keyboard_arrow_right
Deontologie

Gewaarborgd loon - Arbitrage

Gewaarborgd loon ‑ Arbitrage

De Provinciale raad van Henegouwen wordt door een arts om advies verzocht m.b.t. de naleving van de medische plichtenleer bij de arbitrageprocedure in het kader van het gewaarborgd loon en de expertises geregeld bij het Gerechtelijk Wetboek. Aan de Nationale Raad wordt een ontwerp-advies ter goedkeuring voorgelegd.

Het ontwerp‑advies wordt op de vergadering van 16 januari 1988 door de Nationale Raad nader onderzocht. Er worden geen opmerkingen geformuleerd bij de door de provinciale raad voorgestelde antwoorden.

Advies van de Provinciale raad van Henegouwen:

De onderzoekscommissie heeft aan het Bureau Uw brief van 24 november 1987 voorgelegd met het oog op een eventueel antwoord op twee opmerkingen op pagina 2 van bedoelde brief.

Een eerste overweging heeft betrekking op de arbitrage in het kader van het gewaarborgd loon. In het algemeen betreft het een arbitrage in der minne tussen twee partijen en waarbij de geneesheer‑scheidsrechter in overleg tussen de controlerende geneesheer en de behandelende geneesheer wordt gekozen.
De geneesheer‑scheidsrechter mag bijgevolg niet als een gerechtelijk deskundige worden beschouwd in de strikte zin van het woord aangezien hij niet door de Arbeidsrechtbank werd aangeduid.
Hij mag aan de partijen (patiënt en werkgever) bijgevolg slechts zijn beslissing mededelen m.b.t. de arbeidsgeschiktheid van de patiënt op het ogenblik van de betwiste datum, zonder enige verdere verantwoording. Hij mag daarentegen aan de artsen van beide partijen wel de medische elementen bekend maken die aan zijn beslissing ten grondslag lagen.
De tweede overweging heeft betrekking op de expertises geregeld bij het Gerechtelijk Wetboek waarbij de expert verplicht is na afloop van de verrichtingen de partijen in kennis te stellen van zijn bevindingen en conclusies, d.w.z. ook de tegenpartij.

Ons Bureau is de mening toegedaan dat een expert met de grootste omzichtigheid moet te werk gaan ten einde de privacy van de te onderzoeken persoon te waarborgen. Voorts moet hij zich strikt houden aan artikel 128, § 3, van de Code waarin wordt bepaald:
"De geneesheer‑deskundige mag aan de rechtbank slechts de feiten bekendmaken die rechtstreeks betrekking hebben op het deskundig onderzoek en die hij bij die gelegenheid heeft ontdekt.
"Al wat hij bij dit onderzoek heeft vernomen buiten het kader van zijn onderzoek, moet hij verzwijgen."
Voor wat nu meer bepaald het geval betreft beschreven in Uw brief, moet het mogelijk zijn op de een of andere manier aan de Rechtbank te laten weten dat de letsels bij de gewonde geen enkel verband hebben met een traumatisme maar moeten worden toegeschreven aan een medische aandoening die niets met de zaak te maken heeft (dus zonder hierbij melding te maken van kanker).

Het Bureau heeft ten zeerste begrip voor de moeilijke situaties waarin een geneesheer‑deskundige kan terecht komen en zal gelet op het belang van de voorgelegde punten, hierover het advies inwinnen van de Nationale Raad.