid heeft uitgeschreven.

Arbitrage24/04/1999 Documentcode: a085001
Optreden van een provinciale raad als scheidsrechter

Een provinciale raad vraagt het advies van de Nationale Raad omtrent de mogelijkheid voor hem om in een overeenkomst tussen artsen als scheidsrechter te worden aangeduid ter beslechting van een onenigheid tussen de partijen over de uitvoering van een bepaald punt van die overeenkomst, bijvoorbeeld de voorwaarden van vestiging van een stagedoende arts na het einde van de opleiding bij diens stagemeester.
De bijzitter van de provinciale raad heeft er bezwaren tegen dat deze laatste zou optreden als scheidsrechter, behalve wanneer het gaat om de wettelijk expliciet voorziene bevoegdheid inzake honorariabetwistingen.

Na rondvraag bij de verschillende provinciale raden naar voorbeelden van arbitrageclausules zoals die voorkomen in contracten die ter goedkeuring aan de provinciale raden worden voorgelegd, brengt de Nationale Raad volgend advies uit:

De Nationale Raad besprak in zijn vergadering van 24 april 1999 de adviesaanvraag van de PR X betreffende het optreden van de provinciale raad als scheidsrechter.

Hij bracht het volgende advies uit :

De enige bevoegdheid die de provinciale raad als scheidsrechter heeft, is, op gezamenlijk verzoek van de belanghebbenden, te beslissen over alle geschillen betreffende de door de geneesheer aan zijn kliënt gevraagde honoraria, behoudens bedingen tot toekenning van bevoegdheid die neergelegd zijn in de overeenkomsten of verbintenissen gesloten inzake de ziekte- en invaliditeitsverzekering (art. 6 quinto van het K.B. nr. 79 van 10 november 1967). Dit optreden, zonder tuchtrechtelijk karakter, is niet verplicht voor de provinciale raden.

Bijgevolg is het wenselijk dat de contractuele overeenkomsten niet langer melding maken van de arbitrage daar de provinciale raden geen arbitragebe¬voegdheid hebben in deze materies. In contracten, andere overeenkomsten of huishoudelijke reglementen is het dan ook raadzaam zich te beperken tot een formulering van het type : "Elk geschil van deontologische aard dient te worden voorgelegd aan de provinciale raad".

Arbitrage16/05/1998 Documentcode: a081015
Controle van de afwezigheid wegens ziekte van het Vlaams onderwijspersoneel

Controle op de afwezigheid wegens ziekte van het Vlaams onderwijspersoneel

De Nationale Raad ontvangt verscheidene adviesaanvragen in verband met de ziektecontrole binnen het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.
Mevrouw W. DEMEESTER, Vlaams minister voor Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid, vraagt advies over het ontwerpbesluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 8 december 1993 betreffende de controle op de afwezigheid wegens ziekte.

De Nationale Raad doet onderstaand advies geworden aan minister DEMEESTER, met kopie ervan aan de andere adviesvragers.

In goede orde heeft de Nationale Raad uw vraag om advies van 4 mei 1998 ontvangen betreffende het ontwerp-besluit van de Vlaamse Regering omtrent de controle op de afwezigheid wegens ziekte.
Na studie van dit ontwerp-besluit en bijgevoegde nota laat de Nationale Raad U volgend deontologisch advies geworden.

In art. 5 van het ontwerp-besluit en punt 6.4.3) van de nota wordt het initiatiefrecht verlegd van de controlearts naar het personeelslid, en als dusdanig naar de behandelende arts, om contact op te nemen bij niet-akkoord met de beslissing van de controlearts.
Dit is in strijd met de deontologische regel vervat in art. 126 § 4 van de Code van geneeskundige Plichtenleer die bepaalt dat de controlerende geneesheer in elk geval contact moet opnemen met de behandelende geneesheer vooraleer een beslissing te nemen die deze van de behandelende geneesheer wijzigt. De arbeidsongeschiktheid is immers een essentieel element van de behandeling, die slechts op een wetenschappelijk verantwoorde manier kan worden bepaald mits kennis van alle onderliggende factoren, kennis eigen aan de behandelingssituatie. Het komt dus aan de controlerende geneesheer toe hierover de nodige bijkomende informatie in te winnen alvorens deze ongeschiktheid te weerleggen.

In punt 5.2 van de nota wordt gepreciseerd dat de diagnose moet worden vermeld op het medisch attest bestemd voor het controleorgaan. De Nationale Raad is en was reeds herhaaldelijk van oordeel dat dit in strijd is met het medisch beroepsgeheim aangezien dit geheim deontologisch slechts kan worden gedeeld, tenzij in gevallen bij wet vastgelegd, met een geneesheer of medewerker die bij de behandeling is betrokken. De controlearts treedt trouwens op in het belang van de werkgever en niet in het belang van de werknemer.

Bovendien is de mededeling van medische persoonsgegevens aan derden in strijd met art. 7 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.

In punt 6.4.3) en punt 7 van de nota wordt de beroepsprocedure vastgelegd, waarbij een andere arts van het controleorganisme in gezamenlijk overleg als scheidsrechter wordt aangesteld, te kiezen uit een lijst van artsen voorgelegd door het controleorganisme. Deze procedure is strijdig met het principe van de onpartijdigheid van de scheidsrechter. In zijn advies van 16 november 1991 (Tijdschrift Nationale Raad nr. 55, maart 1992) heeft de Nationale Raad dan ook bepaald dat beide partijen het recht dienen te hebben om scheidsrechters voor te dragen die in onderling overleg kunnen worden aangesteld. De Nationale Raad verwijst daarbij naar art. 1678.1 van het Gerechtelijk Wetboek dat bepaalt : "Een overeenkomst tot arbitrage is niet geldig indien daarin aan een van de partijen een bevoorrechte positie bij de aanwijzing van de scheidsman of de scheidslieden is toegekend".

Arbitrage15/11/1997 Documentcode: a079044
report_problem Dit advies verbetert het advies a075016 wat betreft het punt 6.2.
Controlegeneeskunde - Beleidsnota

Een provinciale raad zegt verbaasd te zijn over volgende passage uit de "Beleidsnota controlegeneeskunde" opgesteld door de Provinciale Raad van Brabant (N) en mits amendering onderschreven door de Nationale Raad op 7 september 1996 (Tijdschrift Nationale Raad, nr. 75, maart 1997, 41): "De controlearts mag de opdrachtgever er ook over inlichten wanneer de arbeidsongeschiktheid te wijten is aan de zware fout van de werknemer (bijv. dronkenschap)."
Volgens de provinciale raad bepaalt de wet uitdrukkelijk dat de taak van de controlearts zich ertoe beperkt na te gaan of de werknemer werkelijk arbeidsongeschikt is en dat alle andere vaststellingen onder het beroepsgeheim vallen.
Bovendien zou de "Beleidsnota controlegeneeskunde" op dit punt in tegenspraak zijn met het advies van de Nationale Raad van 21 november 1987 (Tijdschrift Nationale Raad, nr. 39, maart 1988, 14).

Antwoord van de Nationale Raad:

De Nationale Raad heeft in zijn vergadering van 18 oktober en 15 november 1997 het in uw brief van 5 mei 1997 opgeworpen probleem inzake controlegeneeskunde onderzocht.

De Nationale Raad is de mening toegedaan dat in het omstandig advies van 7 september 1996 (Tijdschrift nr 75, p. 41-49)

  1. 6.2 tweede uitzondering dient te worden beperkt tot de zin "De controlearts mag de werkgever ook inlichten over : een eventueel herval binnen de twee weken in dezelfde ziekte, of over het feit dat de arbeidsongeschiktheid te wijten is aan een ongeval";
  2. de zin "De controlearts mag de opdrachtgever er ook over inlichten wanneer de arbeidsongeschiktheid te wijten is aan de zware fout van de werknemer (bijvoorbeeld dronkenschap)" dient te worden weggelaten.

Hij heeft zich hierbij laten inspireren door het in het vorig advies reeds vermelde arrest van het Hof van Cassatie van 6 december 1984, samen te vatten als volgt:
"Krachtens art. 31, §2, voorlaatste lid, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, gaat de door de werkgever gemachtigde en betaalde geneesheer na of de werknemer werkelijk arbeidsongeschikt is, en vallen alle andere vaststellingen onder het beroepsgeheim; die wettelijk omschreven opdracht kan niet uitgebreid worden door de werkgever".

Een rechtzetting zal gepubliceerd worden in een volgend Tijdschrift van de Nationale Raad.

Advies van de Nationale Raad van 21 november 1987

Vanuit een louter deontologisch standpunt, werd door de Nationale Raad onderstaand advies uitgebracht :
1°de arbeidsgeneesheer die door de werkgever wordt verzocht om, krachtens artikel 104, § 2, van het algemeen reglement voor de arbeidsbescherming, personen te onderzoeken die, wegens de aandoeningen waaraan zij lijden een ernstig gevaar voor besmetting of onveiligheid zouden betekenen voor hun gezellen in werkplaats of kantoor, moet aan dat verzoek gevolg geven. In het kader van bedoelde opdracht, oordeelt de arbeidsgeneesheer in alle onafhankelijkheid over de aangewezen onderzoekingen.
De arbeidsgeneesheer is, zoals elke andere arts, door het beroepsgeheim gebonden. Hij mag uitsluitend verklaren dat de werknemer voor het werk geschikt of ongeschikt is;
2°indien nodig, mag de arbeidsgeneesheer de eerste zorgen toedienen; 3°een andere geneesheer dan de arbeidsgeneesheer die door de werkgever wordt geroepen, mag geen bloed afnemen.

Arbitrage23/08/1997 Documentcode: a079023
Controlegeneeskunde - Beleidsnota

Een provinciale raad stuurt de Nationale Raad een aantal opmerkingen van een arts bij de "Beleidsnota controlegeneeskunde" opgesteld door de Provinciale Raad van Brabant (N) en mits amendering onderschreven door de Nationale Raad op 7 september 1996 (Tijdschrift Nationale Raad, nr. 75, maart 1997, 41). Deze opmerkingen hebben betrekking op een aantal passages uit de Beleidsnota in verband met de mogelijkheid van een controlearts om zich uit te spreken over een verplichting voor de gecontroleerde werknemer om het werk te hervatten.

Advies van de Nationale Raad:

Niemand, controlegeneesheer, werkgever of wie dan ook kan een werknemer verplichten tot werkhervatting.

De in het punt 4.1 van de beleidsnota, in fine, voorkomende passage "indien, na overleg met de behandelende geneesheer, geconcludeerd wordt dat de werknemer arbeidsgeschikt is, impliceert dit dat die het werk de eerstvolgende werkdag (eventueel : werknacht) moet hernemen" heeft als enkele draagwijdte te benadrukken dat op (met ?) de dag van vaststelling van arbeidsgeschiktheid de aan de werknemer door zijn behandelende arts voorgeschreven rustperiode met dezes akkoord een einde neemt en de werknemer de hieropvolgende dag geen medische dekking van arbeidsafwezigheid meer heeft.

De vermelding in punt 4.3 van de beleidsnota "uit het document mag ook blijken dat de gecontroleerde ingelicht werd over het voornemen van de controlearts om een voorstel tot werkhervatting of wijziging van de periode van ziekterust te doen aan de behandelende geneesheer", is in dezelfde optiek te lezen en strekt er toe de werknemer niet in de onwetendheid te laten van het feit dat de bevindingen van de controlearts afwijken van deze van de behandelende geneesheer en dat de controlearts voornemens is in functie van zijn vaststelling van arbeidsgeschiktheid van de werknemer een voorstel van beëindiging van rustperiode aan de behandelende arts te doen, en de werknemer in te lichten over de mogelijkheid van arbitrage in geval van betwisting.
Er kan over de betreffende passages van de beleidsnota, waarin slechts schijnbaar een verplichte werkherneming is begrepen, geen misverstand bestaan.

Arbitrage07/09/1996 Documentcode: a075016
report_problem Dit advies wordt verbeterd wat betreft het punt 6.2 door het advies a079044.
Controlegeneeskunde

De Nationale Raad heeft in zijn vergadering van 7 september 1996 de tekst van de beleidsnota inzake controlegeneeskunde van de Provinciale Raad van Brabant (N) verder bestudeerd.
Hieronder vindt u de tekst die bezorgd werd aan de Provinciale Raad van Brabant (N).

CONTROLEGENEESKUNDE (WET ARBEIDSOVEREENKOMSTEN)

INHOUD

  1. WETTEKSTEN, CODE VAN GENEESKUNDIGE PLICHTENLEER, AANBEVELINGEN
    1. Wet op de Arbeidsovereenkomsten: art. 31 par.2
    2. Code van Geneeskundige Plichtenleer: artt. 119-127
    3. Aansprakelijkheid van de behandelende geneesheer, Eenvormigheid van de reglementeringen.
  2. VOORWAARDEN VOOR DE AANSTELLING TOT CONTROLE- OF ARBITRAGEARTS
    1. Wettelijk
    2. Deontologische beperkingen
  3. UITVOERING VAN DE CONTROLE
    1. Tijdstip
    2. Onderzoek
    3. Inzage van documenten
  4. CONCLUSIE VAN DE CONTROLEARTS
    1. Duur van het ziekteverlof
    2. Gedeeltelijke arbeids(on)geschiktheid
    3. Het laten ondertekenen van documenten
  5. OVERLEG MET DE BEHANDELENDE GENEESHEER
    1. Principe
    2. Rechtstreeks mondeling contact, op initiatief van de controlearts, inhoud
    3. Praktisch
  6. VERSLAG VAN DE CONTROLEARTS AAN DE OPDRACHTGEVER
    1. Principe
    2. Uitzonderingen
    3. Verslag aan de C.O.M.
    4. Informatie aan de arbeidsgeneesheer
  7. ARBITRAGE
    1. Initiatief en beslissing
    2. Aanstelling van de geneesheer-arbiter
    3. Ereloon
    4. Gezag van gewijsde
    5. Verslag van de geneesheer-arbiter
  8. VARIA
    1. Deontologie en wetgeving
    2. Reclame

1. WETTEKSTEN EN CODE VAN GENEESKUNDIGE PLICHTENLEER

1.1 Wet op de Arbeidsovereenkomsten dd.3.7.1978: art. 31 par.2

"Bovendien mag de werknemer niet weigeren een door de werkgever gemachtigd en betaald geneesheer te ontvangen, noch zich door deze te laten onderzoeken.
Behoudens wanneer de behandelende geneesheer van de werknemer oordeelt dat zijn gezondheidstoestand hem niet toelaat zich naar een andere plaats te begeven, moet de werknemer zich, desgevraagd bij de door de werkgever gemachtigde en betaalde geneesheer aanbieden. De reiskosten van de werknemer zijn ten laste van de werkgever. De door de werkgever gemachtigde en betaalde geneesheer gaat na of de werknemer werkelijk arbeidsongeschikt is; alle andere vaststellingen vallen onder het beroepsgeheim.
Onverminderd de bevoegdheid van de hoven en de rechtbanken, kan de Koning, na advies van het bevoegde paritair comité of van de Nationale Arbeidsraad, een scheidsrechterlijke procedure instellen om de geschillen van medische aard welke oprijzen tussen de geneesheer van de werknemer en de door de werkgever gemachtigde en betaalde geneesheer te beslechten."

1.2 Code van Geneeskundige Plichtenleer (bijlage 1)

De controlearts: (samenvattend)

art.119: moet de bepalingen van de Code naleven

art.121: moet de opdracht weigeren indien hij met de gecontroleerde betrekkingen onderhouden heeft die zijn vrijheid van oordeel zouden kunnen beïnvloeden.
Hij mag geen eigen patiënten controleren; behoudens overmacht of opeising mag hij - binnen de 3 jaar na het einde van zijn opdracht - geen personen die hij gecontroleerd heeft in behandeling nemen.

art.122: moet zijn beroepsonafhankelijkheid bewaren tegenover zijn opdrachtgever en andere partijen en moet enkel volgens zijn geweten handelen.

art.123: moet de gecontroleerde vooraf inlichten over zijn hoedanigheid en zijn opdracht.

art.125: par.1 : moet de filosofische overtuigingen en de menselijke waardigheid van de gecontroleerde eerbiedigen;
par.2 : licht de behandelende geneesheer in over de aandoening die hij ontdekt;
par.3 : beperkt zich tot de voor zijn opdracht dienstige maatregelen. Hij mag - met instemming van de gecontroleerde - onderzoeksmethoden aanwenden waarvan de betrokkene geen nadeel ondervindt;
par.5 : mag slechts antwoorden op de vragen van de opdrachtgever.

art.126: par.1 : moet zich collegiaal gedragen; hij onthoudt zich - in het bijzijn van de gecontroleerde - van elke beoordeling over de diagnose, de behandeling en de behandelende geneesheer.
par.2+3 : laat specialistische onderzoeken in principe door de behandelende geneesheer aanvragen en licht hem vooraf in over de resultaten van de onderzoeken die hij zelf aanvroeg;
par.4 : onthoudt zich van elke rechtstreekse inmenging in de behandeling, waaronder ook de ziekterust (O.T.26 p.48); Hij neemt contact op met de behandelende geneesheer vooraleer een beslissing te nemen die deze van de behandelende geneesheer wijzigt.

art.127 :maakt geen misbruik van zijn functie om patiënten te ronselen.

art.128: par.1 : De geneesheer die door een werkgever, een verzekeringsinstelling of een andere instelling met een controleonderzoek wordt belast, mag aan zijn niet-medische opdrachtgevers of aan derden de medische redenen die aan de basis liggen van zijn besluiten, niet bekend maken.
par.2 : Binnen het welomlijnde kader van hun opdracht zijn de geneesheren, verbonden aan maatschappijen voor levens- of ongevallenverzekeringen, niettemin gemachtigd hun opdrachtgevers in te lichten over alle nuttige vaststellingen gedaan bij kandidaat-verzekerden, of bij verzekerde zieken, gekwetsten of slachtoffers.
par.3 : De geneesheer-deskundige mag aan de rechtbank slechts de feiten bekendmaken die rechtstreeks betrekking hebben op het deskundig onderzoek en die hij bij die gelegenheid heeft ontdekt.
Al wat hij bij dit onderzoek heeft vernomen buiten het kader van zijn opdracht, moet hij verzwijgen.
par.4: De geneesheer-gerechtelijke deskundige, die in het bezit wordt gesteld van een in beslaggenomen medisch dossier, zal er zich van vergewissen dat de zegels niet werden verbroken.
Na studie van dit dossier zal hij het opnieuw verzegelen.

art.129 : De geneesheer met een van de door artikel 119 bedoelde opdrachten belast, moet vermijden de behandelende geneesheer er toe te brengen het beroepsgeheim te schenden, dat laatstgenoemde zelfs tegenover hem moet bewaren.
De medische adviseur of controlerende geneesheer, van wie de beslissing betwist wordt, mag aan het rechtscollege bij wie de zaak aanhangig is gemaakt of aan de aangestelde deskundige de bescheiden of fotocopies overmaken van al de onderzoekingen die door hem werden uitgevoerd of die hij heeft laten uivoeren, voor zover hij ze aan de raadgevende geneesheer van de patiënt heeft medegedeeld.

art. 130: De onder artikel 119 bedoelde geneesheer mag nooit een medisch dossier raadplegen zonder het akkoord van de patiënt en de toestemming van de geneesheer die voor de behandeling verantwoordelijk is; aan beiden moet hij zijn bevoegdheid en zijn opdracht kenbaar maken.

De behandelende geneesheer of de geneesheer-diensthoofd in een ziekenhuis die verantwoordelijk is voor het dossier van de zieke, moet beslissen welke documenten mogen worden medegedeeld.
Het onderzoek van deze documenten geschiedt op tegenspraak.

1.3 Aansprakelijkheid van de behandelende geneesheer.

In de huidige stand van de wetgeving is, behoudens bewezen valsheid in geschriften, de disciplinaire straf praktisch de enige mogelijke sanctie tegen de geneesheer die welwillendheidsattesten van arbeidsongeschiktheid uitschrijft.
De werkgever kan de afwezigheid wegens ziekte laten controleren.
Ingeval ze - eventueel na arbitrage - ongegrond bevonden wordt, is er geen gewaarborgd loon verschuldigd.
Niettemin verstoort het absenteïsme, dat op gemiddeld 4 % geschat wordt, de organisatie van het werk en lopen bepaalde vaste kosten door.
De Provinciale Raad zal, zoals in het verleden, met de nodige strengheid optreden tegen collegae die welwillendheidsattesten afleveren.

- Eenvormigheid van de reglementeringen.

De Provinciale Raad van Brabant is ook van mening dat moet geijverd worden voor de gelijkschakeling van alle medische controleprocedures.

2. VOORWAARDEN VOOR DE AANSTELLING TOT CONTROLE- OF ARBITRAGEARTS.

2.1. Art. 148 quater van het A.R.A.B. verbiedt Arbeidsgeneesheren na te gaan of de afwezigheid van werknemers om gezondheidsredenen gegrond is.
Voor het overige is de werkgever wettelijk volledig vrij bij de keuze van de door hem gemachtigde en betaalde geneesheer.
De gecontroleerde heeft geen inspraak in deze keuze (Cassatie 1.10.1979).
Elke geneesheer die gerechtigd is zijn beroep uit te oefenen, mag controleopdrachten aanvaarden.

2.2. Deontologisch daarentegen zijn er een aantal beperkingen:

a) men moet vijf jaar beroepservaring hebben en men moet zich kunnen beroepen op een speciale en erkende bevoegdheid terzake; hiermee wordt momenteel het diploma of getuigschrift arbeidsgeneeskunde of een licentie evaluatie menselijke schade bedoeld.
Indien men die niet heeft, moet men zich tot zijn Provinciale Raad wenden, om de zaak te bespreken en een oplossing te bereiken, die met alle elementen eigen aan ieder concreet geval rekening houdt (Nationale Raad 11.12.1993, TNR 63 p.37).

b) men mag geen controles doen in zijn eigen praktijkgebied met uitzondering van de grote agglomeraties.

c) elke geneesheer, zowel een algemeen geneeskundige als een geneesheer-specialist, kan als controlearts optreden voor zover hij zijn bevoegdheid niet overschrijdt (Nationale Raad 24.3.1990, T.N.R.48 p.29).
Naast een voldoende medische kennis en ervaring moet de controlearts ook de op controlegeneeskunde toepasselijke sociale wetgeving en de deontologische richtlijnen terzake kennen en kunnen hanteren.

d) deontologisch is er volstrekte overenigbaarheid tussen de functies van controlearts en geneesheer-arbiter (Richtlijn van de Nationale Raad dd. 16.11.1991, T.N.R. 55 p.28).
Het argument volgens hetwelk men slechts arbitrages uitvoert voor bepaalde opdrachtgevers, voor dewelke men nooit controles doet, kan niet aanvaard worden om een uitzondering toe te staan op de onverenigbaarheidsregel.

** Artsen die geregeld controle- of arbitrageopdrachten inzake arbeidsongeschiktheid aanvaarden, moeten dit melden aan de Provinciale Raad van de Orde waartoe ze behoren.

Aan de hand van de ingewonnen inlichtingen zal o.m. een lijst opgesteld worden van de artsen die als controlearts of geneesheer-arbiter kunnen optreden.

3. DE UITVOERING VAN DE CONTROLE

3.1. Tijdstip:

Controle is mogelijk vanaf het tijdstip dat de werknemer zich ziek gemeld heeft.
De rechtspraak stelt dat de controle - naar analogie met de huiszoeking - moet gebeuren op normale uren, dit wil zeggen vanaf 5 uur tot 21 uur (Arbeidshof Bergen 13.4.1979).
De controle kan wettelijk gezien op zon- en feestdagen uitgevoerd worden, doch onze Raad vraagt indien mogelijk deze dagen te vermijden uit respect voor de privacy van de werknemers.
Deze richtlijn geldt echter niet indien de betrokken zon- of feestdag een werkdag is voor de te controleren persoon.

3.2. Het onderzoek:

De gecontroleerde heeft de plicht een lichamelijk onderzoek te dulden. Overeenkomstig art.125 par.3 van de Code mogen enkel voor de diagnose noodzakelijk onderzoeken uitgevoerd worden, waar de gecontroleerde geen nadeel van ondervindt.
Voor bijkomende onderzoeken zie art. 126, par. 2 en 3.

3.3. Inzage van documenten:

De controlearts mag inzage vragen van de documenten (bijvoorbeeld resultaten van bloedonderzoeken) of radiografieën die de gecontroleerde in zijn bezit heeft.
Hij mag nagaan of de voorgeschreven geneesmiddelen werkelijk gebruikt worden.
Hij mag geen briefwisseling tussen de huisarts en de geneesheer-specialist openen, zelfs met instemming van de patiënt.

4. CONCLUSIE VAN DE CONTROLEARTS

4.1 Duur van het ziekteverlof:

Het Hof van Cassatie stelde op 20.6.1983 dat de controlearts mag antwoorden op de vraag of er al dan niet arbeidsongeschiktheid is, en dit: "niet enkel op de datum van zijn onderzoek, doch ook sedert de eerste dag van de aangevoerde periode van arbeidsongeschiktheid."

Wanneer de controlearts zich uitspreekt over arbeidsongeschiktheid vóór de dag van zijn onderzoek, dan doet hij dat zonder de gecontroleerde tijdens die periode gezien te hebben.
Wij bevelen daarom aan dit te vermijden, behalve bij manifest bedrog, en enkel de toestand op de dag van het onderzoek te beoordelen.
De werknemer wordt in dat geval geacht arbeidsongeschikt te zijn tijdens de aangevoerde ziekteperiode, die eventueel aan de controle voorafgaat.

Wanneer de controlearts de werknemer arbeidsongeschikt acht, doch niet kan instemmen met de voorgeschreven rustperiode, kan hij later een bijkomende controle uitvoeren (wanneer hij daarvoor de opdracht krijgt) of hij kan - zonder kennisgeving aan de werknemer - contact opnemen met de behandelende arts om tot een vergelijk te komen.
(Nat. Raad 20.6.1992, TNR. 57 p.27).

Indien, na overleg met de behandelende geneesheer, geconcludeerd wordt dat de werknemer arbeidsgeschikt is, impliceert dit dat die het werk de eerstvolgende werkdag (eventueel: werknacht) moet hernemen.

4.2. Arbeids(on)geschiktheid voor bepaald werk:

Het vooropstellen van arbeidsgeschiktheid voor bepaald werk (bv.: enkel werk in de dagploeg, enkel zittend werk ...) is verboden ingeval van ziekte.
De controlearts spreekt zich ingeval van ziekte enkel uit over de geschiktheid van de gecontroleerde om zijn huidig werk uit te voeren.

4.3. Het laten ondertekenen van een document door de gecontroleerde vóór het eventueel overleg met de behandelende geneesheer:
De controlearts mag de gecontroleerde enkel "voor ontvangst" een document laten ondertekenen, waaruit blijkt dat de controle uitgevoerd werd.

Uit het document mag ook blijken dat de gecontroleerde ingelicht werd over het voornemen van de controlearts om een voorstel tot werkhervatting of wijziging van de periode van ziekterust te doen aan de behandelende geneesheer, en over de mogelijkheid van arbitrage ingeval van betwisting (TNR. 52 p.27).

5. OVERLEG MET DE BEHANDELENDE GENEESHEER INGEVAL DE CONTROLEARTS NIET AKKOORD GAAT MET DE TOEGEKENDE ZIEKTEDUUR

5.1. Deontologisch principe:

Art. 126 par.4 van de Code bepaalt dat de controlearts zich moet onthouden van elke rechtstreekse inmenging in de behandeling; hij moet in elk geval contact opnemen met de behandelende geneesheer vooraleer een beslissing te nemen die deze van de behandelende geneesheer wijzigt.
De Nationale Raad stelde reeds in 1977: "Het voorschrijven van ziekteverlof aan een zieke maakt deel uit van de behandeling, en het feit dat de patiënt vóór de door diens behandelende arts vooropgestelde datum werkbekwaam verklaard wordt, is een wijziging van de behandeling". (O.T. nr. 26, p.48).

Het akkoord van de gecontroleerde met het voornemen van de controlearts om de toegekende ziekterust te verwerpen of in te korten, ontslaat de controlearts niet van de verplichting overleg te plegen met de behandelende geneesheer.

Inhoud van het overleg: De controlearts deelt zijn conclusie mee evenals de vaststellingen die ertoe geleid hebben. Hoewel beide artsen principieel gebonden zijn door het beroepsgeheim tegenover elkaar, mogen zij relevante medico-sociale gegevens uitwisselen die tot een overeenkomst kunnen leiden. (T.N.R. 51 p.24)

5.2. Rechtstreeks mondeling contact op initiatief van de controlearts:

De Nationale Raad stelde op 10.12.1988 dat het overleg moest gebeuren vooraleer de controlearts beslist tot wijziging (T.N.R. 43 p.50).
Op 16.9.1989 werd verder gepreciseerd dat het contact, voorzien in art.126 par.4 van de Code rechtstreeks en mondeling moet zijn. (T.N.R. 46 p.30).
Indien dit werkelijk onmogelijk is, kan een schriftelijk contact volstaan. Het dient eveneens rechtstreeks te gebeuren tussen controlearts en behandelende geneesheer; dus zonder tussen-komst van de patiënt. De controlearts zal hiervoor verantwoordelijkheid dragen. (T.N.R. 57 p.27)
Het overhandigen door de controlearts aan de gecontroleerde van een brief bestemd voor de behandelende geneesheer geldt niet als een vorm van voorafgaand contact.
Onwetendheid hieromtrent of het argument dat bepaalde opdrachtgevers (werkgevers, controleorganiserende maatschappijen) nog foutieve voorgedrukte formulieren ter beschikking stellen van controleartsen, zullen niet langer aanvaard worden.

Uitzondering: bij de AGD geldt het overhandigen van een brief aan de gecontroleerde als een voorafgaand contact.

Dit is niet meer het geval voor de NMBS.
Toenmalig Minister Coeme deelde op 28.2.1993 mee aan de Nationale Raad dat, wanneer een NMBS-bediende verzocht wordt vroeger het werk te hervatten dan door de behandelende geneesheer voorgeschreven werd, de geneesheer van de NMBS voortaan onmiddellijk mondeling contact zal opnemen met de behandelende geneesheer.
Wanneer het onmogelijk blijkt, zal de arts van de NMBS de behandelende geneesheer schriftelijk inlichten en verzoeken hem binnen de 48 uur bijkomende informatie te bezorgen. (TNR 60 p.35).

5.3. Praktisch zal de controlearts de behandelende geneesheer telefonisch contacteren.

  • Na het overleg, welk ook het resultaat ervan is, informeert de controlearts zijn opdrachtgever, en die licht de gecontroleerde in.
  • Ingeval de controlearts vervroegde werkhervatting binnen de 24 uur voorstaat, mag hij, om praktische redenen, dadelijk zijn standpunt als volgt onder voorbehoud aan de gecontroleerde meedelen: "Ik meen dat u morgen het werk kunt hervatten, en leg dat aan uw behandelende geneesheer voor. U zult hierover door uw werkgever ingelicht worden".
  • Blijven beide artsen bij hun uiteenlopend standpunt, dan licht de behandelende geneesheer zijn patiënt hierover in en bespreekt met hem de mogelijkheid van een arbitrage. De controlearts informeert de opdrachtgever hieromtrent.
  • Het, na een onderzoek van de controlearts, door de behandelende geneesheer afgeleverd louter herbevestigend medisch attest, geniet geen voorrang op de voorafgaande vaststellingen van de controlearts.
    Het levert geen bewijs op van de arbeidsongeschiktheid.
  • Wanneer de behandelende geneesheer, na het bereiken van een akkoord met de controlearts, een tweede ziekteattest aflevert, kan dit alleen een andere ziektetoestand betreffen. Hij dient dit te vermelden in zijn attest.

Indien het echter om een herval of een verergering van dezelfde ziekte gaat, waardoor de patiënt niet op de overeengekomen datum het werk zal kunnen hervatten, dient de behandelende geneesheer contact op te nemen met de controlearts en de arbitrage voor te stellen.
Zijn tweede attest - of dat van een ander geneesheer - volstaat immers niet om de verdere arbeidsongeschiktheid van de patiënt na de overeengekomen datum te staven.
De controlearts verwittigt op zijn beurt de opdrachtgever: de controleorganiserende maatschappij of de werkgever. Die kan eventueel een tweede controle aanvragen om de arbitrage te vermijden.

6. VERSLAG VAN DE CONTROLEARTS AAN DE OPDRACHTGEVER

6.1. Principe:

De controlearts mag zich enkel uitspreken over de arbeidsongeschiktheid van de gecontroleerde, sedert de eerste dag van de aangevoerde periode van arbeidsongeschiktheid. (zie ook supra: 4.1)
Alle andere vaststellingen vallen onder het beroepsgeheim.

De controlearts stelt zich bloot aan strafrechtelijke en disciplinaire vervolging wegens schending van het beroepsgeheim.

6.2. Uitzonderingen:

  • Enkel zakelijke mededelingen betreffende de uitvoering van de controle zelf (zonder achterliggende motieven) zijn geoorloofd, bijvoorbeeld verzet tegen controle, afwezigheid, geen akkoord met de huisarts,...
  • De controlearts mag de werkgever ook inlichten over: een eventueel herval binnen de twee weken in dezelfde ziekte, of over het feit dat de arbeidsongeschiktheid te wijten is aan een sportongeval, waarvoor de gecontroleerde een loon ontving en indien de inrichter van de wedstrijd toegangsgeld vroeg.

De controlearts mag de opdrachtgever er ook over inlichten wanneer de arbeidsongeschiktheid te wijten is aan de zware fout van de werknemer (bijvoorbeeld dronkenschap).

N.B.: bij herval binnen de twee weken in dezelfde ziekte (indien tijdens de eerste ziekteperiode het recht op gewaarborgd loon volledig of gedeeltelijk uitgeput werd) is de werkgever geen of slechts het resterende deel van het gewaarborgd loon verschuldigd.
Er is evenmin gewaarborgd loon verschuldigd bij arbeidsongeschiktheid tengevolge van een sportongeval (zoals hierboven omschreven) of van de eigen zware fout van de gecontroleerde.

Een uitspraak over het recht op gewaarborgd loon of het gebruik van de formule "Er is arbeidsongeschiktheid, doch niet ten gevolge van ziekte of ongeval" zijn niet geoorloofd.

De opdrachtgever mag ook niet vragen of verwachten ingelicht te worden over niet-medische bevindingen, bijvoorbeeld familiale moeilijkheden, conflict in het bedrijf, onlustgevoelens over het werk. Mededeling daarvan is evenmin geoorloofd.
Het Hof van Cassatie stelde in een arrest dd. 6.12.1984 dat de werkgever niet het recht heeft de opdracht van de controlearts uit te breiden.

6.3. Wanneer een controleorganiserende maatschappij (C.O.M.) de opdrachtgever is, stuurt de controlearts zijn verslag naar die maatschappij of haar hoofdgeneesheer. Voor die verslaggeving gelden dezelfde regels als voor het verslag aan de werkgever.
Wat aan de werkgever niet mag meegedeeld worden mag men evenmin meedelen aan zijn verzekeraar of aan zijn C.O.M..
De Nationale Raad stelde in een richtlijn dd. 20.10.1990 dat de controlearts tegenover de hoofdgeneesheer van de C.O.M. gebonden is door het beroepsgeheim.
De gegevens waardoor de gecontroleerden kunnen geïndentificeerd worden, mogen volstrekt niet meegedeeld worden (T.N.R. 51 p.24, nr.3 + T.N.R. 57 p.27)

6.4. De controlearts mag ook geen inlichtingen doorgeven aan de arbeidsgeneesheer van het bedrijf, behoudens globale en anonieme gegevens.
Gegevens die nuttig kunnen zijn voor de aanpassing van de arbeidsomstandigheden van de patiënt kunnen aan diens behandelende geneesheer ter kennis gebracht worden.
Deze oordeelt in hoever ze aan de arbeidsgeneesheer kunnen doorgegeven worden; uiteraard mits toestemming van de patiënt (Advies Nationale Raad 20.10.1990, T.N.R. 51 p.26, nr.5).

7. ARBITRAGE

7.1. De uitspraak van de controlearts bewijst niet dat het attest van de behandelende geneesheer onjuist was; beide uitspraken zijn evenwaardig.
Bij gebrek aan wettelijk vastgestelde procedures geldt arbitrage in der minne of aanstelling van een arbiter door de arbeidsrechtbank.

De beslissing of er zal overgegaan worden tot de arbitrage wordt genomen in overleg tussen de geneesheren en hun opdrachtgevers. De werknemer en de werkgever moeten vooraf een arbitrageovereenkomst ondertekenen. Een model van deze overeenkomst is bij deze nota gevoegd.
Het initiatief voor de arbitrage wordt genomen door "de meest gerede partij". Om te weten wie als meest gerede partij dient beschouwd, wordt er door de rechtspraak verwezen naar de algemene principes inzake bewijslast.
Het komt die partij toe, die in een bepaalde situatie een beslissing wil treffen (bijvoorbeeld afdanking wegens ongewettigde afwezigheid) of een aanspraak wil laten gelden (bijvoorbeeld betaling van gewaarborgd loon), de fundering van haar initiatief te leveren.

7.2. Aanstelling van de geneesheer-arbiter:

De geneesheer-arbiter moet aan dezelfde voorwaarden als de controle-arts voldoen: voldoende beroepsanciënniteit hebben en of beschikken over een speciale en erkende bevoegdheid terzake, geen arbitrages doen bij huidige of gewezen patiënten, niet optreden in zijn praktijkgebied, zijn bevoegdheid niet overschrijden en onafhankelijk zijn tegenover beide partijen.

De Nationale Raad stelde bovendien op 16.11.1991 dat er onverenigbaarheid is tussen de functies van controlearts en geneesheer-arbiter. (T.N.R. 55 p.28).

De aanstelling gebeurt in der minne; het voorleggen van een lijst van kandidaat-arbiters door de controlearts wordt aanvaard, doch de behandelende geneesheer heeft ook het recht om kandidaat-scheidsrechters voor te dragen. (Nationale Raad 16.11.1991, T.N.R. 55, p.28).

Wanneer de beide artsen het niet eens geraken over de keuze van de geneesheer-arbiter, staan er twee mogelijkheden open.

Men kan die keuze overlaten aan de voorzitter van de Provinicale Raad van de Orde.
Beide artsen dienen vooraf mondeling in te stemmen met de afstand van de keuze aan de voorzitter. Hij kan een raadslid of een andere collega belasten met de arbitrage.
Indien de beide betrokken geneesheren niet bij de Nederlandstalige Provinciale Raad van Brabant ingeschreven zijn, doch één van hen aangesloten is bij de Franstalige Raad, dient men zich te wenden tot de Raad die de taal van de gecontroleerde gebruikt.

Men kan (in principe: de partij die het initiatief nam voor de arbitrage) zich ook met een verzoekschrift wenden tot de voorzitter van de Arbeidsrechtbank, om in kort geding de aanstelling van een geneesheer-arbiter te bekomen.
Hierdoor wordt het geschil niet ten gronde aanhangig gemaakt bij de Arbeidsrechtbank; men handhaaft de procedure in der minne.
De rechter zal enkel een geneesheer-arbiter aanstellen en deze collega beslist in laatste aanleg over de arbeidsongeschiktheid.
Ingeval een partij de bovengenoemde procedure niet volgt en eenzijdig een geneesheer-arbiter aanstelt, kan de arbitrage in rechte betwist worden, en heeft de andere partij de mogelijkheid dit te melden aan de bevoegde Provinciale Raad van de Orde der Geneesheren, die disciplinair kan optreden.

7.3. Het ereloon van de geneesheer-arbiter en de overige kosten vallen ten laste van de in het ongelijk gestelde partij, tenzij anders overeengekomen werd door de partijen.
Het ereloon moet gematigd en bescheiden zijn.
De geneesheer-arbiter bepaalt zijn ereloon geval per geval, en moet het bedrag - op vraag van zijn Provinciale Raad - aan de hand van een gedetailleerde ereloonstaat kunnen verantwoorden.

7.4. De scheidsrechterlijke uitspraak heeft gezag van gewijsde, dit wil zeggen dat ze bindend is voor beide partijen tenzij ze in rechte vernietigd wordt.

De vordering tot vernietiging moet ingesteld worden bij de Rechtbank van Eerste Aanleg.
Art. 1704, 2° van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt 10 redenen op grond van dewelke een scheidsrechterlijke uitspraak kan vernietigd worden.

7.5. Het verslag van de geneesheer-arbiter aan de patiënt en de werkgever of zijn C.O.M., mag slechts de arbeidsgeschiktheid van de patiënt betreffen, zonder enige verdere verantwoording.
Aan de behandelende geneesheer en de controlearts mag hij wel de medische elementen bekendmaken waarop hij zijn beslissing baseerde (Nationale Raad 16.1.1988, T.N.R. 40 p.33).

Tegenover de hoofdgeneesheer van de C.O.M. is hij gebonden door het beroepsgeheim; hij mag hem geen enkel gegeven omtrent de patiënt meedelen (Nationale Raad 20.10.1990, T.N.R. 51 p.24).

8. VARIA

8.1. Deontologie en wetgeving:

Wanneer de behandelende arts vermoedt dat de controlearts handelt in strijd met een regel van de deontologie, die echter geen wettelijke regel is, mag hij op grond daarvan het controleonderzoek niet als nietig beschouwen.
Bijvoorbeeld: de deontologie verbiedt artsen controles te doen binnen hun eigen praktijkgebied. Dit is echter geen wettelijk verbod.
De behandelende geneesheer zou in dit geval niet mogen besluiten dat de controle nietig was, en verdere medewerking eraan weigeren, bijvoorbeeld de voorgestelde arbitrage als onbespreekbaar afwijzen.
In dergelijke gevallen kan hij enkel het geschil melden aan de Orde.

8.2. Reclame:

De Nationale Raad kantte zich op 11.3.1989 om deontologische redenen tegen het sturen van een rondschrijven aan werkgevers waarin een vereniging van controleartsen haar diensten aanbood.

Overeenkomstig art.12 en volgende van de Code is individuele reclame, bijvoorbeeld in de Gouden Gids, eveneens verboden voor eender welke geneesheer.

Arbitrage18/11/1995 Documentcode: a071007
Geneeskundig toezicht van het personeel van het stadsbestuur

Een provinciale raad verzoekt de Nationale Raad om advies aangaande de manier waarop een scheidsrechterlijke arts aangewezen wordt indien de behandelend arts en de arts van het stadsbestuur het niet eens raken met betrekking tot het medisch onderzoek van een personeelslid van het stadsbestuur.

Advies van de Nationale Raad :

De onderrichting vervat in Art. 60 §6 van dit Reglement legt de beslissing tot het aanstellen van een geneesheer-scheidsrechter, in de tekst als arts-deskundige aangeduid, bij het Controlecentrum, en deze arts-deskundige wordt, weliswaar in overleg met de behandelende arts, gekozen uit een lijst van artsen die door de Gemeenteraad wordt goedgekeurd en onder die artsen die onafhankelijk zijn van beide partijen.

Deze onderrichting is in strijd met de deontologische richtlijnen hieromtrent, uitgevaardigd door de Nationale Raad.
De beslissing tot scheidsrechterlijke procedure dient namelijk te worden genomen in onderling overleg tussen beide betrokken partijen en de aanduiding van een geneesheer-scheidsrechter dient eveneens volledig vrij en in onderling overleg door beide partijen te kunnen gebeuren.

Deze onderrichting is tevens in strijd met de Wet op de Arbeidsovereen-komsten van 3 juli 1978.

Art. 31 §2 al. 4 van deze wet stelt namelijk : "onverminderd de bevoegdheid van de Hoven en Rechtbanken kan de Koning, na advies van het bevoegde Paritair Komité of van de Nationale Arbeidsraad, een scheidsrechterlijke procedure instellen om de geschillen van medische aard welke oprijzen tussen de geneesheer van de werknemer en de door de werkgever gemachtigde en betaalde geneesheer te beslechten".

Welnu, tot hiertoe werden er drie KB's uitgevaardigd welke een arbitrageprocedure voorzien voor een bepaalde sektor van het bedrijfsleven, te weten :

  • KB van 29 juli 1965 van toepassing voor de textielnijverheid uit het arrondissement Verviers, met uitzondering van de kantons Eupen, Malmedy en Sankt-Vith;
  • KB van 7 januari 1974 van toepassing in de textielnijverheid en het breiwerk;
  • KB van 11 oktober 1988 van toepassing in het Antwerpse haven-gebied.

Bij ontstentenis van een KB, van toepassing voor een bepaalde sektor, is het wettelijk niet mogelijk om in een arbeidsreglement of een individuele arbeidsovereenkomst op algemene wijze te bepalen dat de werkgever en de werknemer er zich toe verbinden om in geval van geschil een scheidsrechter aan te stellen. Art. 13 van de algemene arbeidsovereenkomstenwet verzet zich tegen dergelijke regeling.

De alsdan toe te passen scheidrechterlijke procedure werd vastgelegd in de nationale akkoorden, gesloten door de in de Nationale Arbeidsraad vertegenwoordigde interprofessionele organisaties op 8 juni 1961 en 12 oktober 1961, namelijk via aanstelling van een geneesheer in de hoedanigheid van scheidsrechter volgens een minnelijke schikking, in onderlinge overeenstemming, door de partijen.
Limitatieve lijsten van geneesheren-scheidsrechters kunnen dan wel als leidraad worden aangewend, doch kunnen zeker niet als bindend worden opgedrongen.

Uiteraard bestaat steeds de mogelijkheid een geneesheer-scheidsrechter aan te duiden via de Arbeidsrechtbank.

Arbitrage18/03/1995 Documentcode: a068022
Medische controle - Honorarium van de arbitragearts

Een behandelend geneesheer en een controle-arts zijn het niet eens over de duur van een arbeidsongeschiktheid en beslissen na gezamenlijk overleg tot aanduiding van een arbitragearts. Het controleorgaan int het honorarium voor de arbitragearts en gaat eigenhandig over tot vergoeding van deze laatste. De provinciale raad die dit dossier voorlegt aan de Nationale Raad vraagt zich af of deze handelwijze deontologisch aanvaardbaar is en geen twijfels kan doen rijzen inzake de neutraliteit van de arbitragearts.

Advies van de Nationale Raad :

In de context van een door de vele facetten ervan bemoeilijkt onderzoek inzake controle-geneeskunde, heeft de Nationale Raad van de Orde der geneesheren in zijn vergadering van 18 maart 1995 het voorwerp van uw in rubriek vermeld schrijven andermaal onderzocht.

De Nationale Raad is van mening dat door het enkele feit van de inning van honorarium en uitbetaling ervan door een controle-organisme aan een arbitragearts - of door de betaling ervan door de werkgever met afhouding van het honorariumbedrag van het loon van de werknemer - de neutraliteit van de arbitragearts niet als aangetast mag worden aangezien en bijgevolg geen deontologisch bezwaar wordt opgeleverd.

De Raad is daarbij evenwel van oordeel dat :

- voorafgaand aan elk arbitrage-optreden het aan de arbitragearts toekomende honorarium volgens barema bepaald dient te worden;

- de behandelende arts de betrokken werknemer dient voor te lichten omtrent de aan de arbitrageprocedure verbonden financiële risico's;

- het aangewezen is dat voor elke eventualiteit een lijst van onafhankelijke arbitrageartsen ter beschikking van de werknemer en zijn behandelende arts zou zijn om dezen toe te laten in overleg mede over de aanwijzing van de arbitragearts te beslissen.