keyboard_arrow_right
Deontologie

Resultaten

Controle (Medische-)05/09/2009 Documentcode: a127006
Cumuleren van de functies van huisarts, controlearts en arts-scheidsrechter

In zijn vergaderingen van 25 juli en 5 september 2009 onderzocht de Nationale Raad van de Orde van geneesheren de brief van dokter ... betreffende het cumuleren van de functies van huisarts, controlearts en arts-scheidsrechter.

Dergelijke cumul is, mits het naleven van bepaalde voorwaarden (zie inzonderheid de wet van 13 juni 1999 betreffende de controlegeneeskunde) wettelijk niet verboden.

Op deontologisch vlak is een dergelijke cumul in de - door de provinciale raad van inschrijving van de betrokken arts naar uitgebreidheid te bepalen - regio waar de huisarts de geneeskunde uitoefent niet wenselijk. Zowel de onafhankelijkheid van zijn ambt als het belang van zijn betrokken patiënt kunnen daarbij in het gedrang komen. De opportuniteit van de cumul van de functies van controlearts en van arts-scheidsrechter in een andere regio zal naar omstandigheden dienen te worden beoordeeld door de provinciale raad. Cumul van controlearts en arts-scheidsrechter in éénzelfde zaak is uiteraard uitgesloten.

Het hoeft hierbij evenmin betoog dat een huisarts noch controlearts noch arts-scheidsrechter mag zijn in een zaak waarin zijn patiënt en derhalve ook hijzelf is betrokken.

In elk geval is, zoals reeds bepaald en bevestigd in vorige adviezen van de Nationale Raad , de besproken cumul alleen mogelijk mits gunstig advies van de provinciale raad van inschrijving van de betrokken arts.

[1]Advies 22/1/2000 – TNR 88, p. 16 : Cumulatie van de functie van ambtenaar en huisarts

Advies 22/4/1995 – TNR 69, p. 13 : Cumulatie van de functie van voltijds ambtenaar en huisarts
Advies 20/8/1994 - TNR 66, p. 17 : Cumulatie van de functie van voltijds ambtenaar en huisarts

Beroepsgeheim21/02/2009 Documentcode: a125009
Controlegeneeskunde – Overmaken van niet-medische gegevens

De Nationale Raad wordt om advies verzocht betreffende het overmaken door een arts van niet-medische gegevens aan de werkgever die hij/zij heeft verzameld tijdens de uitoefening van de functie van controlearts.

Advies van de Nationale Raad :

In zijn vergadering van 21 februari 2009 besprak de Nationale Raad van de Orde van geneesheren uw schrijven van 30 januari 2008 betreffende het overmaken van niet-medische gegevens aan de werkgever, verzameld tijdens de uitoefening van de functie van controlearts.

Artikel 31, § 3, tweede lid, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten bepaalt dat de controlearts nagaat of de werknemer werkelijk arbeidsongeschikt is en dat hij de waarschijnlijke duur van de arbeidsongeschiktheid en, in voorkomend geval, de andere medische gegevens voor zover die noodzakelijk zijn voor de toepassing van de bepalingen van deze wet verifieert; alle andere vaststellingen blijven gedekt door het beroepsgeheim.

Het onderlijnde woord “blijven” betekent dat een controlearts gebonden is door het beroepsgeheim zoals een arts met een curatieve taak, maar de wet op de controlegeneeskunde heeft hierop enkele uitzonderingen aangebracht.

De taak van de controlearts is wettelijk beperkt tot de medische vaststellingen binnen het kader van de arbeidsovereenkomstenwet (zij vermeldt ondermeer de al dan niet arbeidsongeschiktheid en de duur ervan).

De diagnose mag door de controlearts nooit meegedeeld worden aan de werkgever. De medische reden van arbeidsongeschiktheid valt onder het beroepsgeheim.

Krachtens artikel 128, § 1, van de Code van geneeskundige plichtenleer mag de arts die door een werkgever, een verzekeringsinstelling of een andere instelling met een controleonderzoek wordt belast, aan zijn niet-medische opdrachtgevers of aan derden de medische redenen die aan de basis liggen van zijn besluiten, niet bekend maken.

Feitelijke gegevens zijn niet-medische gegevens die aldus volgens de wet betreffende de arbeidsovereenkomsten ´andere vaststellingen` zijn en dus onder het beroepsgeheim vallen.

Bijgevolg handhaaft de Nationale Raad het standpunt dat het noch wettelijk noch deontologisch kan dat de controlearts feitelijke, niet-medische gegevens en/of de medische oorzaak van de arbeidsongeschiktheid bekendmaakt aan de werkgever. Dit sluit niet uit dat de controlearts bij de beoordeling van arbeidsongeschiktheid rekening zou houden met door hem vastgestelde feitelijke, niet-medische gegevens en dat hij die gegevens zou kenbaar maken aan de behandelende arts met wie hij overleg moet plegen alvorens zijn beslissing te nemen.

Controle (Medische-)05/04/2008 Documentcode: a120006
Medische controle bij een afwezige patiënt - Toelichting bij het advies van 1 september 2007

Medische controle bij een afwezige patiënt – Toelichting bij het advies van 1 september 2007

De voorzitter van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu uitte enkele bezwaren naar aanleiding van het advies dat op 1 september 2007 door de Nationale Raad werd uitgebracht betreffende de medische controle bij een afwezige patiënt in het kader van de reorganisatie van de geneeskundige controle binnen het openbaar ambt.
De Nationale Raad richtte een werkgroep op binnen dewelke de knelpunten met de verantwoordelijke voor de medische expertise binnen de betrokken FOD werden toegelicht en besproken.

ADVIES VAN DE NATIONALE RAAD :

In zijn vergadering van 5 april 2008 heeft de Nationale Raad een discussie gewijd aan de reorganisatie van de geneeskundige controle binnen het openbaar ambt.

De Nationale Raad beslist hieronder zijn advies van 1 september 2007 over de medische controle bij een afwezige patiënt (TNR nr. 118, p 5) te verduidelijken.

1/ Controle bij een afwezige patiënt

In zijn advies van 1 september 2007 was de Nationale Raad van mening dat de controlearts aan de patiënt niet kan opleggen zich te verplaatsen indien de behandelende arts heeft vermeld dat het verlaten van de woonst verboden is.

De Nationale Raad handhaaft dit standpunt.

Uit discussies met de FOD Volksgezondheid en met de FOD Personeel en Organisatie alsmede uit de omzendbrief nr. 568 van 13 februari 2007 met betrekking tot de reglementaire wijzigingen in het kader van het ziekteverzuim (Belgisch Staatsblad, 19 februari 2007) volgt dat de ambtenaar die afwezig is op het tijdstip van de medische controle en waarvoor de arts die het medisch attest heeft afgeleverd, van oordeel was dat hij zich niet mocht verplaatsen (ambtenaar die zich in de situatie ‘mag het huis niet verlaten’ bevindt) niet verplicht kan worden zich te begeven naar de controlearts. De ambtenaar die over een dergelijk medisch attest beschikt, moet onmiddellijk contact opnemen met MEDEX, om eventueel een nieuwe controle te plannen. Bij het uitblijven van een controle kan de ambtenaar nog altijd een eventuele rechtvaardigingsgrond voor zijn afwezigheid op het tijdstip van de medische controle doen gelden bij zijn werkgever.

2/ Beroepsgeheim

In zijn advies van 1 september 2007 heeft de Nationale Raad tevens opheldering gevraagd over de bewoordingen van artikel 61, tweede lid, van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen, zoals gewijzigd door artikel 17 van het koninklijk besluit van 17 januari 2007 houdende wijziging van diverse reglementaire bepalingen betreffende de controle van afwezigheden wegens ziekte van de personeelsleden van de rijksbesturen en betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen.

De Nationale Raad oordeelde dat deze bepaling rechtstreeks in strijd was met de wettelijke en deontologische beginselen van het beroepsgeheim, daar deze bepaling stelt dat het ziekteattest dat de afwezigheid van meer dan één dag rechtvaardigt, expliciet de diagnose van de ziekte moet vermelden.

Uit discussies met het FOD Volksgezondheid blijkt dat de diagnose nooit aan de werkgever van de ambtenaar wordt meegedeeld doch enkel aan de dienst MEDEX in het kader van de medische controle.

Gezondheidsdienst (Administratieve-)01/09/2007 Documentcode: a118004
Patiënt afwezig op het ogenblik van een medische controle

Een arts, geneesheer-inspecteur van het Bestuur van de Medische Expertise (Medex) (voorheen Administratieve Gezondheidsdienst (AGD)) – FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, legde aan de Nationale Raad een vraag voor betreffende de geneeskundige controle van ambtenaren in openbare diensten.
De Nationale Raad bestudeerde de recente wetgeving en reglementering ter zake en stelde vast dat deze niet dezelfde is voor contractuele bedienden van de overheid en het statutaire personeel.

Advies van de Nationale Raad :

De Nationale Raad heeft in zijn vergadering van 1 september 2007 de volgende vraag besproken :

“Indien bij een thuiscontrole een patiënt wiens getuigschrift vermeldt dat “het verlaten van de woonst verboden is”, afwezig is, kan de controlearts hem dan vragen zich op zijn geneeskundig kabinet aan te bieden op een latere datum en later uur of moet hij een tweede keer bij de patiënt thuis gaan ?”

Deze vraag wordt gesteld in het kader van de reorganisatie van de geneeskundige controle binnen het openbaar ambt.

De Nationale Raad is van mening dat de controlearts aan de patiënt niet kan opleggen zich te verplaatsen indien de behandelende arts heeft vermeld dat het verlaten van de woonst verboden is.

Dit standpunt wordt overigens bevestigd, wat betreft de werknemers onder arbeidsovereenkomst (en die niet vallen onder een statuut), door artikel 31, § 3, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. Dit artikel luidt als volgt :
“Behoudens wanneer diegene die het geneeskundig getuigschrift aan de werknemer heeft afgeleverd oordeelt dat zijn gezondheidstoestand hem niet toelaat zich naar een andere plaats te begeven, moet de werknemer zich desgevraagd bij de controlearts aanbieden. De reiskosten van de werknemer zijn ten laste van de werkgever.”

Wat het statutaire personeel van de rijksbesturen betreft, neemt de Nationale Raad akte van de bepaling van artikel 62, § 1, vierde lid, van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen, zoals gewijzigd door het artikel 17 van het koninklijk besluit van 17 januari 2007 houdende wijzigingen van diverse reglementaire bepalingen betreffende de controle van afwezigheden wegens ziekte van de personeelsleden van de rijksbesturen en betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen.

Deze bepaling stelt :
“Het medisch onderzoek vindt plaats in de woon- of verblijfplaats van de ambtenaar. Bij afwezigheid van de ambtenaar, laat de controlearts bericht achter waarin de ambtenaar wordt verzocht zich op het vermelde uur aan te melden bij de controlearts.”

De Nationale Raad neemt contact op met de federale minister van Ambtenarenzaken om zich ervan te verzekeren dat deze bepaling enkel ambtenaren betreft waarvoor het medisch getuigschrift het verlaten van de woonst niet verbiedt.

De Nationale Raad vraagt de minister tevens opheldering over de bewoordingen van artikel 61, tweede lid, die rechtstreeks strijdig zijn met de wettelijke en deontologische beginselen van het beroepsgeheim, daar deze bepaling stelt dat het geneeskundig getuigschrift dat de ziekte attesteert die de afwezigheid van meer dan één dag rechtvaardigt, expliciet de ziekte moet vermelden waaraan de ambtenaar lijdt.

Beroepsgeheim14/01/2006 Documentcode: a112001
Medische controle door de Administratieve Gezondheidsdienst (AGD)

Een provinciale raad stuurt de brief door van een geneesheer-inspecteur van de Administratieve Gezondheidsdienst (AGD) van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu.
Hij vraagt of de controleprocedure van de AGD strookt met de bepalingen van de medische deontologie en of deze procedure op dezelfde wijze mag worden uitgevoerd voor contractuele en statutaire ambtenaren ?
De tweede vraag betreft het geografisch gebied waarbinnen de betrokken artsen de controles mogen uitvoeren.
De derde vraag behelst het beroepsgeheim. In het reglement van de AGD wordt vermeld dat de AGD het nodig kan achten “bijzondere omstandigheden van niet-medische aard aan het bestuur mede te delen”. De controlearts kan aan huis van de gecontroleerde zaken vaststellen die hem ertoe doen besluiten dat de betrokkene wel in staat is te werken. Wanneer dergelijke gegevens door de AGD worden meegedeeld aan de opdrachtgever van de controle betekent dit een schending van het beroepsgeheim. De vraag is dan of de controlerende geneesheer hiervoor ter verantwoording kan worden geroepen.

Advies van de Nationale Raad :

De Nationale Raad heeft in zijn vergadering van 14 januari 2006, de overgelegde vragen onderzocht die u stelde betreffende de procedure die te volgen is bij medische controle door de Administratieve Gezondheidsdienst (AGD) en betreffende de mogelijke problemen met het beroepsgeheim bij het meedelen van de administratieve beslissing aan het bestuur.

Wat het eerste punt betreft is de Nationale Raad van mening dat de geneeskundige plichtenleer van toepassing is ongeacht het beroepsstatuut van de patiënt. Deontologisch gezien zal de arts de contractuele ambtenaar dan ook op dezelfde wijze behandelen als de statutaire ambtenaar.

Wat de toepassing op de ambtenaren betreft van de wet van 13 juni 1999 met betrekking tot de controlegeneeskunde is de Nationale Raad niet bevoegd. Terzake heeft de Raad contact opgenomen met de Administratieve Gezondheidsdienst. Uit diens antwoord blijkt dat de wet van toepassing is op de controlegeneeskunde binnen de Administratieve Gezondheidsdienst. Het Reglement van de Administratieve Gezondheidsdienst zal dan ook slechts van toepassing zijn voor zover het in overeenstemming is met de wet. Met de betreffende dienst stelt de Nationale Raad vast dat het Reglement dient aangepast te worden in functie van de reorganisatie van de medische controle. De Nationale Raad wenst op de hoogte te worden gehouden van de doorgevoerde wijzigingen.

Voor het antwoord op de tweede vraag is de Provinciale Raad bevoegd.

Aangaande de derde vraag :

In de Code van geneeskundige plichtenleer wordt het beroepsgeheim als volgt beschreven :

“Art. 56 Het beroepsgeheim van de geneesheer omvat zowel al wat de patiënt hem heeft gezegd of toevertrouwd, als wat de geneesheer weet of heeft ontdekt ten gevolge van onderzoekingen of van door hem gedane of aangevraagde navorsingen.

Art. 57 Het beroepsgeheim omvat alles wat de geneesheer heeft gezien, gehoord, vernomen, vastgesteld, ontdekt of opgevangen tijdens of bij gelegenheid van de uitoefening van zijn beroep.”

De enige mededeling die een controlearts aan de Administratieve Gezondheidsdienst en via hem aan het bestuur van de gecontroleerde zieke kan doen is : de betrokkene is arbeidsgeschikt of niet. Hoe tot dit besluit wordt gekomen behoort duidelijk tot het beroepsgeheim.

De Administratieve Gezondheidsdienst kan evenmin mededelingen van niet-medische aard doen aan het bestuur van de betrokkene. Bijgevolg kan de geneesheer hiervoor niet ter verantwoording geroepen worden.

De Nationale Raad wijst erop dat administratieve en verpleegkundige medewerkers gebonden zijn door respectievelijk de discretieplicht en het beroepsgeheim. Indien dit niet gerespecteerd wordt, dient ervoor gezorgd te worden dat de toegang tot het (elektronisch) medisch dossier verboden wordt.

Arbitrage17/07/2004 Documentcode: a106004
Controlegeneeskunde - Arbitrage

Een provinciale raad stuurt de Nationale Raad een brief door van een arbitragearts die advies vraagt betreffende een aantal aspecten van de controlegeneeskunde. In de praktijk rijzen er meerdere problemen omtrent de aanwijzing van een arts-scheidsrechter - al dan niet in collegiaal overleg - en de taak van de opvolgingscommissie hierbij, de betaling van de erelonen voor arbitrages en de rol van een vervangende behandelende arts bij beslissingen inzake arbeidsongeschiktheid.

Advies van de Nationale Raad :

De wet van 13 juni 1999 betreffende de controlegeneeskunde bepaalt in artikel 8, §5, dat de geschillen van medische aard welke rijzen tussen werknemer en controlearts beslecht worden bij wijze van scheidsrechterlijke procedure. Binnen twee werkdagen na de overhandiging van de bevindingen door de controlearts kan de werkgever aan de controlearts en de werknemer aan diegene die hem het geneeskundig getuigschrift heeft overhandigd, uitdrukkelijk machtiging geven om de arts-scheidsrechter aan te wijzen. In onderling akkoord kan de arts-scheidsrechter aangewezen worden buiten de officiële lijst zoals blijkt uit de inleidende uiteenzetting van de minister van Tewerkstelling en Arbeid bij het wetsontwerp betreffende de controlegeneeskunde (Parl. Doc. Kamer, Gewone zitting 1998-1999, nr. 2106/4, p. 3) en uit het advies nr. 1244 van de Nationale Arbeidsraad van 6 oktober 1998. Indien over deze aanwijzing binnen voornoemde termijn geen akkoord kan worden bereikt kan de meest gerede partij (werkgever of werknemer) een arts-scheidsrechter aanwijzen die voldoet aan de bepalingen van de wet (artikel 6) en voorkomt op de lijst die in uitvoering van voornoemde wet werd vastgesteld. Dit laatste geschiedt ook binnen twee werkdagen.
De arts-scheidsrechter beslist, na uitvoering van een medisch onderzoek, binnen drie werkdagen na zijn aanwijzing.

Logischerwijze kan hieruit worden afgeleid dat er binnen twee werkdagen na het verslag van de controlearts aan de werkgever in eerste instantie in collegiaal overleg een arts-scheidsrechter kan worden aangeduid. Indien dit niet gebeurt, komt het de meest gerede partij (hetzij werkgever, hetzij werknemer) toe eigenmachtig een arts-scheidsrechter aan te wijzen uit de daartoe beschikbare lijst. De wet vermeldt echter niet of dit persoonlijk dient te gebeuren of via een daartoe door de betrokken partij gemandateerde persoon of instantie.
In beide procedures vallen de kosten ten laste van de verliezende partij.

Wat de in collegiaal overleg aan te duiden scheidsrechter betreft, staat het elke provinciale raad vrij hiervoor lijsten van kandidaten ter beschikking te stellen.

De opvolgingscommissie heeft de wettelijke bevoegdheid om alle klachten te behandelen omtrent de organisatie van de controle, de bevoegdheid en de onafhankelijkheid van zowel controleartsen als artsen-scheidsrechters, dit binnen het gestelde wettelijke kader.
De medisch-deontologische aspecten van de controleprocedure vallen uiteraard onder de bevoegdheid van de betrokken provinciale raad van de Orde.

Een vervangende arts heeft bij betwistingen over arbeidsongeschiktheid als "behandelende partij” dezelfde rechten en bevoegdheden als de arts die oorspronkelijk het attest van arbeidsongeschiktheid heeft uitgeschreven.

Beroepsgeheim18/10/2003 Documentcode: a103001
Controlegeneeskunde - Medische dienst van de Federale Politie - Relaties tussen de controlerende arts en de behandelend arts - Medisch getuigschrift

Controlegeneeskunde – Medische dienst van de Federale Politie – Relaties tussen de controlerende arts en de behandelend arts – Medisch getuigschrift

Een provinciale raad stuurt een brief door van een arts die vraagt of de medische dienst van de Federale Politie het recht heeft een getuigschrift van arbeidsongeschiktheid dat deze arts afleverde aan één van zijn patiënten te weigeren omdat de diagnose niet is gepreciseerd.

Advies van de Nationale Raad :

  1. A priori is er geen reden voor dat de medische dienst van de Federale Politie anders functioneert dan hetgeen bepaald is in de Code van geneeskundige plichtenleer aangaande de relaties tussen de controlerende arts en de behandelend arts (artikels 126 en 127). De oprichting van de Federale Politie heeft de regels van de deontologie inzake controlegeneeskunde niet gewijzigd.

    We kunnen zelfs vaststellen dat het principe van artikel 126 §4 van de Code van geneeskundige plichtenleer (cf. bijlage) overgenomen werd in het koninklijk besluit van 30 maart 2001 dat specifiek de medische controle uitgeoefend door de medische dienst van de Federale Politie regelt (1) : Art. X.II.8. : “De controlerende arts bevestigt of wijzigt de modaliteiten of de duur van het door de behandelende arts voorgeschreven ziekteverlof. Een beslissing tot wijziging vindt slechts plaats na overleg met de behandelende arts.”.

  2. Het voornoemd koninklijk besluit van 30 maart 2001 vermeldt echter het specifiek medisch getuigschrift dat het personeelslid van de Federale Politie vanaf de tweede ziektedag aan de medische dienst van deze politie voor bekrachtiging moet bezorgen (cf. bijlage).

    Gezien de bijzondere opdracht van de controlerende artsen van de Federale Politie werd het model van dit getuigschrift vastgelegd door de minister in bijlage 8 van het ministerieel besluit van 28 december 2001 tot uitvoering van sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten (cf. bijlage).

    In het kader van zijn opdracht de realiteit van de arbeidsongeschiktheid van het politiepersoneelslid te controleren heeft de controlearts dus het recht verduidelijkingen te vragen aan de behandelend arts over de inhoud van dit “gereglementeerd” getuigschrift en meer bepaald over de diagnose.

(1) KB van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten, BS 31 maart 2001.

Controle (Medische-)18/01/2003 Documentcode: a100001
Controlegeneeskunde

Een provinciale raad wordt regelmatig om advies gevraagd inzake het door de controlearts voorafgaandelijk contacteren van de behandelende arts wanneer eerstgenoemde niet akkoord gaat met de duur van de verleende arbeidsongeschiktheid.
Hij legt aan de Nationale Raad een ontwerptekst ter goedkeuring voor.

Advies van de Nationale Raad :

De Nationale Raad van de Orde van geneesheren besprak in zijn vergadering van 18 januari 2003 uw brief van 9 juli 2002 in verband met de controlegeneeskunde en deelt u de volgende gegevens mede :

  1. De bij artikel 126, § 4, van de Code van geneeskundige plichtenleer bepaalde regel wordt herinnerd en becommentarieerd in tal van adviezen van de Nationale Raad .

    Deze adviezen zijn merendeels unaniem : de controlearts moet voorafgaandelijk contact opnemen met de behandelend arts alvorens een beslissing te nemen die de beslissing van deze laatste wijzigt.

    Bovendien preciseren deze adviezen hoe deze contactname dient te verlopen: rechtstreeks en mondeling. Indien dit werkelijk onmogelijk is, kan een schriftelijk contact volstaan .

  2. Ofschoon de wet van 13 juni 1999 (B.S. 13 juli 1999) betreffende de controlegeneeskunde niet uitdrukkelijk voorziet in de bovenstaande verplichting, belet dit de Orde evenwel niet te waken over deze deontologische regel.

    Wij herinneren eraan dat deze regel gerechtvaardigd wordt door het feit dat “De arbeidsongeschiktheid (ziekteverlof) immers een essentieel element van de behandeling is, die slechts op een wetenschappelijk verantwoorde manier kan worden bepaald mits kennis van alle onderliggende factoren, kennis eigen aan de behandelingssituatie. Het komt dus aan de controlerende geneesheer toe hierover de nodige bijkomende informatie in te winnen alvorens deze ongeschiktheid te weerleggen.”

    Deze regel blijkt niet onverenigbaar te zijn met de ratio legis van de wet van 13 juni 1999, noch, in het bijzonder, met artikel 8 van deze laatste .

    De Nationale Raad verklaart zich dan ook akkoord met de door de Provinciale Raad van X voorgelegde ontwerptekst die de kwestieuze deontologische verplichting wenst te behouden, mits wijziging van de herhaaldelijk voorkomende term "werkonbekwaamheid" in "arbeidsongeschiktheid".

Ontwerptekst van de Provinciale Raad van X :

Deontologische houding van de controleartsen

In het kader van medische controle op werkonbekwaamheid in opdracht van een werkgever wordt de Provinciale Raad regelmatig om advies gevraagd over het contacteren door de controlearts van de behandelende geneesheer in geval deze niet akkoord gaat met de duur van de werkonbekwaamheid.

Deze vragen komen de laatste maanden veelvuldig voor. Dit heeft te maken met de steeds groeiende verwarring omtrent de schijnbaar verschillende regelgevingen ter zake en de daaruit voortvloeiende tegenstrijdige interpretaties.

Om welke regelgevingen gaat het ?

  1. Orde van Geneesheren (Code Geneeskundige Plichtenleer) : Art. 126 par. 4 : bepaalt dat de controlearts in elk geval contact moet opnemen met de behandelende geneesheer vooraleer een beslissing te nemen die deze van de behandelende geneesheer wijzigt.
    • contact moet rechtstreeks en mondeling zijn, indien onmogelijk dan pas schriftelijk
    • deze contactname moet rechtstreeks met de behandelende geneesheer gebeuren, dus zonder tussenkomst van patiënt
    • de controlearts draagt de verantwoordelijkheid hiervoor
  2. Personeelsleden Vlaamse Gemeenschap :
    1. Statutaire en contractuele personeelsleden van de diensten van de Vlaamse Regering (omzendbrief 12 oktober 2000) :
      - de patiënt moet, indien hij/zij niet akkoord is met de beslissing van de controlegeneesheer tot vervroegde werkhervatting, zelf een initiatief nemen : hij/zij moet onmiddellijk contact opnemen met zijn behandelende geneesheer en deze moet zelf de controlegeneesheer contacteren binnen de 24 uur na beslissing van deze laatste ... anders wordt de beslissing van de controlearts als definitief beschouwd, en kan er ook geen arbitrage plaatsvinden.
    2. Besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 1998 (wijzigt Besluit van de Vlaamse Regering van 8 december 1993), en bijzonder geldt voor de personeelsleden van het Vlaams Gemeenschapsonderwijs :
      Dit Besluit bepaalt dat, wat betreft de procedure vermeld onder punt 2.a), diezelfde regeling van kracht is.
  3. Personeelsleden van de Federale Overheid of van een organisme dat bij de A.G.D. is aangesloten voor controle op ziekte-afwezigheden :
    Wanneer de controlearts van oordeel is dat de onderzochte persoon vroeger het werk kan hervatten dan het voorgeschreven ziekteverlof van de behandelende geneesheer, maakt hij/zij dit kenbaar aan de beambte. De vervroegde diensthervatting mag pas ingaan op de tweede dag volgend op het onderzoek.
    Wanneer de patiënt zich benadeeld voelt door de beslissing van de controlearts, moet hij/zij het initiatief nemen door hiertegen beroep aan te tekenen en contact op te nemen met zijn/haar behandelende geneesheer. Deze laatste moet binnen de 48 uur na het controle-onderzoek contact opnemen met de arts die de controle heeft uitgevoerd.
  4. Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid : Wet betreffende de controlegeneeskunde van 13 juni 1999 :
    - de controlearts oefent zijn opdracht uit, hij overhandigt zo spoedig mogelijk, eventueel na raadpleging van diegene die het geneeskundig getuigschrift heeft afgeleverd, zijn bevindingen schriftelijk aan de werknemer.

Zowel de regeling voor personeelsleden van de Vlaamse Regering, het Besluit van de Vlaamse Gemeenschap betreffende het Vlaams onderwijspersoneel, de regeling voor de ziektecontrole van het personeel van de Federale Overheid, als de Wet betreffende de Controlegeneeskunde, hebben tot gevolg dat sommigen menen dat art. 126 par. 4 van de Code niet meer dient nageleefd te worden en dat de controlearts de behandelende arts niet meer dient te contacteren alvorens de beslissing van deze laatste te wijzigen (wat het inkorten van de duur van een werkonbekwaamheid uiteindelijk is).

Hieromtrent wenst de Provinciale Raad duidelijkheid te scheppen.

Het is juist dat de bijzondere regelingen, Besluiten en Wetgeving hierboven vermeld, de controlearts niet verplichten tot contactname met de behandelende geneesheer.

Zij verbieden het contacteren echter ook niet.

Uitgaande van de redenering dat een periode van werkonbekwaamheid deel uitmaakt van een behandeling en dat een controlearts niet kan tussenkomen in deze behandeling en dus de duur van het ziekteverlof niet kan wijzigen tenzij in akkoord met de behandelende geneesheer verplicht art. 126 par. 4 van de Code de controlearts (nog steeds) tot contactname van de behandelend geneesheer, alvorens een beslissing te nemen die deze van de behandelende collega wijzigt.
Deze contactname blijft dus een plicht, die de deontologie supplementair aan de vigerende wetgeving oplegt. Besluit en Wet leggen patiënt én arts bepaalde verplichtingen op. De Code legt de arts een bijkomende verplichting op. Dit kan perfect, tenzij de deontologische verplichting in strijd zou zijn met de Wet. In dit geval is dit duidelijk niet zo.

De Nationale Raad preciseert dat dit contact rechtstreeks en mondeling dient genomen te worden (T.N.R. 43 p. 50). In dit GSM-tijdperk kan dit toch niet onoverkomelijk zijn. Indien dit werkelijk onmogelijk is, stelt de Nationale Raad, kan een schriftelijk contact volstaan. Het dient tevens rechtstreeks te gebeuren; wat betekent zonder tussenkomst van de patiënt. De controlearts draagt hierbij de verantwoordelijkheid1 en kan desgevallend zelfs tuchtrechtelijke sancties oplopen.

De Provinciale Raad wenst deze deontologische plicht te benadrukken. Deze verplichting geldt voor alle artsen die controle op ziekteverlof uitoefenen, inclusief de controleartsen in opdracht van alle andere al of niet parastatale instellingen (o.a. de N.M.B.S., de Post, elektriciteits- en watermaatschappijen, overheden van steden, gemeenten en provincies, ...) al of niet in loondienst.

Hier aansluitend wenst de Provinciale Raad nogmaals de bindende richtlijnen van de Code (Art. 121, § 1, 2 en 3) te herhalen, waarbij het deontologisch niet kan om voor één patiënt, voor eenzelfde problematiek, cumulatief arbeids- of verzekeringsgeneeskundige taken enerzijds en controlegeneeskundige taken anderzijds door één en dezelfde geneesheer te laten uitvoeren.

De Provinciale Raad hoopt met deze mededeling klaarheid te brengen in deze materie waarrond de laatste maanden (jaren) onduidelijkheid ontstaan was en alzo conflictsituaties waarvan patiënt uiteindelijk vaak het slachtoffer is, tussen behandelende artsen en controleartsen te voorkomen.

Uw Provinciale Raad.
1-6-02


Aangezien de evolutie van de telematica, alsook de melding van de e-mail adressen in de Lijst van de Provinciale Raad, wenst de Raad u nog te herinneren aan de gedragsregels die verbonden zijn bij het doorsturen van medische gegevens via electronische weg. Deze moeten m.b.v. een dubbel sleutelsysteem beveiligd worden waarbij de gecertifieerde sleutels van de N.R. en in bepaalde gevallen ook de P.G.P.-sleutels hiervoor kunnen gebruikt worden. Een zending, electronisch ondertekend met een door de Orde gecertifieerde digitale handtekening, kan zo dus beschouwd worden als een document met een originele handtekening. In de praktijk betekent dit dat de controleartsen, via geëncrypteerde en electronisch gehandtekende mails, de behandelende geneesheren op de hoogte kunnen brengen van hun standpunten betreffende de duur van een werkonbekwaamheid, alsook hun motivatie hieromtrent, enkel en alleen indien een rechtstreeks mondeling contact onmogelijk is gebleken.

  • Zie onder meer : advies van 1977, OT nr. 26, p. 48; advies van 16 september 1989, TNR nr. 46, p. 28; advies van 20 juni 1992, TNR nr. 57, p. 27; advies van 20 maart 1993, TNR nr. 60, p. 33; advies van 7 september 1996, TNR nr. 75, p. 41; advies van 23 augustus 1997, TNR nr. 79, p. 19; advies van 16 mei 1998, TNR nr. 81, p. 16.
  • Zie in het bijzonder het advies van 7 september 1996, TNR nr. 75, p.41.
  • Zie advies van 16 mei 1998, TNR nr. 81, p. 16 en advies van 1977, OT nr. 26, p. 48.
  • Artikel 8 van de wet van 13 juni 1999 betreffende de controlegeneeskunde houdende toevoeging van een artikel 31 aan de Wet van 13 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten : art. 31, § 3, 2de lid : “De controlearts gaat na of de werknemer werkelijk arbeidsongeschikt is, verifieert de waarschijnlijke duur van de arbeidsongeschiktheid en, in voorkomend geval, de andere medische gegevens voorzover die noodzakelijk zijn voor de toepassing van de bepalingen van deze wet…”.