keyboard_arrow_right
Deontologie

Resultaten

Resultaten

Controle (Medische-)16/10/2021 Documentcode: a168016
Controlegeneeskunde – Deontologische richtlijnen

In zijn vergadering van 16 oktober 2021 besprak de nationale raad van de Orde der artsen de problematiek van de controlegeneeskunde.

Dit advies betreft een overzicht van de actuele deontologische richtlijnen voor de controleartsen en, in geval van betwisting, de arbitrageartsen in de private sector zoals bedoeld in de definities en het toepassingsgebied van de wet van 13 juni 1999 betreffende de controlegeneeskunde (cf. hieronder). Er wordt ook rekening gehouden met de nieuwe bevoegdheid van de Orde der artsen ingevolge het koninklijk besluit van 1 juni 2021 betreffende de aanduiding van de controleartsen en artsen-scheidsrechters, en betreffende de klachtenprocedure. In de openbare sector gelden in bepaalde gevallen specifieke regels. Deze kunnen in een later advies van de nationale raad aan bod komen.

Definities en toepassingsgebied

De wet van 13 juni 1999 betreffende de controlegeneeskunde omschrijft de controlegeneeskunde als ‘de medische activiteit die door een arts wordt verricht in opdracht van een werkgever om de arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of ongeval van een werknemer te controleren’ (art. 2, 1°)[1].

Dat ook de controlegeneeskunde onder het toepassingsgebied van de wet van 22 augustus 2002betreffende de rechten van de patiënt valt, concludeerde de nationale raad in zijn advies van 24 oktober 2009[2]. De memorie van toelichting (doc 50, 1642/001, p. 15) bij de patiëntenrechtenwet vermeldt dat onder het ‘vaststellen van de gezondheidstoestand’ van een patiënt ook het onderzoek op verzoek van een derde valt, zoals een medisch onderzoek door de controlearts. Dit werd bevestigd in 2013 door de federale commissie ‘Rechten van de patiënt’ in zijn advies op vraag van de Orde der artsen via de minister van Volksgezondheid[3].

De patiënt heeft aldus onder meer recht op een kwaliteitsvolle dienstverstrekking, op informatie (hoedanigheid van de arts, zijn opdracht, reden tot extra onderzoeken, ...) en op inzage in het hem betreffende medisch dossier[4] van de controlearts en dat van de arbitragearts. Wat dit laatste recht betreft, stelt de federale commissie dat ‘elke beoordeling van een raadgeneesheer/controleur/expert, zij het voorlopig, [...] deel uitmaakt van het patiëntendossier; ze moet dus toegankelijk zijn voor de patiënt volgens artikel 9 van de wet betreffende de rechten van de patiënt’.

Ook de aanwezigheid van een vertrouwenspersoon, al dan niet een verwant van de patiënt, bij het onderzoek behoort tot de rechten van de patiënt. De controlearts mag dit niet weigeren, behalve indien deze aanwezigheid storend is voor de relatie controlearts-patiënt. In dat geval informeert de controlearts de patiënt omtrent het motief van de weigering en noteert dit in het medisch dossier[5].

Opdracht van de controlearts

De controlearts handelt in opdracht van de werkgever, die zelf of via een controleorganisme een medische controle vraagt. Doel is misbruiken op ziekteverzuim tegen te gaan. Wanneer een werknemer door ziekte of ongeval in de onmogelijkheid verkeert om zijn werk te verrichten dient hij, op basis van een collectieve arbeidsovereenkomst of het arbeidsreglement of op verzoek van de werkgever een geneeskundig getuigschrift voor te leggen[6].

Doorgaans sturen werkgevers enkel gedurende de periode waarin de werknemer recht heeft op gewaarborgd loon een controlearts. Daarna betaalt het ziekenfonds de werknemer een uitkering arbeidsongeschiktheid. Vanaf dan oordeelt de adviserend arts van het ziekenfonds of de arbeidsongeschiktheid gerechtvaardigd is. Hiervoor geldt een specifieke wetgeving.

Bij een langdurige arbeidsongeschiktheid kan de controlearts tussenkomen maar de beoordeling of een werknemer geschikt is om terug te keren naar de werkvloer zonder opnieuw ziek te vallen met recht op gewaarborgd loon wordt in de praktijk aan de arbeidsarts toevertrouwd. De werkgever en de werknemer kunnen ook overeenkomen om de werknemer, al dan niet tijdelijk, aangepast of ander werk te laten uitvoeren[7].

De controlearts stelt geen diagnose als dusdanig en schrijft geen medicatie of extra ziektedagen voor. Zijn opdracht luidt ‘De controlearts gaat na of de werknemer werkelijk arbeidsongeschikt is, verifieert de waarschijnlijke duur van de arbeidsongeschiktheid en, in voorkomend geval, de andere medische gegevens voorzover die noodzakelijk zijn voor de toepassing van de bepalingen van deze wet; alle andere vaststellingen blijven onder het beroepsgeheim.’ (art. 31, §3, 3de lid, wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten (hierna : arbeidsovereenkomstenwet)).

Soms tracht een werknemer een attest van arbeidsongeschiktheid te verkrijgen van zijn behandelende arts omwille van een conflict met de werkgever. Dit is deontologisch ontoelaatbaar. De behandelende arts en desgevallend de controlearts hebben de taak om de patiënt/werknemer duidelijk te maken dat een arbeidsongeschiktheid geen oplossing zal bieden. Zij kunnen de patiënt de weg wijzen naar bijvoorbeeld zijn syndicaat of een gepaste hulpverlening en ondersteuning.

De nationale raad herhaalt zijn standpunt ‘De inschatting van het verband tussen werkmilieu en ziekte is de taak van de behandelend arts, die het best geplaatst is om over deze delicate materie te oordelen. […] Deze strikt persoonlijke belevingen en ervaringen worden door de patiënt-werknemer bij voorkeur besproken binnen de vertrouwelijke sfeer van een arts-patiëntrelatie, waar alle garanties betreffende zwijgplicht aanwezig zijn. In overleg met de patiënt kan de behandelend geneesheer zo nodig contact nemen met de arbeidsgeneesheer om een oplossing te zoeken voor de bestaande problematiek.’[8]

De controlearts moet zich beperken tot de medische controle van de patiënt. Hoewel hij van mening kan verschillen, geeft hij geen oordeel over de behandeling en de zorgkwaliteit van de behandelende arts.

De controlearts heeft de deontologische plicht om, zonder onderscheid, een empathische, toegewijde en respectvolle houding tegenover iedere patiënt aan te nemen (artt. 16 en 30, Code van medische deontologie (hierna : CMD)). Hij communiceert op een correcte en begrijpelijke manier met hem (art. 19, CMD). De provinciale raden van de Orde der artsen zijn bevoegd om desgevallend tuchtrechtelijk op te treden in geval van deontologische klachten tegen controleartsen.

Sinds kort behoort eveneens het beoordelen van ’elke klacht betreffende de organisatie van de controle, de bevoegdheid, een gebrek aan onafhankelijkheid of een beroepsfout van een controlearts of een arts-scheidsrechter‘ tot de bevoegdheid van de Orde der artsen[9].

Verloop van het controleonderzoek

Een werknemer mag niet weigeren een door de werkgever gemachtigd en betaald controlearts te ontvangen, noch zich door hem te laten onderzoeken. Hij moet zich, indien de controlearts het vraagt, in het kabinet van de controlearts aanbieden, behalve wanneer zijn behandelende arts op het ziekteattest heeft vermeld dat zijn gezondheidstoestand het niet toelaat dat hij zich naar een andere plaats begeeft[10].

Indien de werknemer zich zonder wettige reden aan de controle onttrekt, riskeert hij voor de arbeidsongeschikte dagen zijn recht op loon te verliezen[11]. Ook voor de periode van arbeidsongeschiktheid die door de controlearts wordt betwist, kan hij zijn loon verliezen.

De controlearts kan een medisch onderzoek uitvoeren. Hij noteert schriftelijk zijn medische vaststellingen. Hij velt, zoals hoger vermeld, geen oordeel over de behandeling van de patiënt. Na de controle overhandigt hij aan de patiënt een document[12] met zijn bevindingen[13]. Het is gebruikelijk dat hij de patiënt vraagt dit document voor ontvangst te ondertekenen. Indien de patiënt op dat ogenblik niet akkoord gaat met de bevindingen van de controlearts, noteert de arts dat op dit document[14].

De controlearts deelt zijn conclusies mee aan de werkgever, desgevallend via het controleorganisme dat de controle organiseert. Overeenkomstig zijn opdracht (art. 31, §3, 3de lid, arbeidsovereenkomstenwet) rapporteert hij zelf of via het controleorganisme aan de werkgever enkel of de werknemer al dan niet arbeidsongeschikt is en of hij akkoord gaat met de vermoedelijke duur van de door de behandelende arts voorgeschreven arbeidsongeschiktheid. Hij vermeldt ten aanzien van de werkgever geen diagnose noch medische vaststellingen[15], evenmin de vermoedelijke evolutie van de ziekte noch enige andere mededeling. Ook niet-medische gegevens (bv. ontevredenheid over of conflicten binnen de werksituatie, familiale problemen) vallen onder het beroepsgeheim.

Evenzeer ten opzichte van het controleorganisme dat de medische controles organiseert geldt het beroepsgeheim, met inbegrip van de hoofdarts van de controleorganiserende maatschappij. Deze laatsten stellen soms statistieken op. De nationale raad herhaalt in dit verband dat de betrokken verantwoordelijke arts ‘(1) uitsluitend optreedt in opdracht en in het belang van de controleorganiserende maatschappij en bijgevolg steeds als tegenpartij van de gecontroleerde werknemer fungeert; (2) geen enkele inspraak heeft noch bij de beslissing van de controlearts, die volledig autonoom optreedt, noch bij de behandeling van de werknemer, die uitsluitend bij de behandelende arts berust; (3) een administratieve taak en functie uitoefent in het kader van een louter commercieel optredende maatschappij ten dienste van de werkgever; (4) elke statistische verwerking omtrent het absenteïsme ter informatie van de werkgever kan invullen op basis van niet-gepersonifieerde medische gegevens, verstrekt door de controleartsen, en dat de daarvan gescheiden louter administratieve elementen hem toelaten controle uit te oefenen over de contractuele conformiteit van de uitgevoerde controleopdrachten’.[16]

De nationale raad bevestigt zijn standpunt ‘dat geglobaliseerde gegevens met anonimiteitswaarborg zouden worden overgemaakt aan de arbeidsgeneesheer of aan de werkgever van het desbetreffende bedrijf, teneinde aan de hand van statistische gegevens de werkomstandigheden in dit bedrijf te verbeteren in het kader van het algemeen belang van de veiligheid en de gezondheid.’[17] De verwerking van de gegevens dient te gebeuren overeenkomstig de Algemene Verordening Gegevensbescherming[18].

Overleg met de behandelende arts

Hoewel hiertoe geen strikt wettelijke verplichting bestaat[19], handhaaft de nationale raad zijn standpunt dat de controlearts, in het belang van de patiënt, contact moet opnemen met de behandelende arts of desgevallend met zijn plaatsvervanger[20] alvorens de periode van arbeidsongeschiktheid te wijzigen[21]. Dit contact dient rechtstreeks tussen de betrokken artsen te verlopen, niet via tussenkomst van de patiënt[22]. Deze deontologische verplichting volgt uit het feit dat de arbeidsongeschiktheid een essentieel element uitmaakt van de behandeling. Enkel de behandelende arts kent de behandelingscontext van zijn patiënt. Bijgevolg dient de controlerende arts de nodige bijkomende informatie in te winnen voor hij een beslissing neemt die deze van de behandelende arts wijzigt. Ook de voorschrijvende arts draagt verantwoordelijkheid om bereikbaar te zijn voor de controlearts. De Orde ontvangt geregeld klachten over controleartsen die geen contact opnemen met de behandelende arts of dit pas doen na het nemen van hun beslissing en over behandelend artsen die moeilijk of zelfs niet bereikbaar zijn.

Beroepsgeheim van de controlearts

De controlearts en de behandelende arts zijn beiden gebonden door hun beroepsgeheim. De controlearts dient wel over voldoende elementen te beschikken om zijn opdracht uit te voeren. In het belang van de patiënt respecteren de behandelende arts en de controlearts de finaliteit en de proportionaliteit bij het doorgeven van informatie over de patiënt. De grondslag van de therapeutische arts-patiëntrelatie is het vertrouwen. Door van de patiënt vernomen mededelingen en andere vertrouwelijke inlichtingen die niet dienend zijn door te geven voor een beoordeling in opdracht van een derde, beschaamt de behandelende arts dit vertrouwen[23].

Ook de betrokken arbeidsarts en de controlearts hebben de wettelijke en deontologische plicht hun wederzijds beroepsgeheim te respecteren. Wel kan de controlearts, mits toestemming van de patiënt, contact opnemen met de arbeidsarts.

Zoals elke arts kan de controlearts, die zijn beroepsgeheim schendt, hiervoor strafrechtelijk en disciplinair worden vervolgd.

Betwisting van de beslissing van de controlearts

Bij elke onenigheid over de arbeidsongeschiktheid, streven de controlearts, de patiënt en de behandelende arts in de eerste plaats ernaar om te overleggen en tot een consensus te komen.

Wanneer de werknemer de beslissing van de controlearts betwist, kan binnen twee werkdagen na het verslag van de controlearts aan de werkgever in eerste instantie in collegiaal overleg een arts-scheidsrechter worden aangeduid. Indien dit niet gebeurt, komt het de meest gerede partij (hetzij werkgever, hetzij werknemer) toe eigenmachtig een arts-scheidsrechter aan te wijzen uit de daartoe beschikbare lijst[24]. Een arts kan niet de functie van controlearts en arts-scheidsrechter in éénzelfde zaak cumuleren[25]. Evenmin kan een arts-scheidsrechter omwille van zijn onafhankelijkheid, controleopdrachten aanvaarden[26].

Op 18 juni 2021 werd het koninklijk besluit van 1 juni 2021 betreffende de aanduiding van de controleartsen en artsen-scheidsrechters, en betreffende de klachtenprocedure[27]bekendgemaakt. Dit KB hevelt twee bevoegdheden over naar de Orde der artsen, nl. het bijhouden van de lijst van artsen-scheidsrechters voor de controlegeneeskunde en het behandelen van de klachten betreffende de organisatie van de controle, de bevoegdheid of de onafhankelijkheid van de controleartsen en de artsen-scheidsrechters[28]. Dit koninklijk besluit trad in werking op 1 augustus 2021.

Wat betreft de opdracht van de arbitragearts bepaalt het artikel 31, §5, van de arbeidsovereenkomstenwet ‘De arts-scheidsrechter voert het medisch onderzoek uit en beslist in het medisch geschil binnen drie werkdagen na zijn aanwijzing. Alle andere vaststellingen blijven onder het beroepsgeheim.

De kosten van deze procedure, alsmede de eventuele verplaatsingskosten van de werknemer, vallen ten laste van de verliezende partij. [...]

De arts-scheidsrechter brengt diegene die het geneeskundig getuigschrift heeft afgeleverd en de controlearts op de hoogte van zijn beslissing. De werkgever en de werknemer worden schriftelijk bij een ter post aangetekende brief verwittigd.’

De beslissing van de arbitragearts is bindend. Wanneer de patiënt niet akkoord gaat met de beslissing van de arts-scheidsrechter, kan hij de zaak alsnog laten beslechten door de arbeidsrechtbank.

Tijdstip van de controle

Wat betreft het tijdstip van de controle voorziet de wet van 13 juni 1999 betreffende de controlegeneeskunde geen bepalingen. Zodra de arbeidsongeschiktheid door de werknemer wordt gemeld, kan de werkgever een controlearts sturen, dus ook vooraleer de patiënt zijn behandelende arts heeft geraadpleegd of eveneens in die gevallen waarbij de wet, de cao, de arbeidsovereenkomst of het arbeidsreglement een dag arbeidsongeschiktheid zonder verplicht ziekteattest mogelijk maakt. In dit geval formuleert de controlearts een voorstel over de duur van een eventuele arbeidsongeschiktheid. De controlearts verzoekt de behandelende arts, bij middel van een schriftelijk bericht, te overhandigen aan de patiënt, hem binnen de 24 uur te contacteren teneinde overleg te plegen over een mogelijke arbeidsongeschiktheid.[29]

De controlearts komt bij de patiënt thuis om de controle uit te voeren. Dit kan ook buiten de kantooruren, op een aanvaardbaar uur (tussen 8u en 21u) en op zon- en feestdagen.

Bij afwezigheid van de patiënt op het tijdstip waarop hij bij hem langskomt, steekt de controlearts een bericht in de brievenbus waarin hij de patiënt vraagt zich aan te melden op zijn kabinet op de door hem vastgestelde dag en uur. Dit laatste dient redelijk te zijn. De controlearts kan niet verwachten dat de patiënt de hele dag door zijn brievenbus controleert. De nationale raad aanvaardt ook de mogelijkheid om contact op te nemen met de patiënt via andere communicatiemiddelen (sms, mail, telefoon, ...). Het zou wenselijk zijn dat de werkgever de verschillende communicatiemogelijkheden bezorgt aan de controlearts.

Welke artsen oefenen de controlegeneeskunde uit?

Artikel 3, §1, van de wet van 13 juni 1999 betreffende de controlegeneeskunde bepaalt ‘De controlegeneeskunde mag enkel worden verricht door een arts die gerechtigd is de geneeskunde uit te oefenen en vijf jaar ervaring heeft als huisarts of een daarmee vergelijkbare praktijk’.

De controlearts waakt erover dat zijn opdracht niet onverenigbaar is met andere opdrachten en dat hij onafhankelijk kan optreden (cf. de titels hieronder).

Onverenigbaarheid met andere opdrachten

De controlearts is zoals alle artsen gehouden tot de regels van de medische deontologie. Het artikel 43 van de Code van medische deontologie bepaalt:

‘De arts met een deskundige, adviserende of controlerende opdracht voert deze uit volgens de wettelijke regels, de deontologische principes, met respect voor de betrokkene en met inachtneming van de beperkingen eigen aan zijn opdracht en functie. Deze opdrachten zijn onverenigbaar met die van behandelend arts.

De behandelende arts kan zijn patiënt in deze procedures bijstaan als persoonlijke raadgever.

De arts deelt de betrokkene vooraf de hoedanigheid mee waarin hij optreedt.’

In de commentaar op artikel 43 van de Code van medische deontologie bevestigt de nationale raad dat de beoordeling van de gezondheidstoestand van een persoon behoort tot de uitoefening van de geneeskunde. Elke behandelende arts die een medisch getuigschrift opstelt voor het verkrijgen van een sociaal voordeel voert strictu sensu een medische beoordeling uit (art. 26, CMD).

De controlearts heeft niet dezelfde vertrouwensrelatie met de patiënt als de behandelende arts. ‘De arts die belast is met een beoordelingsopdracht, moet vooraf aan de patiënt meedelen in welke hoedanigheid hij optreedt, welke opdracht hij heeft en wie toegang zal hebben tot de gegevens die hij zal verkrijgen.’ (commentaar art. 43, CMD).

Onafhankelijkheid van de controlearts

Artikel 3, §2, van de wet van 13 juni 1999 betreffende de controlegeneeskunde bepaalt: ‘Bij elke opdracht moet de controlearts een verklaring van onafhankelijkheid ondertekenen die dient als garantie dat de controlearts volledig onafhankelijk is van de betrokken werkgever en werknemer ten aanzien van wie hij de controlegeneeskunde uitoefent. Hij is ook niet de preventie-adviseur-arbeidsgeneesheer van de onderneming.’

De onafhankelijkheidsverklaring dient in tweevoud te worden opgesteld overeenkomstig het model dat als bijlage I bij het koninklijk besluit van 1 juni 2021 betreffende de aanduiding van de controleartsen en artsen-scheidsrechters is gevoegd. Na ondertekening overhandigt de controlearts een exemplaar samen met zijn schriftelijke bevindingen aan de patiënt/werknemer. Het tweede exemplaar van de onafhankelijkheidsverklaring bezorgt hij samen met zijn besluit aan de werkgever, desgevallend via het controleorganisme[30].

De commentaar op artikel 43 van de Code van medische deontologie onderstreept evenzeer de onafhankelijkheid van de arts bij een controleopdracht ‘De arts dient zijn opdracht altijd onafhankelijk en objectief te vervullen. Hij stelt zijn medische besluiten op in vrijheid en volgens zijn geweten.’

De controlearts mag geen enkele band hebben of gehad hebben met de werkgever, noch met de patiënt/werknemer[31]. Ook bestaat er een wettelijke onverenigbaarheid tussen de functie van controlearts en deze van preventie-adviseur-arbeidsarts van de onderneming[32].

Bij re-integratie van de patiënt na een langdurige arbeidsongeschiktheid dienen de adviserende arts van het ziekenfonds en de arbeidsarts wel contact op te nemen. Hier geldt een specifieke wetgeving. Ook de arbeidsarts en de behandelende arts kunnen contact opnemen.

De controlearts dient erover te waken geen overeenkomsten te ondertekenen waarin bepalingen zijn opgenomen die zijn onafhankelijkheid op de helling zetten. Zo is het o.m. deontologisch onaanvaardbaar dat de samenwerkingsovereenkomst tussen het controleorganisme en de controlerende arts een supplementair honorarium voorziet bij een beslissing tot vervroegde werkhervatting door de werknemer[33].

Omwille van de onafhankelijkheid houdt de nationale raad, ondanks het ontbreken van een wettelijk verbod, vast aan het principe dat het niet wenselijk is dat een huisarts controles uitvoert in de regio waar hij de huisartsgeneeskunde uitoefent. Ingeval een arts enkel medische controles uitvoert, is er geen beperking[34].

Onverenigbaarheid tussen de rol van zorgverlener met een controleopdracht

‘De medische deontologie verbiedt om de rol van zorgverlener met een therapeutische relatie en de beoordeling van de gezondheidstoestand van eenzelfde patiënt tegelijk te vervullen wanneer deze aanvraag uitgaat van een derde. De finaliteit van de zorg die het verkrijgen van persoonsgegevens tijdens een therapeutische relatie rechtvaardigt, is niet verenigbaar met een beoordeling van de gezondheidstoestand van de patiënt in opdracht van een derde. Deze beoordeling kan slechts gebeuren wanneer de patiënt ermee instemt of wanneer ze is gebaseerd op de wet. De grondslag van de therapeutische relatie is het vertrouwen. Door de vertrouwelijke mededelingen van zijn patiënt en de inlichtingen vernomen tijdens de therapeutische relatie te gebruiken voor een beoordeling in opdracht van een derde, beschaamt de arts dit vertrouwen. [...]’ (commentaar art. 43, CMD)

De nationale raad herhaalt dat de rol van de arts als zorgverlener met een therapeutische arts-patiëntrelatie onverenigbaar is met deze van adviseur, controleur of deskundige[35]. Het is evident dat een huisarts bijgevolg niet kan optreden als controlearts voor zijn eigen patiënt[36].


[1]Artikel 2 bevat eveneens de definities voor de begrippen :

controlearts : een persoon die controlegeneeskunde verricht als bedoeld onder 1°;

arts-scheidsrechter : een persoon die als scheidsrechter optreedt in de scheidsrechterlijke procedure zoals voorzien in artikel 31 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.’

[2]Arbeidsgeneeskunde – Controlegeneeskunde – Wet betreffende de rechten van de patiënt (advies NR, 24 oktober 2009, a127019).

[3]Advies van de federale commissie “Rechten van de patiënt”, “Controle- en expertisegeneeskunde”, 21 juni 2013. In dit advies, vraag C.1., verwijst de federale commissie naar de intentie van de wetgever om de expertise- en controlegeneeskunde binnen het toepassingsgebied van de patiëntenwet te houden (Parl. St. Kamer 2001-2002, nr. 1642/012, p. 54 en 57).

[4] cf. Bewaartermijn van patiëntendossiers (https://ordomedic.be/nl/faq).

[5]Onderzoek door controlearts – Aanwezigheid van de vertrouwenspersoon (advies NR, 24 oktober 2009, a127018) en Arbeidsgeneeskunde – Controlegeneeskunde – Wet betreffende de rechten van de patiënt (advies NR, 24 oktober 2009, a127019).

[6]art. 31, §2, arbeidsovereenkomstenwet.

[7]art. 31/1, arbeidsovereenkomstenwet.

[8]Geïntegreerd gezondheidsbeleid in het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap (advies NR, 14 november 1998, a083008).

[9]artt. 9 tot 11, koninklijk besluit van 1 juni 2021 betreffende de aanduiding van de controleartsen en artsen-scheidsrechters, en betreffende de klachtenprocedure.

cf. Controlegeneeskunde – Bevoegdheid van de Orde der artsen (https://ordomedic.be/nl/faq).

[10]art. 31, §3, arbeidsovereenkomstenwet.

Cf. ook Advies van 5 april 2008 betreffende medische controle – Privésector (advies NR, 9 mei 2009, a126009), Medische controle bij een afwezige patiënt – Toelichting bij het advies van 1 september 2007 (advies NR, 5 april 2008, a120006) en Patiënt afwezig op het ogenblik van een medische controle (advies NR, 1 september 2007, a118004)

[11]art. 31, §3/1, arbeidsovereenkomstenwet.

[12]Er bestaat geen wettelijke regeling die de inhoud bepaalt van het attest betreffende de medische controle door de controlearts.

Gebruikelijk worden de volgende gegevens vermeld: (1) de verklaring van onafhankelijkheid van de controlearts zoals bepaald door Bijlage I van het koninklijk besluit van 1 juni 2021 betreffende de aanduiding van de controleartsen en artsen-scheidsrechters, en betreffende de klachtenprocedure; (2) de begin- en einddatum van de ongeschiktheid; (3) de reden van ongeschiktheid (ziekte, beroepsziekte, arbeidsongeval, of andere); (4) de naam van de behandelende arts die de ongeschiktheid heeft vastgesteld; (5) de datum waarop de controle wordt uitgevoerd; (6) de uitkomst van de controle; (7) het feit of de patiënt op het ogenblik van de controle akkoord gaat met de bevindingen van de controlearts en (8) de handtekening van de controlearts en eventueel van de patiënt. De ontstentenis van één van deze gegevens heeft niet automatisch de ongeldigheid tot gevolg.

[13]De controlearts verklaart in dit document enkel of hij al dan niet de voorgeschreven arbeidsongeschiktheid bevestigt en noteert desgevallend de vroegere datum waarop het werk dient te worden hervat. Er worden geen medische gegevens of diagnose vermeld.

[14]art. 31, §4, arbeidsovereenkomstenwet.

[15]Controlegeneeskunde – Overmaken van niet-medische gegevens (advies NR, 21 februari 2009, a125009).

[16]Medische controle - Beroepsgeheim (advies NR, 19 maart 1994, a064014) en Medische controle (advies NR, 20 juni 1992, a057013).

[17]Beroepsgeheim – Medische controle (advies NR, 20 maart 1993, a060011) en Beroepsgeheim Medische controle (Advies NR, 20 oktober1990, a051005).

[18]VERORDENING (EU) 2016/679 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming)

[19]De controlearts overhandigt zo spoedig mogelijk, eventueel na raadpleging van diegene die het in § 2 bedoelde geneeskundig getuigschrift heeft afgeleverd, zijn bevindingen schriftelijk aan de werknemer. Indien de werknemer op dat ogenblik kenbaar maakt dat hij niet akkoord gaat met de bevindingen van de controlearts, wordt dit door deze laatste vermeld op voornoemd geschrift. [...] (art. 31, §4, arbeidsovereenkomstenwet).

[20]cf. Controlegeneeskunde – Arbitrage (advies NR, 17 juli 2004, a106004. De in dit advies vermelde taak van de opvolgingscommissie werd met het koninklijk besluit van 1 juni 2021 betreffende de aanduiding van de controleartsen en artsen-scheidsrechters, en betreffende de klachtenprocedure toegekend aan de Orde der artsen.

[21]cf. o.m. Mensura - Contact tussen controlearts en behandelend arts (advies NR, 2 april 2011, a133014-R), Controlegeneeskunde (advies NR, 18 januari 2003, a100001) en eerdere adviezen, o.m. Getuigschrift van arbeidsongeschiktheid (advies NR, 14 juli 1979, a028038).

[22]Medische controle (advies NR, 20 juni 1992, a057013).

[23]Onverenigbaarheid tussen de rol van zorgverlener met een therapeutische relatie en de rol van adviseur, controleur of deskundige (advies NR, 8 april 2017, a157002).

[24]Controlegeneeskunde – Arbitrage (advies NR, 17 juli 2004, a106004).

Dit advies vermeldt : ‘In onderling akkoord kan de arts-scheidsrechter aangewezen worden buiten de officiële lijst zoals blijkt uit de inleidende uiteenzetting van de minister van Tewerkstelling en Arbeid bij het wetsontwerp betreffende de controlegeneeskunde (Parl. Doc. Kamer, Gewone zitting 1998-1999, nr. 2106/4, p. 3) en uit het advies nr. 1244 van de Nationale Arbeidsraad van 6 oktober 1998.’

[25]Cumuleren van de functies van huisarts, controlearts en arts-scheidsrechter (advies NR, 5 september 2009, a127006).

[26]Controlegeneeskunde - Scheidsrechterlijke procedure (advies NR, 15 juni 1991, a053010).

[27]Dit KB heft het koninklijk besluit van 18 juli 2001 betreffende de controleartsen en de artsen-scheidsrechters op, evenals de wijzigingen in de wet van 13 juni 1999 betreffende de controlegeneeskunde door de wet van 15 januari 2018 houdende diverse bepalingen inzake werk.

[28] cf. Controlegeneeskunde – Bevoegdheid van de Orde der artsen (https://ordomedic.be/nl/faq).

[29]Controle vóór het uitschrijven van een arbeidsongeschiktheidsattest (advies NR, 26 juni 2004, a105004),

[30]art.1, koninklijk besluit van 1 juni 2021 betreffende de aanduiding van de controleartsen en artsen-scheidsrechters, en betreffende de klachtenprocedure.

[31]Controlegeneeskunde (advies NR, 1 januari 1980, a028028).

[32]art. 3, §2, 2de lid, wet van 13 juni 1999 betreffende de controlegeneeskunde.

[33]Supplementair honorarium voorzien in een samenwerkingsovereenkomst tussen een vzw en de controlearts (advies NR, 26 november 2011, a136005-R) en Supplementair honorarium voorzien in een samenwerkingsovereenkomst tussen een vzw en de controlearts (advies NR, 3 maart 2012, a137019).

[34]Medische controle (advies NR, 11 mei 1980, a029005).

[35]Onverenigbaarheid tussen de rol van zorgverlener met een therapeutische relatie en de rol van adviseur, controleur of deskundige (advies NR, 8 april 2017, a157002).

[36]Cumuleren van de functies van huisarts, controlearts en arts-scheidsrechter (advies NR, 5 september 2009, a127006).

O.C.M.W.24/02/2018 Documentcode: a160007
Patiënten in illegaal verblijf – Dringende medische hulp – Terugbetaling

De nationale raad van de Orde der artsen heeft het wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 2 en 9ter van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, besproken.

Advies van de nationale raad :

De nationale raad van de Orde der artsen heeft in zijn vergadering van 24 februari 2018 het wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 2 en 9ter van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, besproken.

Het wetsontwerp heeft tot doel verder te werken aan het hervormingsproject van de betalingen van medische kosten door het OCMW. Via dit hervormingsproject wil men een administratieve vereenvoudiging verwezenlijken door de Hulpkas voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (hierna HZIV) vergaand bevoegd te maken voor de afhandeling van deze dossiers.

1/ De nationale raad staat positief ten opzichte van deze administratieve vereenvoudiging die toelaat dat meer mensen, in het bijzonder de kwetsbare bevolkingsgroep van vreemdelingen die illegaal in België verblijven, een vlotte toegang krijgen tot gezondheidszorg, alsook ten opzichte van de financiële transparantie die men wil bekomen door de opdrachten van de HZIV uit te breiden tot het verstrekken van informatie over het tarief van de terugbetaling.

2/ De nationale raad heeft evenwel ernstige bedenkingen bij de opdracht die de HZIV zou krijgen tot het nemen van maatregelen in geval van administratieve gebreken en van onverschuldigde betalingen.

a) Het huidige wettelijke kader bepaalt dat de overheid op dit moment enkel tussenkomt voor zorgen die een nomenclatuurnummer van het RIZIV hebben en waarvoor de arts een attest "Dringende medische hulp" heeft ingevuld. Er wordt enkel in een terugbetaling voorzien aan de arts indien het dringende medische hulp betrof. De nieuwe maatregelen houden volgens het artikel 5 van het wetsontwerp in dat de kosten van de hulp niet worden betaald of dat de onverschuldigde betalingen worden teruggevorderd. Teneinde deze maatregelen te kunnen nemen, zullen er controles uitgevoerd worden door een controlearts, een functie die zal worden gecreëerd bij de HZIV. De controles van de controlearts hebben tot doel achteraf na te gaan of de verstrekte zorg valt onder het criterium van "dringende medische hulp". Volgens de memorie van toelichting heeft het wetsontwerp bovendien tot doel dat de Staat een jurisprudentie tot stand kan brengen wat betreft de medische verantwoording van de attesten van dringende medische hulp (Parl. St. nr. 2890/001, p. 5).

De nationale raad heeft hierover reeds meermaals gesteld dat het niet raadzaam is zich toe te leggen op de terminologie in de medische hulp maar wel op de behoeften die ze dient te dekken. In wezen moet er een antwoord gegeven worden op de vraag naar gezondheidszorg waartoe een bijzonder kwetsbare bevolkingsgroep toegang dient te hebben. Bovendien merkt de nationale raad op dat het creëren van een dergelijke jurisprudentie de diagnostische en therapeutische vrijheid van de uitvoerende arts minstens indirect beperkt, aangezien zijn professionele oordeelsvorming zal gekoppeld zijn aan het risico zelf te moeten opdraaien voor de kosten, als achteraf wordt besloten dat het geen "dringende medische hulp" betrof. Hierdoor dreigen patiënten noodzakelijke zorg te mislopen uit angst van de arts om geen terugbetaling te krijgen en komt het fundamenteel mensenrecht op zorg onder druk te staan.

b) Daarnaast merkt de nationale raad op dat overeenkomstig het artikel 122 van de Code van geneeskundige plichtenleer, de controlearts zijn beroepsonafhankelijkheid volledig moet behouden ten opzichte van zijn opdrachtgever en ten opzichte van andere eventuele partijen. Bij het formuleren van zijn besluiten als arts moet hij enkel volgens zijn professioneel geweten handelen. De nationale raad meent dat de bedoelde jurisprudentie de beroepsonafhankelijkheid ten zeerste in het gedrang brengt.

c) De nationale raad stelt daarom voor het controlemechanisme waarin het artikel 5 voorziet zodanig te organiseren dat het beperkt blijft tot een voorafgaandelijke controle van de twijfelgevallen inzake dringende medische hulp. Artsen die misbruik zouden maken van het systeem blijven steeds tuchtrechtelijk aansprakelijk en kunnen bijgevolg op deze wijze nog steeds gesanctioneerd worden. Daarbij zou kunnen worden voorzien dat de tuchtsanctie wordt meegedeeld aan de HZIV, waarop deze alsnog tot een terugvordering kan overgaan.

3/ De nationale raad vraagt daarom dat het wetsontwerp wordt geamendeerd, zodat de controle beperkt wordt tot een voorafgaandelijke controle van de gevallen waarin de uitvoerende arts twijfelt of het dringende medische hulp betreft en zodat de maatregel tot terugvordering slechts mogelijk is nadat de arts een tuchtsanctie heeft opgelopen wegens het foutief inroepen van dringende medische hulp.


Bovendien vraagt de nationale raad nauw betrokken te worden bij de uitwerking van de uitvoeringsbesluiten wat betreft de regels en modaliteiten van de controles, alsook de invulling van het statuut van de controlearts, mede gelet op de delicate benadering van het beroepsgeheim en het omgaan met medische gegevens die de opdracht van de controlearts noodzakelijkerwijs zou inhouden.

Beroepsgeheim22/03/2014 Documentcode: a145010
Eerbiediging van het beroepsgeheim door de arts van het Bestuur medische expertise (Medex) in het kader van een rechtsprocedure

Aan de Nationale Raad wordt een vraag gesteld aangaande de eerbiediging van het beroepsgeheim door de arts van het Bestuur medische expertise (Medex) wanneer het slachtoffer van een arbeidsongeval of een beroepsziekte een rechtsvordering heeft ingesteld waarbij de graad van arbeidsongeschiktheid wordt betwist en er een expertise wordt gevraagd.

Advies van de Nationale Raad :

In zijn vergadering van 22 maart 2014 besprak de Nationale Raad uw e-mail van 22 januari 2014 waarmee u hem om advies verzoekt aangaande de eerbiediging van het beroepsgeheim door de arts van het Bestuur medische expertise (Medex) wanneer het slachtoffer van een arbeidsongeval of een beroepsziekte een rechtsvordering heeft ingesteld waarmee de graad van arbeidsongeschiktheid wordt betwist en er een expertise wordt gevraagd.

U wenst meer bepaald te weten of het in overeenstemming is met de geneeskundige plichtenleer dat het medische dossier van Medex wordt overgemaakt aan de juridische of medische adviseur van de publieke werkgever (administratie) met als doel het ter beschikking te stellen van de expert (artikel 972bis, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek) met respect voor de contradictoire aard van de expertise (artikel 973, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek).

Het probleem van de eerbiediging van het beroepsgeheim dient in de eerste plaats te worden beoordeeld op het ogenblik dat het met redenen omkleed verslag wordt opgesteld; dit verslag mag alleen de gegevens bevatten die verband houden met de toevertrouwde opdracht en die in dit kader in aanmerking werden genomen.

Artikel 125, § 5, van de Code van geneeskundige plichtenleer bepaalt :
Hij (de arts) moet blijk geven van bedachtzaamheid bij het opstellen van de besluiten in zijn verslag en mag slechts gegevens aanbrengen die een antwoord verstrekken op de vragen van zijn opdrachtgever.

Artikel 128, § 3, van de Code van geneeskundige plichtenleer bepaalt :
De arts-deskundige mag aan de rechtbank slechts de feiten bekendmaken die rechtstreeks betrekking hebben op het deskundig onderzoek en die hij bij die gelegenheid heeft ontdekt.
Al wat hij bij dit onderzoek heeft vernomen buiten het kader van zijn opdracht, moet hij verzwijgen.

Op juridisch gebied moet in de motivering van het Medex-verslag de bepalingen worden nageleefd van de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen.
De rechtsleer stelt dat het verslag de volgende gegevens dient te bevatten om te voldoen aan deze verplichting :

- de lijst van de ontvangen en geanalyseerde medische documenten;
- het verslag van het klinisch onderzoek van de ambtenaar
- eventueel, het resultaat van de gespecialiseerde onderzoeken die zouden zijn aangevraagd;
- de anamnese en de diagnose;
- eventueel een antwoord op de aangevoerde argumenten in de nota's met richtinggevende feiten die werden ingediend door de ambtenaar of de betrokken administratie;
- een behoorlijk met redenen omklede conclusie.

Zoals u opmerkt, beveelt de rechtbank bij wie de zaak aanhangig wordt gemaakt, systematisch een gerechtelijke expertise aan, die op tegenspraak is.

De Nationale Raad meent dat het niet in strijd is met de geneeskundige plichtenleer dat Medex, op verzoek van de gerechtelijke expert of van de partijen, hen de documenten bezorgt die in aanmerking werden genomen voor het opstellen van het met redenen omkleed verslag en waarnaar wordt verwezen.

1. Jean-Luc Fagnart , Expertise, Medex et procès équitable - Consilio 2013/3, Anthémis, 2013.

Controle (Medische-)22/03/2014 Documentcode: a145011
Afleveren van een ziekteattest door een arts voor zichzelf

Aan de Nationale Raad wordt een vraag gesteld of het wettelijk en deontologisch toegelaten is voor een arts om voor zichzelf een ziekteattest op te stellen.

Advies van de Nationale Raad :

In zijn vergadering van 22 maart 2014 heeft de Nationale Raad van de Orde van geneesheren uw e-mail van 27 februari 2014 onderzocht waarin u vraagt of het wettelijk en/of deontologisch toegelaten is voor een arts om voor zichzelf een ziekteattest op te stellen.

De Nationale Raad bevestigt dat er geen wettelijke bepalingen zijn die dit verbieden.

Op deontologisch gebied antwoordt de Nationale Raad u, op basis van de adviezen van 8 mei 2010, 8 oktober 2011 en 18 februari 2012 "Afleveren van arbeidsongeschiktheidsattest voor zichzelf" dat wegens mogelijk belangenconflict, het uitermate moeilijk en meestal zelfs niet mogelijk is dat een arts een attest van arbeidsongeschiktheid voor zichzelf voorschrijft. De wettelijk voorziene mogelijkheid tot controle, waarbij de controlearts contact kan opnemen met de behandelende arts van de patiënt, komt in het gedrang wanneer behandelende arts en patiënt dezelfde persoon betreffen.

De zinsnede "uitermate moeilijk en meestal zelfs niet mogelijk" impliceert evenwel dat in zeldzame gevallen een arts kan overwegen en beslissen voor zichzelf een attest van arbeidsongeschiktheid uit te schrijven.

De Nationale Raad is in bovenvermelde adviezen van oordeel dat, in zover iedere arts een attest mag opstellen voor een door hem behandelde patiënt, dit inhoudt dat hij een attest kan afleveren voor een gezinslid of naaste verwant. Dit sluit stricto sensu niet uit dat dit ook voor zichzelf mag.

In ieder geval dient de arts zijn beslissing te nemen naar eer en geweten. Hierbij moet een aantal aandachtspunten in overweging worden genomen zoals de aard van de aandoening en de specifieke competentie van de arts betreffende deze aandoening.

De Nationale Raad blijft in zijn adviezen van mening dat een zieke arts best een collega-arts raadpleegt die dan een attest van arbeidsongeschiktheid kan afleveren.

Bovendien stelt de Nationale Raad in zijn advies van 8 mei 2010 dat een werkgever aan een arts mag vragen dat deze laatste zijn arbeidsongeschiktheid laat attesteren door een andere arts.

Arts (Adviserend-)17/11/2012 Documentcode: a140004
Medisch dossier opgesteld door de adviserende arts van een verzekeringsmaatschappij - Rechten van de patiënt : nieuwe gegevens
De Nationale Raad wordt om advies gevraagd over de toepassing van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt op het medisch dossier opgesteld door de adviserende arts van een verzekeringsmaatschappij over een persoon die het slachtoffer was van een ongeval en die hij onderzocht in het kader van de afhandeling van de gevolgen van dit ongeval.

Advies van de Nationale Raad :

In zijn vergadering van 17 november 2012 onderzocht de Nationale Raad van de Orde van geneesheren uw brief van 3 augustus 2012 waarin u hem ondervraagt over de toepassing van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt op het medisch dossier opgesteld door de raadsgeneesheer van een verzekeringsmaatschappij over een persoon die het slachtoffer was van een ongeval en die hij onderzocht in het kader van de afhandeling van de gevolgen van dit ongeval.

De situaties inzake controle- en expertisegeneeskunde zijn uiteenlopend.

Uw vraag betreft een persoon die het slachtoffer was van een ongeval.

Bij het begeleiden van de gewonden, slachtoffers van arbeidsongevallen gedekt door de wetsverzekering of van ongevallen in het privéleven waarvan de schade vergoed wordt door de verzekering die de verantwoordelijke derde dekt of door de individuele verzekering, is het gebruikelijk dat de gewonde uitgenodigd wordt zich te melden bij de raadsgeneesheer die door het verzekeringsorganisme belast werd met het evalueren van de evolutie van de letsels en met de opvolging van de behandeling die vergoed wordt door het verzekeringsorganisme

Deze opdracht van de raadsgeneesheer heeft voornamelijk een vooruitlopend doel : het verzekeringsorganisme moet de financiële reserves voorzien nodig voor de schadeloosstelling en eventueel voorschotten betalen wanneer de situatie van de gewonde het rechtvaardigt. Hij heeft ook een objectief van therapeutische optimalisatie: de verzekeraar heeft er belang bij dat de patiënt zo goed mogelijk verzorgd wordt om de ernst van de nawerkingen van het ongeval te verminderen. De verzekeraar kan ook wensen er zich van te vergewissen dat de zorg toegediend aan de getroffene wel degelijk een verband heeft met de letsels veroorzaakt door het ongeval.

Na het onderzoek maakt de raadsgeneesheer een verslag op dat medische gegevens bevat. Hij voegt er een technische nota bij aangaande de evolutievooruitzichten die bestemd is voor de verzekeraar.

U ondervraagt de Nationale Raad over het recht van de gewonde om een kopie te krijgen van het hem betreffende dossier opgesteld door de raadsgeneesheer van de verzekering.

In zijn advies van 9 oktober 2009 betreffende de consultatie van het medische dossier dat wordt bijgehouden door de geneesheer-expert in het kader van een strafzaak, stelt de federale commissie "Rechten van de patiënt", zonder verdere nuance, "Allereerst onderstreept de Commissie dat de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt van toepassing is op de expertisegeneeskunde. De patiënt heeft dan ook het recht om rechtstreeks toegang te hebben tot het dossier dat door de geneesheer-expert wordt bijgehouden".

De Nationale Raad was in zijn advies van 24 oktober 2009 van mening dat de patiënt, in het kader van de controle- en arbeidsgeneeskunde, recht heeft op inzage in zijn dossier krachtens artikel 9, § 2, van de wet betreffende de rechten van de patiënt.

Op aanvraag van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid werd er door de Universiteit Antwerpen in juli 2011 een uitgebreide studie gemaakt over de toepassing van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt op het gebied van de controle- en expertisegeneeskunde. De bedoeling van dit project is te peilen naar de theoretische en praktische problemen die ontstaan bij het toepassen van de Wet Patiëntenrechten in de praktijk van de controle- en expertisegeneeskunde. Het is beschikbaar via de website van de FOD Volksgezondheid op het volgende adres :
http://www.health.belgium.be/eportal/Myhealth/PatientrightsandInterculturalm/Patientrights/BillRightsPatient/index.htm.
U vindt kopie van dit document als bijlage.

Deze studie vermeldt verschillende mogelijke restricties op de toepassing van voornoemde wet van 22 augustus 2002 wat inzage in het dossier betreft.

Meer bepaald aangaande uw vraag wordt er de volgende nuance aangebracht (pagina 60, punt 4.5.4., van de studie) :

Wat betreft de situatie van een raadsgeneesheer die de patiënt onderzoekt in opdracht van bv. een private verzekeringsmaatschappij kan er wel een probleem opduiken : naast de strikt medische vaststellingen (anamnese, klinisch onderzoek, beeldvorming,...) -waartoe de patiënt ongetwijfeld toegang moet hebben- is er ook informatie die bestemd is voor de opdrachtgever en die meer te maken heeft met de administratief-financiële kant van de zaak : bv . wordt van de raadsgeneesheer verwacht dat hij reeds vroeg in de expertise een inschatting geeft van het percentage ongeschiktheid dat mogelijks zou kunnen worden toegekend aan patiënt in kwestie . Dit laat de verzekeringsmaatschappijen toe om de nodige provisie aan te leggen. Gezien de raadsgeneesheren en de verzekeringmaatschappijen menen dat het inzagerecht van de patiënt hier niet geldt, wordt de zaak in de praktijk soms opgelost door een gescheiden dossier te maken : een met de medische en persoonlijke en professionele
gegevens, en een met gegevens en inschatting van financieel-technische aard, waartoe de patiënt dan geen toegang heeft.

Er wordt niet gepreciseerd of de inhoud van deze studie goedgekeurd werd door de federale commissie "Rechten van de patiënt".

De Nationale Raad heeft beslist de minister van Volksgezondheid hierover te ondervragen in een brief waarvan u kopie als bijlage vindt.

In afwachting van een antwoord van de minister betreffende het recht van de gewonde om inzage te hebben in de technische nota die door de raadsgeneesheer voor de verzekeraar om administratieve doeleinden opgesteld werd, kan uw provinciale raad zich baseren op het voornoemde advies van de federale commissie "Rechten van de patiënt" van 9 oktober 2009, overgenomen in het advies van de Nationale Raad van 24 oktober 2009, om de inzage van de patiënt in het medische verslag opgesteld door de raadsgeneesheer te rechtvaardigen.

Gezien de discussies die voorafgaan is het beter aan de raadsgeneesheren aan te raden de twee aspecten van hun opdracht, de evaluatie van de letsels en hun evolutie (medisch verslag) en de prognose van de ongeschiktheidsgraad (technische nota), duidelijk te onderscheiden in de documenten die ze opstellen.

Beslissing van het Bureau van de Nationale Raad d.d. 22.08.2013 :
Als bijlage vindt u het advies van de federale commissie voor de rechten van de patiënt van 21 juni 2013 betreffende de controle- en expertisegeneeskunde. Dit advies geeft een antwoord op de vragen die door de Nationale Raad van de Orde van geneesheren werden gesteld in zijn advies van 17 november 2012, "Medisch dossier opgesteld door de adviserende arts van een verzekeringsmaatschappij", TNR 140, dat werd gericht aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. Het advies van de federale commissie voor de rechten van de patiënt en het voornoemde advies van 17 november 2012 zullen op het publieke gedeelte van de website van de Orde van geneesheren worden geplaatst.
Controle (Medische-)18/02/2012 Documentcode: a137014
Afleveren van arbeidsongeschiktheidsattest voor zichzelf

Aangaande het advies van de Nationale Raad van 8 oktober 2011 betreffende het uitschrijven door een arts van een attest van arbeidsongeschiktheid voor zichzelf, merkt een arts op dat dit in sommige gevallen toch mogelijk moet zijn en wenst dan ook van de Nationale Raad een meer gedetailleerd advies.

Advies van de Nationale R aad :

In zijn vergadering van 18 februari 2012 besprak de Nationale Raad van de Orde van geneesheren uw e-mails van 21 oktober 2011 en van 16 februari 2012 (als bijlage).

De Nationale Raad blijft van mening dat het, wegens mogelijk belangenconflict, uitermate moeilijk en meestal zelfs niet mogelijk is dat een arts een attest van arbeidsongeschiktheid voor zichzelf uitschrijft.

De zinsnede "uitermate moeilijk en meestal zelfs niet mogelijk" impliceert uiteraard dat in zeldzame gevallen een arts kan overwegen en beslissen voor zichzelf een attest van arbeidsongeschiktheid uit te schrijven.

De Nationale Raad is immers van oordeel dat, in zover iedere arts een attest mag opstellen voor een door hem behandelde patiënt, dit inhoudt dat hij een attest kan afleveren voor een gezinslid of naaste verwant en stricto sensu niet uitsluit dat dit ook mag voor zichzelf.

In ieder geval dient de arts zijn beslissing te nemen naar eer en geweten. Hierbij moeten een aantal aandachtspunten in overweging genomen worden zoals de aard van de aandoening en de specifieke competentie van de arts betreffende deze aandoening.

De Nationale Raad blijft echter van mening dat een zieke arts best een collega-arts raadpleegt die dan een attest van arbeidsongeschiktheid kan afleveren. Zoals reeds vermeld in het advies van 8 oktober 2011 komt de wettelijk voorziene mogelijkheid tot controle gevraagd door de werkgever immers in het gedrang wanneer de behandelende arts en patiënt dezelfde persoon betreffen.

Geneeskunde (Arbeids-)24/10/2009 Documentcode: a127019
Arbeidsgeneeskunde – Controlegeneeskunde – Wet betreffende de rechten van de patiënt

Een arts stelt aan de Nationale Raad de vraag of de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt van toepassing is op de controlegeneeskunde en op de arbeidsgeneeskunde. Hij belicht in zijn brief enkele concrete aspecten van het probleem : het recht op inzage van het medisch dossier, de aanwezigheid van de vertrouwenspersoon bij een medisch onderzoek, de identiteit van de vertrouwenspersoon.

Advies van de Nationale Raad :

In zijn vergadering van 24 oktober 2009 heeft de Nationale Raad van de Orde van geneesheren uw schrijven van 6 juli 2009 besproken waarin u vraagt of controlegeneeskunde en arbeidsgeneeskunde onder het toepassingsgebied van de wet betreffende de rechten van de patiënt valt en de concrete vraagstellingen.

De wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt is van toepassing op alle privaatrechtelijke en publiekrechtelijke rechtsverhoudingen op het gebied van gezondheidszorg die door een beroepsbeoefenaar wordt verstrekt aan een patiënt (artikel 3, § 1). De rechtsverhouding moet de gezondheidszorg betreffen. Het gaat om de diensten die een beroepsbeoefenaar verstrekt met het oog op het bevorderen, vaststellen, behouden, herstellen of verbeteren van de gezondheidstoestand van een patiënt of om de patiënt bij het sterven te begeleiden (artikel 2).

De rechtsverhouding tussen een patiënt en een controlearts of arbeidsarts valt onder het hierboven beschreven toepassingsgebied van de wet. Deze definitie wordt ruim geïnterpreteerd. Het kan gaan om zorg gevraagd door de patiënt, zijn vertegenwoordiger of een derde (bv. in geval van medische controle), of zelfs zonder verzoek in spoedgevallen. De memorie van toelichting (doc 50, 1642/001, p. 15) stelt dat onder "vaststellen van de gezondheidstoestand" ook het onderzoek op verzoek van een derde valt, bv. het medisch onderzoek in het kader van de verzekeringsgeneeskunde of het onderzoek door de controlearts van een ziekenfonds of van een arbeidsarts.

Krachtens artikel 4 van de wet dient de arts de bepalingen ervan na te leven.

1/ Inzagerecht dossier

De patiënt heeft recht op inzage in zijn patiëntendossier (artikel 9, § 2). Op het verzoek van de patiënt kan hij/zij zich laten bijstaan door of zijn/haar inzagerecht uitoefenen via een door hem/haar aangewezen vertrouwenspersoon.

De persoonlijke notities van de beroepsbeoefenaar en de gegevens die betrekking hebben op derden zijn uitgesloten van het recht op inzage (artikel 9, § 2, derde lid). Indien de aangewezen vertrouwenspersoon een beroepsbeoefenaar is, heeft deze ook inzage in de persoonlijke notities (artikel 9, § 2, vierde lid).

2/ Aanwezigheid vertrouwenspersoon tijdens medisch onderzoek

Op vraag van de patiënt dient in de regel de aanwezigheid van een vertrouwenspersoon, al dan niet verwant, toegelaten te worden.

In het geval dat de aanwezigheid van deze persoon storend is voor de relatie arts-patiënt staat het de arts vrij op de vraag niet in te gaan.

De patiënt zal worden geïnformeerd omtrent het motief van de weigering. Het is aangewezen dat de weigering en het motief worden vastgelegd in het medisch dossier.

3/ Vertrouwenspersoon

De wet betreffende de rechten van de patiënt definieert het begrip ´vertrouwenspersoon` niet.

Een vertrouwenspersoon is iemand die de patiënt bijstaat in het uitoefenen van zijn/haar rechten als patiënt zoals bij het verkrijgen van informatie of bij het inkijken van het dossier.

Een vertrouwenspersoon wordt aangeduid door de patiënt. Tussen de patiënt en de vertrouwenspersoon ontstaat een stilzwijgende overeenkomst. Tussen de beroepsbeoefenaar en de vertrouwenspersoon ontstaat er geen rechtsverhouding.

De identiteit van de vertrouwenspersoon wordt vermeld in het patiëntendossier.