Arbitrage-procedure
Op 8 juni 1984 wordt de Nationale Raad eens te meer in deze aangelegenheid om advies verzocht en meer bepaald aangaande een advies van de Nationale Arbeidsraad houdende wijziging van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten en de regeling van de geschillen betreffende de arbeidsongeschiktheid van de werknemer.
Onder punt f 4 van het voorstel wordt bepaald dat ingeval de controlerende geneesheer onmiddellijk contact kan opnemen met de behandelende geneesheer, in onderling overleg tussen beide een geneesheer-deskundige wordt aangeduid.
Ingeval de behandelende geneesheer geen contact kan opnemen met de controlerende geneesheer, duidt hij onmiddelijk onder de drie namen hem voorgesteld door de controlerende geneesheer, een geneesheer-deskundige aan (punt f 5).
Indien geen overeenstemming kan worden bereikt over de aanduiding van een geneesheer‑deskundige, wordt een geneesheer gekozen op de lijst die door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening werd opgesteld (punt g).
Advies van de Nationale Raad van 15 september 1984:
De Nationale Raad is de mening toegedaan dat de door de Nationale Arbeidsraad voorgestelde arbitrage‑procedure waarbij een toevlucht tot de Arbeidsrechtbank wordt vermeden, als gevolg heeft dat de procedure ingewikkelder wordt gemaakt.
De Nationale Raad is de oplossing sub punten 5 en volgende van het advies van de Nationale Arbeidsraad niet toegedaan aangezien één van de partijen wordt bevoorrecht.
De Nationale Raad meent dat enkel de sub punt 4 bepaalde mogelijkheid, een gemeenschappelijke scheidsrechter aan te stellen, dient te worden gehandhaafd.