keyboard_arrow_right
Deontologie

Resultaten

Resultaten

Vorige pagina

2

pagina

Arbitrage16/11/1991 Documentcode: a055008
Controlegeneeskunde - Scheidsrechterlijke procedure

Controle geneeskunde - Scheidsrechterlijke procedure

De Union Professionnelle des Médecins Contrôleurs de Langue Française legt de Nationale Raad drie vragen voor.
Wanneer de behandelende geneesheer en de controlegeneesheer er een verschillende mening op na houden, bepaalt de Wet dat het, naast een beroep te doen op de Arbeidsrechtbank ook mogelijk is een minnelijke scheidsrechterlijke procedure in te stellen.
Bij die procedure wordt in onderling overleg door beide partijen een geneesheer-scheidsrechter gekozen.


Eerste vraag: Is het deontologisch aanvaardbaar dat, bij de aanduiding van een geneesheer-scheidsrechter, de meest gerede partij de tegenpartij zou laten kiezen uit een lijst van ten minste drie kandidaat scheidsrechters (zoals billijkheid door een drieledige keuze) ?
Tweede vraag: Is het uitvoeren van een arbitrage door een andere controle arts - gekozen uit een lijst van drie namen - waarvan de bekwaamheid en de integriteit bekend zijn, verenigbaar met de bepalingen van de Code van geneeskundige Plichtenleer ?
Derde vraag: Is het toegestaan een dergelijke lijst samen te stellen en te publiceren, met een rangschikking per provincie en per landstaal ?

Advies van de Nationale Raad (16 november 1991):

In antwoord op uw eerste vraag wenst de Nationale Raad te beklemtonen dat elke partij het recht heeft om kandidaat-scheidsrechters voor te dragen. Wat uw tweede vraag betreft is de Nationale Raad van oordeel dat er onverenigbaarheid bestaat tussen de functies van controlegeneesheer en geneesheer-scheidsrechter.

Op uw derde vraag kunnen wij geen antwoord verstrekken zonder nadere inlichtingen van u omtrent de wijze waarop u de lijst zal opstellen van de kandidaat-scheidsrechters die in het bijzonder op dit soort opdrachten voorbereid zijn.

Arbitrage20/01/1990 Documentcode: a048003
Scheidsrechterlijke-geneesheer - RVA

Scheidsrechterlijke geneesheer ‑ RVA

Tijdens zijn vergadering van december werd de Nationale Raad verzocht zijn advies uit te brengen met betrekking tot de scheidsrechterlijke procedure tussen de behandelende geneesheer en de geneesheer van de RVA.

De Raad wordt op de hoogte gebracht van de bij wet bepaalde procedure op dat gebied.
Deze procedure voorziet geen inspraak van de behandelende geneesheer in de keuze van de scheidsrechter.

De Nationale Raad beslist zich te wenden tot de bevoegde instanties teneinde een wijziging van het reglement te verkrijgen.

Brief van de Nationale Raad aan de Nederlandstalige Gemeenschapsminister van Tewerkstelling:

Herhaaldelijk werd de Nationale Raad om advies verzocht in verband met de scheidsrechterlijke procedure van de RVA.

Artikel 38 van het Ministerieel Besluit van 4 juni 1964 inzake werkloosheid bepaalt dat: "zo de werknemer, die door de geneesheer van het gewestelijk bureau geschikt bevonden werd, ten laatste binnen acht werkdagen na deze betekening een attest van zijn behandelende geneesheer voorlegt dat strijdig is met het advies van de geneesheer van het gewestelijk bureau, het geschil voor scheidsrechterlijke uitspraak aan de geneesheer van de medische arbeidsinspectie wordt voorgelegd. De werknemer mag zich door zijn behandelende geneesheer laten bijstaan".

De Nationale Raad herinnert eraan dat bij geschillen tussen de controlegeneesheer en de behandelende geneesheer deze over het algemeen de mogelijkheid hebben om in overleg een scheidsrechter aan te duiden.

De procedure binnen de RVA kan niet als een dusdanige arbitrage worden beschouwd.

De Nationale Raad vraagt U derhalve deze procedure te willen herzien.

Arbitrage16/01/1988 Documentcode: a040026
Gewaarborgd loon - Arbitrage

Gewaarborgd loon ‑ Arbitrage

De Provinciale raad van Henegouwen wordt door een arts om advies verzocht m.b.t. de naleving van de medische plichtenleer bij de arbitrageprocedure in het kader van het gewaarborgd loon en de expertises geregeld bij het Gerechtelijk Wetboek. Aan de Nationale Raad wordt een ontwerp-advies ter goedkeuring voorgelegd.

Het ontwerp‑advies wordt op de vergadering van 16 januari 1988 door de Nationale Raad nader onderzocht. Er worden geen opmerkingen geformuleerd bij de door de provinciale raad voorgestelde antwoorden.

Advies van de Provinciale raad van Henegouwen:

De onderzoekscommissie heeft aan het Bureau Uw brief van 24 november 1987 voorgelegd met het oog op een eventueel antwoord op twee opmerkingen op pagina 2 van bedoelde brief.

Een eerste overweging heeft betrekking op de arbitrage in het kader van het gewaarborgd loon. In het algemeen betreft het een arbitrage in der minne tussen twee partijen en waarbij de geneesheer‑scheidsrechter in overleg tussen de controlerende geneesheer en de behandelende geneesheer wordt gekozen.
De geneesheer‑scheidsrechter mag bijgevolg niet als een gerechtelijk deskundige worden beschouwd in de strikte zin van het woord aangezien hij niet door de Arbeidsrechtbank werd aangeduid.
Hij mag aan de partijen (patiënt en werkgever) bijgevolg slechts zijn beslissing mededelen m.b.t. de arbeidsgeschiktheid van de patiënt op het ogenblik van de betwiste datum, zonder enige verdere verantwoording. Hij mag daarentegen aan de artsen van beide partijen wel de medische elementen bekend maken die aan zijn beslissing ten grondslag lagen.
De tweede overweging heeft betrekking op de expertises geregeld bij het Gerechtelijk Wetboek waarbij de expert verplicht is na afloop van de verrichtingen de partijen in kennis te stellen van zijn bevindingen en conclusies, d.w.z. ook de tegenpartij.

Ons Bureau is de mening toegedaan dat een expert met de grootste omzichtigheid moet te werk gaan ten einde de privacy van de te onderzoeken persoon te waarborgen. Voorts moet hij zich strikt houden aan artikel 128, § 3, van de Code waarin wordt bepaald:
"De geneesheer‑deskundige mag aan de rechtbank slechts de feiten bekendmaken die rechtstreeks betrekking hebben op het deskundig onderzoek en die hij bij die gelegenheid heeft ontdekt.
"Al wat hij bij dit onderzoek heeft vernomen buiten het kader van zijn onderzoek, moet hij verzwijgen."
Voor wat nu meer bepaald het geval betreft beschreven in Uw brief, moet het mogelijk zijn op de een of andere manier aan de Rechtbank te laten weten dat de letsels bij de gewonde geen enkel verband hebben met een traumatisme maar moeten worden toegeschreven aan een medische aandoening die niets met de zaak te maken heeft (dus zonder hierbij melding te maken van kanker).

Het Bureau heeft ten zeerste begrip voor de moeilijke situaties waarin een geneesheer‑deskundige kan terecht komen en zal gelet op het belang van de voorgelegde punten, hierover het advies inwinnen van de Nationale Raad.

Arbitrage15/09/1984 Documentcode: a033002
Arbitrage-procedure

Op 8 juni 1984 wordt de Nationale Raad eens te meer in deze aangelegenheid om advies verzocht en meer bepaald aangaande een advies van de Nationale Arbeidsraad houdende wijziging van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten en de regeling van de geschillen betreffende de arbeidsongeschiktheid van de werknemer.

Onder punt f 4 van het voorstel wordt bepaald dat ingeval de controlerende geneesheer onmiddellijk contact kan opnemen met de behandelende geneesheer, in onderling overleg tussen beide een geneesheer-deskundige wordt aangeduid.

Ingeval de behandelende geneesheer geen contact kan opnemen met de controlerende geneesheer, duidt hij onmiddelijk onder de drie namen hem voorgesteld door de controlerende geneesheer, een geneesheer-deskundige aan (punt f 5).

Indien geen overeenstemming kan worden bereikt over de aanduiding van een geneesheer‑deskundige, wordt een geneesheer gekozen op de lijst die door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening werd opgesteld (punt g).

Advies van de Nationale Raad van 15 september 1984:

De Nationale Raad is de mening toegedaan dat de door de Nationale Arbeidsraad voorgestelde arbitrage‑procedure waarbij een toevlucht tot de Arbeidsrechtbank wordt vermeden, als gevolg heeft dat de procedure ingewikkelder wordt gemaakt.

De Nationale Raad is de oplossing sub punten 5 en volgende van het advies van de Nationale Arbeidsraad niet toegedaan aangezien één van de partijen wordt bevoorrecht.

De Nationale Raad meent dat enkel de sub punt 4 bepaalde mogelijkheid, een gemeenschappelijke scheidsrechter aan te stellen, dient te worden gehandhaafd.

Gezondheidsdienst (Administratieve-)16/06/1984 Documentcode: a033001
Arbitrage procedure

Arbitrage-procedure

Op 27 april 1984 werd de Nationale Raad om advies verzocht inzake een welbepaald punt van de vigerende wetgeving inzake het medisch toezicht bij de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening en de Administratieve Gezondheidsdienst.

Ministerieel besluit van 4 juni 1964 voor het R.V.A.

"De werknemer die verklaart dat hij lichamelijk niet geschikt is om een dienstbetrekking te vervullen, moet zo spoedig mogelijk onderworpen worden aan het medisch onderzoek van de geneesheer aangewezen door het gewestelijk bureau. Het gewestelijk bureau betekent het advies van deze geneesheer aan de werknemer met een aangetekend schrijven".

Zo de werknemer, die door de geneesheer aan het gewestelijk bureau geschikt gevonden werd, ten laatste binnen acht werkdagen na deze betekening, een attest van zijn behandelende geneesheer voorlegt dat strijdig is met het advies van de geneesheer van het gewestelijk bureau wordt het geschil voor scheidsrechterlijke uitspraak aan de geneesheer van de medische arbeidsinspectie voorgelegd. De werknemer mag zich door zijn behandelende geneesheer laten bijstaan.

De Rijksdienst maakt speciale stukken op, om de door het gewestelijk bureau aangewezen geneesheer en de geneesheer-scheidsrechter in staat te stellen hun conclusies neer te schrijven.

Dienstorder nr 1978/A/M/7 van de Administratieve gezondheidsdienst

"5.5.2. Indien de controlegeneesheer en de behandelende arts niet akkoord gaan, moet het geval beslecht worden in eindbeslissing door de geneesheerhoofd van dienst".

Dank zij bovenstaande administratieve reglementen, kunnen deze organismen de arbitrage-procedure naar eigen goeddunken regelen zonder rekening te houden met het advies van de behandelende geneesheer inzake de keuze van de geneesheer-scheidsrechter.

Advies van de Nationale Raad van 16 juni 1984:

De Nationale Raad herinnert eraan dat, over het algemeen, bij geschillen tussen de controlegeneesheer en de behandelende geneesheer, deze de mogelijkheid hebben om in overleg een scheidsrechter aan te duiden.

De procedure binnen de RVA en de Administratieve gezondheidsdienst, kan niet als een dusdanige arbitrage worden beschouwd.

Arbitrage17/11/1979 Documentcode: a028039
De provinciale raden van de Orde der geneesheren en de arbitrage

DE PROVINCIALE RADEN VAN DE ORDE DER GENEESHEREN EN DE ARBITRAGE (17/11/1979)

In artikel 6, 5°, van het Koninklijk Besluit nr 79 van 10 november 1967 betreffende de Orde der geneesheren wordt, onder de bevoegdheden van de provinciale raden vermeld: «op gezamenlijk verzoek van de belanghebbenden in laatste aanleg te beslissen over alle geschillen betreffende de door de geneesheer aan zijn kliënt gevraagde honoraria, behoudens bedingen tot toekenning van bevoegdheid die neergelegd zijn in de overeenkomsten of verbintenissen gesloten inzake de ziekte en invaliditeitsverzekering».

Valt deze arbitrage onder de toepassing van de beschikkingen van de Europese Overeenkomst houdende een eenvormige wet inzake arbitrage, ondertekend te Straatsburg op 20 januari 1966, en goedgekeurd bij wet van 4 juli 1972, die aanleiding gaf tot het toevoegen van een zesde deel aan het Gerechtelijk Wetboek met als titel «Arbitrage» en inhoudende artikelen 1676 tot 1723 waarvan de bepalingen conform zijn aan de Overeenkomst.

Deze bepalingen hebben niet enkel gerechtsgeldigheid maar prevaleren op de gewone wetsbeschikkingen omdat zij uit een internationale overeenkomst voortvloeien zodat de gewone wetsbeschikkingen in principe niet langer mogen worden toegepast indien zij niet met de bepalingen van de Overeenkomst in overeenstemming kunnen worden gebracht.

In artikel 1,3, van de Overeenkomst wordt evenwel bepaald dat: « ledere Verdragsiuitende Partij het recht heeft in haar wetgeving op te nemen dat geschillen in bepaalde aangelegenheden niet voor arbitrage vatbaar zijn of kunnen worden onderworpen aan arbitrage naar andere regels dan van de eenvormige wet».

In artikel 1,4, wordt verder bepaald dat «ledere Verdragsluitende Partij bij de ondertekening van dit Verdrag of bij neerlegging van haar oorkonde van bekrachtiging, aanvaarding of toetreding, kan verklaren dat zij de eenvormige wet alleen zal toepassen op geschillen ontstaan uit rechtsbetrekkingen die haar eigen wet als handelsrechtelijk aanmerkt».

Op het ogenblik van de ratificatie van dit Verdrag heeft België evenwel geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid voorzien bij artikel 1,4, waardoor het mogelijk was geweest de arbitrage door de provinciale raden in geschillen van niet handelsrechtelijke aard, uit het toepassingsgebied van de bepalingen van de Europese Overeenkomst te halen.

Krachtens artikel 1,3, van de Overeenkomst zijn de verdragsluitende partijen echter niet verplicht op het ogenblik van de ratificatie hun voorbehoud te formuleren. Uit kracht van de Overeenkomst zelf, behouden zij het recht om in hun wetgeving te bepalen dat, in bepaalde aangelegenheden, de geschillen aan een arbitrage kunnen worden onderworpen «naar andere regels dan van de eenvormige wet».

Ik ben van oordeel dat deze bepaling niet alleen geldt voor komende arbitrages, maar tevens van kracht is voor arbitrages die vroeger werden uitgevoerd volgens regels die afwijken van deze voorzien bij de eenvormige wet; de Belgische wetgever heeft, op het ogenblik dat de eenvormige wet in de Belgische wetgeving werd ingevoerd, deze bijzondere regels niet gewijzigd en aldus op ondubbelzinnige wijze laten blijken dat het bijzonder stelsel voor de bij wet welbepaalde aangelegenheden beter bewaard kon blijven.

Gezien de wetgevende waarde van Koninklijk Besluit nr 79, kan worden gesteld dat de bepalingen van dit KB in verband met de arbitrage in geschillen betreffende medische honoraria, in feite neerkomen op bijzondere regels die - met de goedkeuring van de wetgever - afwijken van de toepassing van de eenvormige wet maar dan alleen in de mate dat die regels onverenigbaar zijn met genoemde wet.

De arbitrage door de provinciale raden in geschillen betreffende medische honoraria wordt uitsluitend door artikel 6, 5°, van het Koninklijk Besluit nr 79 geregeld.

De arbitrage wordt aan de provinciale raad als dusdanig toevertrouwd, terwijl de samenstelling van deze raden bij wet geregeld is. De zittingen van de provinciale raad zijn geldig bij aanwezigheid van een even aantal leden (cfr. artikel 28, § 2, KB nr 79 waarin wordt bepaald dat in geval van staking van stemmen, de stem van de voorzitter beslist).

De bepalingen van de eenvormige wet (artikel 1681 van het Gerechtelijk Wetboek) waarin wordt bepaald dat «Een scheidsgerecht moet zijn samengesteld uit een oneven aantal scheidslieden» geldt bijgevolg niet voor de provinciale raad.
Bij de eenvormige wet (artikel 1702.2 van het Gerechtelijk Wetboek) wordt voorzien dat «de Voorzitter van het scheidsgerecht het origineel van de uitspraak neerlegt ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg». Deze bepaling is niet van publiekrechtelijke aard en heeft uitsluitend tot doel de bewaring van de uitspraak te waarborgen. (Krings, L'exécution des sentences arbitrales, Revue de droit international et de droit comparé, 1976, p. 181).

Volgens artikel 30 van het KB nr 79, zijn de leden van de provinciale raden gebonden door het beroepsgeheim in alle zaken waarvan zij kennis hebben gekregen bij of ter gelegenheid van de uitoefening van hun ambt.

Het is de voorzitter van de provinciale raad derhalve niet toegelaten de uitspraak ter grifife van de rechtbank van eerste aanleg neer te leggen.

Verder staan de provinciale raden zelf in voor de bewaring van de uitspraken.

De provinciale raad is een rechtscollege: met een secretaris (KB nr 79, art. 10, al. 1); de secretaris is belast met het bijhouden van het register der beraadslagingen en beslissingen (KB van 6 februari 1970, art. 10), wat betekent dat hij met name de taak van griffier vervult en, zoals een griffier, verantwoordelijk is voor de bewaring van de archieven van de rechtspraak.

Indien de bij scheidsgerecht vastgestelde honoraria niet worden betaald en de betrokken geneesheer, die de beslissing wilt uitgevoerd zien, van de voorzitter van de rechtbank een uitvoerbaarverklaring van de scheidsrechterlijke uitspraak wenst te bekomen, kan verzoeken om in bezit te worden gesteld van de uitspraak en deze zelf ter griffie neerleggen.

Eén der partijen kan namelijk nog na verloop van tijd, de uitspraak ter griffie neerleggen. (Krings, gecit. wet, p. 181 en 182, tekst in bijlage.)

De geneesheer die bij de arbitrage betrokken is, is, in tegenstelling met de leden van de provinciale raad, overigens niet door het beroepsgeheim gebonden voor wat deze arbitrage betreft en heeft het recht de uitvoering van de uitspraak voort te zetten.

***

Zelfs in de veronderstelling dat men het niet eens is met de idee dat dank zij het Koninklijk Besluit nr 79 een bijzonder stelsel werd uitgewerkt voor arbitrages in verband met medische honoraria door de provinciale raden, kan in de praktijk toch geen discussie ontstaan omtrent de twee punten die hier werden onderzocht (oneven aantal scheidslieden en neerleggen van de uitspraak).

Krachtens de eenvormige wet (artikel 1704.2, f, van het Gerechtelijk Wetboek) «kan een scheidsrechterlijke uitspraak vernietigd worden indien uitspraak is gedaan door een op onregelmatige wijze samengesteld scheidsgerecht»; dit zou o.m. het geval zijn indien het om een even aantal scheidslieden ging.

Maar in artikel 1704.4 wordt evenwel bepaald dat de gevallen bedoeld in artikel 1704.2, f «geen grond tot vernietiging meer opleveren indien de partij die deze aanvoert, tijdens de loop van het geding voor scheidslieden wist dat zich een zodanig geval voordeed, doch zich er toen niet op heeft beroepen».

De geneesheer en zijn kliënt die persoonlijk op de arbitrage aanwezig waren of zich lieten vertegenwoordigen, kunnen vaststellen of de provinciale raad met een even aantal stemgerechtigde leden zetelt. In dergelijk geval kunnen zij zich daar later niet meer op beroepen indien zij er tijdens de debatten geen gewag van maakten. De provinciale raad zou trouwens de aandacht van de partijen op deze omstandigheden kunnen vestigen en akte nemen van het feit dat geen van beide daarover enig voorbehoud hebben gemaakt.

Verder kan het niet neerleggen ter griffie van de uitspraak geen gevolgen hebben aangezien de partijen de uitspraak naderhand zelf kunnen neerleggen indien dat voor de uitvoering ervan nodig mocht blijken.

Vorige pagina

2

pagina