keyboard_arrow_right
Deontologie

Medische controle - Onderwijzend personeel

Een provinciale raad verzet zich tegen een reglementering die uitgevaardigd werd door de Vlaamse Minister van Onderwijs en waarin wordt bepaald: "indien de behandelende arts de diagnose van de controlerende arts niet kan bijtreden duiden beiden in gezamenlijk overleg, uit een lijst van artsen voorgelegd door het controle organisme, een scheidsrechter aan om de definitieve beslissing te nemen".
Volgens de provinciale raad is deze bepaling strijdig met het advies van de Nationale Raad van 19 oktober 1991 (Tijdschrift nr. 55, blz. 28), waarin wordt bepaald dat beide partijen het recht hebben om kandidaat scheidsrechters voor te dragen.

Advies van de Nationale Raad:

De Nationale Raad stelt als beginsel dat, bij geschillen tussen controlegeneesheer en behandelend geneesheer omtrent de arbeidsongeschiktheid van de werknemer, buiten de door art. 31 en 32 laatste alinea van de Arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978 voorziene mogelijkheden (nl. Arbeidsrechtbank of bevoegd Paritair Comité) beide partijen in onderling overleg een arbitragearts kunnen aanduiden. Hierbij heeft elke partij het recht om kandidaat scheidsrechters voor te dragen.
(Advies Nationale Raad 16 november 1991, Tijdschrift nr. 55, maart 1992)

Reeds op 15 september 1984 oordeelde de Nationale Raad dat de procedure zoals voorgesteld in het advies nr. 749 van de Nationale ArbeidsRaad (uitgebracht op 7 juni 1983), volgens welke de behandelende geneesheer een geneesheer scheidsrechter aanduidt onder drie namen hem voorgesteld door de controlerende geneesheer, zijn goedkeuring niet kon wegdragen, aangezien één van de partijen alsdus bevoorrecht wordt. En dit ondanks de bepaling in het advies van de Nationale ArbeidsRaad dat "de geneesheer deskundige aangeduid wordt onder personen die onafhankelijk zijn van de partijen".

De Nationale Raad kan zich trouwens niet verenigen met enige beperking van de voor te stellen geneesheer scheidsrechter.

De Nationale Raad verwijst daarbij naar Art. 1678.1 van het Gerechtelijk Wetboek dat bepaalt: "Een overeenkomst tot arbitrage is niet geldig indien daarin aan een van de partijen een bevoorrechte positie bij de aanwijzing van de scheidsman of de scheidslieden is toegekend."

De Nationale Raad zal dan ook bij de bevoegde Minister aandringen tot aanpassing van de voorgestelde beroepsprocedure.