keyboard_arrow_right
Deontologie

Resultaten

Resultaten

Beroepsgeheim25/04/2015 Documentcode: a149002
Vraag over het afschrift van een patiëntendossier van een overleden patiënt door het Fonds Medische Ongevallen

De Nationale Raad van de Orde der geneesheren heeft een vraag over het afschrift van een patiëntendossier van een overleden patiënt door het Fonds Medische Ongevallen.

Advies van de Nationale Raad :

In zijn vergadering van 25 april 2015 heeft de Nationale Raad van de Orde der geneesheren uw brief van 22 januari 2015 onderzocht m.b.t. de vraag om advies van dokter X over het afschrift van een patiëntendossier van een overleden patiënt door het Fonds Medische Ongevallen.

1/ Wanneer de patiënt overleden is, kan de rechthebbende overeenkomstig artikel 4 van de wet van 31 maart 2010 betreffende de vergoeding van schade als gevolg van gezondheidszorg, een procedure opstarten voor het Fonds Medische Ongevallen. Betreffende het opvragen van de nodige informatie door het Fonds om het onderzoek uit te voeren, stelt het artikel 16, tweede lid: "Indien de persoon die de aanvraag heeft ingediend niet de patiënt is en deze overleden is, heeft het Fonds alleen met de uitdrukkelijke toestemming van een persoon bedoeld in artikel 9, § 4, van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt, toegang tot het patiëntendossier."

Overeenkomstig het artikel 9, § 4, van de Patiëntenrechtenwet hebben na het overlijden van de patiënt de echtgenoot, de wettelijk samenwonende partner, de partner en de bloedverwanten tot en met de tweede graad van de patiënt, via een door de verzoeker aangewezen beroepsbeoefenaar, het recht op inzage van het patiëntendossier voor zover hun verzoek voldoende gemotiveerd en gespecifieerd is en de patiënt zich hiertegen niet uitdrukkelijk heeft verzet.

Dit leidt ertoe dat een rechthebbende die na het overlijden een procedure opstart bij het Fonds, hetzij zelf de toestemming moet geven aan het Fonds om toegang te krijgen tot het patiëntendossier indien hij één van de in het artikel 9, § 4, van de Patiëntenrechtenwet bedoelde nabestaanden is, hetzij de toestemming van een dergelijke nabestaande moet hebben verkregen.

Indien de patiënt zich tijdens het leven tegen een inzagerecht van de nabestaanden heeft verzet, kan de toestemming tot toegang tot het patiëntendossier voor het Fonds niet gegeven worden. Ingeval het Fonds naast het patiëntendossier over onvoldoende medische informatie beschikt, zal de rechthebbende/aanvrager de vraag van het Fonds tot informatie hierdoor onvoldoende kunnen beantwoorden. De rechthebbende zal bijgevolg overeenkomstig het artikel 15, vijfde lid van de wet betreffende de vergoeding van schade als gevolg van gezondheidszorg, geacht worden afstand te doen van de aanvraag en van de schorsende werking ervan wat de verjaring betreft.

De Nationale Raad beveelt aan dat de arts die akte neemt van de weigering van de patiënt tot inzage na het overlijden, de patiënt informeert over de gevolgen wat betreft de procedure voor het Fonds na het overlijden, teneinde zeker te zijn dat de patiënt de weigering tot inzage in die zin ook bedoeld heeft.

2/ In zoverre de patiënt zich tijdens het leven niet heeft verzet tegen een inzagerecht van de nabestaanden, is de toegang tot het patiëntendossier voor het Fonds waarvoor de bedoelde nabestaanden hun toestemming geven bovendien niet ongelimiteerd.

Met verwijzing naar het advies van de Nationale Raad van 23 maart 2013 "Procedure voor het opvragen van een dossier door het Fonds Medische Ongevallen", komt het aan de persoon die de verantwoordelijkheid heeft over het patiëntendossier, toe om te beslissen welke informatie hij doorstuurt aan het Fonds. Deze persoon vult zelf in wat dient verstaan te worden onder "alle documenten en informatie die nodig zijn om de oorzaken, omstandigheden en gevolgen van de schade als gevolg van gezondheidszorg, waarvoor de aanvraag is ingediend, te kunnen beoordelen" (artikel 15 wet betreffende de vergoeding van schade als gevolg van gezondheidszorg). Het Fonds heeft geen ongelimiteerd recht op toegang tot het patiëntendossier. Het beroepsgeheim blijft immers ook gelden na het overlijden van een patiënt. Het feit dat de leden van het Beheerscomité, de personeelsleden evenals alle permanente of occasionele medewerkers van het Fonds gebonden zijn door het beroepsgeheim, vormt hierop geen uitzondering.

3/ Zodra het Fonds zich in zijn motivering baseert op (medische) informatie, ook deze uit het patiëntendossier, moet overeenkomstig artikel 22, tweede lid,, van de wet betreffende de vergoeding van schade als gevolg van gezondheidszorg en de Memorie van Toelichting (Parl. St. Kamer 2009-2010, nr. 2240/001, 63), deze informatie noodzakelijk aan de verschillende partijen worden meegedeeld. Het gaat immers om een uitdrukking van het beginsel van de tegenspraak, dat rechtstreeks verbonden is met de uitoefening van de rechten van verdediging. Er dient evenwel te worden vermeld dat er geen sprake is dat alle elementen uit het dossier van het Fonds dienen overgedragen te worden: enkel de relevante stukken moeten aan de partijen worden meegedeeld.

De Nationale Raad van de Orde der geneesheren besluit dat de huidige wettelijke regeling voldoende waarborgen biedt, opdat er via de procedure voor het Fonds Medische Ongevallen door een nabestaande/rechthebbende, geen rechtstreekse inzage/afschrift wordt gecreëerd van het patiëntendossier van de overleden persoon.

Beroepsgeheim23/03/2013 Documentcode: a141009
Procedure voor het opvragen van een dossier door het Fonds Medische Ongevallen
Aan de Nationale Raad wordt een vraag gesteld betreffende de procedure voor het opvragen van een dossier door het Fonds Medische Ongevallen : dient een analoge procedure te worden gevolgd als, deze in het kader van de inbeslagname van medische dossiers door de onderzoeksrechter? Beschikt de inspecteur van het Fonds Medische Ongevallen over een ongelimiteerd beslagrecht?

Advies van de Nationale Raad :

In zijn vergadering van 23 maart 2013 heeft de Nationale Raad van de Orde van geneesheren uw brief van 28 december 2012 onderzocht waarin u vraagt of bij het opvragen van een dossier door het Fonds Medische Ongevallen een analoge procedure dient gevolgd als in het kader van de inbeslagname van medische dossiers door de onderzoeksrechter en of de inspecteur van het Fonds Medische Ongevallen over een ongelimiteerd beslagrecht beschikt.

Het Fonds Medische Ongevallen heeft op grond van artikel 15, lid 2 van de Wet van 31 maart 2010 betreffende de vergoeding van schade als gevolg van gezondheidszorg de mogelijkheid om "in het kader van de behandeling van de aanvraag bij de aanvrager of zijn rechthebbenden, bij alle zorgverleners die betrokken zouden kunnen zijn of bij de zorgverleners die de patiënt hebben behandeld, of bij elke andere persoon alle documenten en informatie opvragen die nodig zijn om de oorzaken, omstandigheden en gevolgen van de schade als gevolg van gezondheidszorg, waarvoor de aanvraag is ingediend, te kunnen beoordelen.
Binnen een termijn van een maand na de kennisgeving van de opvraging door het Fonds bezorgen de zorgverleners, de aanvrager of zijn rechthebbenden of elke andere persoon aan wie het Fonds erom vraagt, aan dit laatste alle gevraagde documenten en informatie."

1/De mogelijkheid van het Fonds om bijkomende informatie op te vragen verschilt om verschillende redenen fundamenteel van de inbeslagname door een onderzoeksrechter:

a) De procedure van het Fonds is een burgerlijke procedure, geen strafrechtelijke procedure. Bijgevolg zijn de regels van het strafprocesrecht hier niet van toepassing. De situatie waarin het Fonds documenten opvraagt is analoog aan deze waarin een burgerlijke rechter documenten opvraagt.
In het kader van de procedure voor het Fonds gaat een lid van het Fonds niet ter plaatse om er het patiëntendossier in beslag te nemen, maar verzoekt hij slechts personen die deze informatie onder zich hebben, deze door te sturen aan het Fonds. Van een inbeslagname is dan ook geen sprake.

b) Wanneer een patiënt een aanvraag doet bij het Fonds om vergoeding, geeft hij met deze aanvraag impliciet zijn toestemming dat medische informatie over hem aan het Fonds wordt toegezonden voor het onderzoek van het medisch ongeval (Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2009-2010, nr. 2240/001, 57). Indien een andere persoon een aanvraag tot vergoeding heeft ingediend, heeft het Fonds alleen met de uitdrukkelijke toestemming van de patiënt of ingeval de patiënt wilsonbekwaam is, van één van zijn vertegenwoordigers conform de Wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt, toegang tot het patiëntendossier. Indien de persoon die de aanvraag heeft ingediend niet de patiënt is en deze laatste overleden is, heeft het Fonds alleen met de uitdrukkelijke toestemming van een persoon bedoeld in artikel 9, § 4, van de Patiëntenrechtenwet, toegang tot het patiëntendossier (artikel 16 van de Wet betreffende de vergoeding van schade als gevolg van gezondheidszorg).
Ingeval de patiënt of zijn vertegenwoordiger geen toestemming verleent voor het overmaken van het patiëntendossier aan het Fonds, is er sprake van botsing tussen twee rechtmatige belangen: het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer en het recht op vergoeding. Zulke conflicten zullen in voorkomend geval en indien gewenst door één der partijen, aan de rechter moeten worden voorgelegd die de belangen tegen elkaar zal afwegen (Verslag BURGEON, Parl.St. Kamer 2009-2010, nr. 2240/006, 9).

Bij het doorsturen van een (deel van) een patiëntendossier op verzoek van het Fonds Medische Ongevallen, is het bijgevolg niet nodig dat een lid van de Provinciale Raad van de Orde van geneesheren aanwezig is.

2/ Op uw vraag of de inspecteur van het Fonds Medische Ongevallen over een ongelimiteerd beslagrecht beschikt, dient met verwijzing naar wat op uw eerste vraag geantwoord werd, gesteld te worden dat het Fonds Medische Ongevallen slechts over de mogelijkheid beschikt om informatie op te vragen. Het gaat bijgevolg niet om een "beslagrecht".

Wat betreft de vraag naar het "ongelimiteerd" zijn van het informatierecht van het Fonds, is het antwoord tweezijdig.

Enerzijds komt het aan de persoon aan wie de informatie gevraagd wordt om te beslissen welke informatie hij doorstuurt aan het Fonds. Deze persoon vult zelf in wat dient verstaan te worden onder alle documenten en informatie die nodig zijn om de oorzaken, omstandigheden en gevolgen van de schade als gevolg van gezondheidszorg, waarvoor de aanvraag is ingediend, te kunnen beoordelen.

Anderzijds heeft het Fonds de mogelijkheid om, indien niet of onvoldoende aan zijn vraag om informatie wordt tegemoetgekomen of ingeval de aanvrager of zijn rechthebbenden hierop niet ingaan, te besluiten dat deze laatsten afstand doen van hun aanvraag, ofwel, indien de zorgverlener of elke andere persoon behalve de aanvrager en zijn rechthebbenden, niet antwoorden op het verzoek tot informatie van het Fonds, uitgezonderd in geval van overmacht, van hen van rechtswege een forfaitaire vergoeding van 500 euro per dag te eisen vanaf de dag die volgt op de laatste dag van de voorziene termijn, en dit tot de overzending van de gevraagde informatie en documenten, met een maximum van 30 dagen.

3/ Wat betreft de specifieke vragen die Dr. Dekelver, Medisch Directeur in het AZ Glorieux, naar aanleiding van een studieavond over de Wet betreffende de vergoeding van schade als gevolg van gezondheidszorg aan uw raad stelde, kan als volgt worden geantwoord:

a) Gebeurt het opvragen van een dossier via de hoofdgeneesheer of via de behandelende/betrokken arts?

Artikel 15 van de Wet betreffende de vergoeding van schade als gevolg van gezondheidszorg stelt hierover dat de informatie dient opgevraagd te worden "bij de aanvrager of zijn rechthebbenden, bij alle zorgverleners die betrokken zouden kunnen zijn of bij de zorgverleners die de patiënt hebben behandeld, of bij elke andere persoon".
Hieruit kan afgeleid worden dat de wetgever naast de patiënt, in de eerste plaats de behandelend arts van de patiënt op het oog had. Dit sluit evenwel niet uit dat men zich ook tot de hoofdgeneesheer van het ziekenhuis kan wenden, nu deze onder "bij elke andere persoon" ressorteert, rekening houdende met de Wet van 10 juli 2008 betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen.

b) Wat met de Patiëntenrechtenwet en de Privacywet? Wie is verantwoordelijk bij eventuele inbreuken of klachten?

Aangezien de toestemming van de patiënt steeds gevraagd of verondersteld wordt, rijzen er geen vragen i.v.m. inbreuken op de privacywetgeving en de Patiëntenrechtenwet.
Aangezien alle leden van het Fonds die het patiëntendossier onder ogen kunnen krijgen, gebonden zijn door het beroepsgeheim op grond van artikel 458 van het Strafwetboek (artikel 9, § 2, Wet betreffende de vergoeding van schade als gevolg van gezondheidszorg), kan een inbreuk door de desbetreffende persoon leiden tot een veroordeling op grond van een schending van zijn beroepsgeheim.

c) Is er toezicht voorzien door een lid van de Orde van geneesheren bij opvragen van een dossier?

Neen, dit is niet voorzien.

PS. De wet van 19 maart 2013 houdende diverse bepalingen inzake gezondheid (B.S. 29/03/2013) wijzigt het statuut en wordt een dienst van het RIZIV.