keyboard_arrow_right
Deontologie

Medische controle - Honorarium van de arbitragearts

Een behandelend geneesheer en een controle-arts zijn het niet eens over de duur van een arbeidsongeschiktheid en beslissen na gezamenlijk overleg tot aanduiding van een arbitragearts. Het controleorgaan int het honorarium voor de arbitragearts en gaat eigenhandig over tot vergoeding van deze laatste. De provinciale raad die dit dossier voorlegt aan de Nationale Raad vraagt zich af of deze handelwijze deontologisch aanvaardbaar is en geen twijfels kan doen rijzen inzake de neutraliteit van de arbitragearts.

Advies van de Nationale Raad :

In de context van een door de vele facetten ervan bemoeilijkt onderzoek inzake controle-geneeskunde, heeft de Nationale Raad van de Orde der geneesheren in zijn vergadering van 18 maart 1995 het voorwerp van uw in rubriek vermeld schrijven andermaal onderzocht.

De Nationale Raad is van mening dat door het enkele feit van de inning van honorarium en uitbetaling ervan door een controle-organisme aan een arbitragearts - of door de betaling ervan door de werkgever met afhouding van het honorariumbedrag van het loon van de werknemer - de neutraliteit van de arbitragearts niet als aangetast mag worden aangezien en bijgevolg geen deontologisch bezwaar wordt opgeleverd.

De Raad is daarbij evenwel van oordeel dat :

- voorafgaand aan elk arbitrage-optreden het aan de arbitragearts toekomende honorarium volgens barema bepaald dient te worden;

- de behandelende arts de betrokken werknemer dient voor te lichten omtrent de aan de arbitrageprocedure verbonden financiële risico's;

- het aangewezen is dat voor elke eventualiteit een lijst van onafhankelijke arbitrageartsen ter beschikking van de werknemer en zijn behandelende arts zou zijn om dezen toe te laten in overleg mede over de aanwijzing van de arbitragearts te beslissen.