keyboard_arrow_right
Deontologie

Resultaten

Resultaten

Arbitrage16/01/1988 Documentcode: a040026
Gewaarborgd loon - Arbitrage

Gewaarborgd loon ‑ Arbitrage

De Provinciale raad van Henegouwen wordt door een arts om advies verzocht m.b.t. de naleving van de medische plichtenleer bij de arbitrageprocedure in het kader van het gewaarborgd loon en de expertises geregeld bij het Gerechtelijk Wetboek. Aan de Nationale Raad wordt een ontwerp-advies ter goedkeuring voorgelegd.

Het ontwerp‑advies wordt op de vergadering van 16 januari 1988 door de Nationale Raad nader onderzocht. Er worden geen opmerkingen geformuleerd bij de door de provinciale raad voorgestelde antwoorden.

Advies van de Provinciale raad van Henegouwen:

De onderzoekscommissie heeft aan het Bureau Uw brief van 24 november 1987 voorgelegd met het oog op een eventueel antwoord op twee opmerkingen op pagina 2 van bedoelde brief.

Een eerste overweging heeft betrekking op de arbitrage in het kader van het gewaarborgd loon. In het algemeen betreft het een arbitrage in der minne tussen twee partijen en waarbij de geneesheer‑scheidsrechter in overleg tussen de controlerende geneesheer en de behandelende geneesheer wordt gekozen.
De geneesheer‑scheidsrechter mag bijgevolg niet als een gerechtelijk deskundige worden beschouwd in de strikte zin van het woord aangezien hij niet door de Arbeidsrechtbank werd aangeduid.
Hij mag aan de partijen (patiënt en werkgever) bijgevolg slechts zijn beslissing mededelen m.b.t. de arbeidsgeschiktheid van de patiënt op het ogenblik van de betwiste datum, zonder enige verdere verantwoording. Hij mag daarentegen aan de artsen van beide partijen wel de medische elementen bekend maken die aan zijn beslissing ten grondslag lagen.
De tweede overweging heeft betrekking op de expertises geregeld bij het Gerechtelijk Wetboek waarbij de expert verplicht is na afloop van de verrichtingen de partijen in kennis te stellen van zijn bevindingen en conclusies, d.w.z. ook de tegenpartij.

Ons Bureau is de mening toegedaan dat een expert met de grootste omzichtigheid moet te werk gaan ten einde de privacy van de te onderzoeken persoon te waarborgen. Voorts moet hij zich strikt houden aan artikel 128, § 3, van de Code waarin wordt bepaald:
"De geneesheer‑deskundige mag aan de rechtbank slechts de feiten bekendmaken die rechtstreeks betrekking hebben op het deskundig onderzoek en die hij bij die gelegenheid heeft ontdekt.
"Al wat hij bij dit onderzoek heeft vernomen buiten het kader van zijn onderzoek, moet hij verzwijgen."
Voor wat nu meer bepaald het geval betreft beschreven in Uw brief, moet het mogelijk zijn op de een of andere manier aan de Rechtbank te laten weten dat de letsels bij de gewonde geen enkel verband hebben met een traumatisme maar moeten worden toegeschreven aan een medische aandoening die niets met de zaak te maken heeft (dus zonder hierbij melding te maken van kanker).

Het Bureau heeft ten zeerste begrip voor de moeilijke situaties waarin een geneesheer‑deskundige kan terecht komen en zal gelet op het belang van de voorgelegde punten, hierover het advies inwinnen van de Nationale Raad.

Gewaarborgd loon21/01/1984 Documentcode: a032016
Gewaarborgd loon

Gewaarborgd loon (1)

Is arbeidsongeschiktheid tengevolge van een heelkundige sterilisatie "om persoonlijke reden" gedekt door het gewaarborgd weekloon ?
Mag of moet de behandelende geneesheer de medische adviseur inlichten over de motivering van een heelkundige ingreep van deze aard ?
Kan tubaire sterilisatie om persoonlijke redenen beschouwd worden als een ziekte in de zin van de wet ?

Advies uitgebracht door de Nationale Raad op 21 januari l984:

Met referte aan Uw schrijven van 5 januari 1984 in verband met een verzoek uitgaande van Dr. L., geneesheer‑inspecteur, betreffende het gewaarborgd loon in geval van heelkundige ingreep, meer bepaald een heelkundige sterilisatie om persoonlijke reden, heeft de Nationale Raad de eer U zijn antwoord op de twee vragen te doen toekomen:

1. In artikel 67 van de Code van geneeskundige Plichtenleer staat:
"De geneesheer heeft het recht maar is niet verplicht aan een patiënt, die hem erom verzoekt, een getuigschrift betreffende zijn gezondheidstoestand te overhandigen. De geneesheer mag een getuigschrift weigeren. Hij alleen beslist over de inhoud en de wenselijkheid om het aan de patiënt te overhandigen.
"Wanneer een patiënt om een getuigschrift verzoekt met het oog op sociale voordelen, mag de geneesheer hem dit getuigschrift afleveren maar moet hij het voorzichtig en diskreet opstellen; hij mag dit getuigschrift, met de goedkeuring van zijn patiënt of diens naastbestaanden, zo nodig ook rechtstreeks, overhandigen aan de geneesheer van de instelling waarvan de toekenning van bedoelde sociale voordelen afhangt".
Deze bepaling zou naar analogie kunnen worden toegepast op het stuk van het gewaarborgd loon.

2. Het is in de medische deontologie ondenkbaar dat een ingreep uitsluitend om persoonlijke redenen wordt uitgevoerd.

(1) Hof van cassatie, 3e Kamer ‑ 12 maart 1984: Gewaarborgd loon ‑ Ziekte ‑ Begrip

Inzake S. tegen N.V. "B.A"

Gehoord het verslag van raadsheer Rauws en op de conclusie van advocaatgeneraal Lenaerts:
Gelet op het bestreden arrest, op 21 april 1983 door het Arbeidshof te Antwerpen gewezen;
Over het tweede middel, afgeleid uit de schending van de artikelen 97 van de Grondwet, 51 van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, 6 en 52, § 1 en 3, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, doordat het arrest de door eiser ingestelde vordering, ertoe strekkende verweerster te doen veroordelen tot betaling van een bedrag van 10.450 frank gewaarborgd loon, gedurende de periode van 2 tot en met 8 februari 1981, verwerpt op grond: dat voortgaande op het advies van de controlerende geneesheer, verweerster de afwezigheid van eiser als wettelijk verantwoord heeft beschouwd wegens arbeidsongeschiktheid, welke echter geen recht gaf op gewaarborgd weekloon; dat de te beantwoorden juridische vraag ter zake is of de vasectomie of sterilisatie, welke op eiser werd gedaan, kan aangezien worden als een ziekte ten gevolge waarvan een arbeidsongeschiktheid is ontstaan die recht zou geven op gewaarborgd loon, waarover de controlerende geneesheer negatief adviseerde; dat eiser in gebreke is gebleven het bewijs te leveren dat hij zich voor de ingreep van 2 februari 1981 in een toestand van ziekte bevond die de vasectomie noodzakelijk maakte; dat hij steeds heeft gesteld de ingreep te hebben laten verrichten omdat zijn echtgenote de klassieke contraceptiva niet verdroeg; dat de vasectomie dus geen enkel causaal verband vertoont met de gezondheidstoestand van eiser, zodat de arbeidsongeschiktheid die uit de medische ingreep volgde, niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 52 van de wet van 3 juli 1978; dat ook niet is aangetoond dat de vasectomie, waaraan eiser zich heeft onderworpen, dringend noodzakelijk was en zonder verwijl diende te worden uitgevoerd, zodat ze als een geval van overmacht zou moeten worden beschouwd; dat eiser zeer gemakkelijk een regeling had kunnen vinden om de ingreep, die hij het recht had te laten verrichten, te laten uitvoeren tijdens de vele dagen van inactiviteit die hij genoot, zodat de last van de vrijwaring van de bestaanszekerheid (gewaarborgd loon) niet op verweerster moest worden gelegd, wat noch in rechte noch in billijkheid verantwoord lijkt; dat eiser rekening moest houden met de enkele dagen arbeidsongeschiktheid die een normaal en te voorzien gevolg is van elke vasectomie; dat uit al de ter zake gekende elementen dient te worden besloten dat de arbeidsongeschiktheid van eiser niet het gevolg was van een ziekte, zodat artikel 52 van de wet van 3 juli 1978 niet toepasselijk is en eiser geen aanspraak kan maken op het gewaarborgd loon, terwijl, eerste onderdeel, het feit dat de vasectomie, die eiser op 2 februari 1981 had laten uitvoeren, geen verband had met de gezondheidstoestand van eiser, noch het feit dat eiser geen rekening heeft gehouden met de enkele dagen arbeidsongeschiktheid die steeds uit zulke ingreep volgen, noch het feit dat hij deze ingreep niet in zijn vrije dagen heeft laten uitvoeren, aan eiser het recht op gewaarborgd loon ingevolge de arbeidsongeschiktheid, ontstaan uit de vasectomie, wettelijk kunnen ontnemen; dat immers dit gewaarborgd loon bij de kwestieuze arbeidsongeschiktheid niet verschuldigd is enkel wanneer de arbeidsongeschiktheid ontstaan is ingevolge een in bepaalde omstandigheden uitgevoerde sportcompetitie of wanneer ze voortspruit uit een zware fout gepleegd door de werkman; het arrest het een noch het ander vaststelt, zodat de betaling van het gewaarborgd loon onwettig geweigerd werd (schending van artikel 52, § 1 en 3, van de wet van 3 juli 1978); tweede onderdeel, artikel 52 van de wet van 3 juli 1978 geen onderscheid maakt tussen een ziekte die enerzijds een arbeidsongeschiktheid veroorzaakt, die geen recht geeft op gewaarborgd loon omdat ze ontstaan is ten gevolge van een medische ingreep die geen verband houdt met de gezondheidstoestand van de werkman, omdat deze ingreep niet uitgevoerd werd in de vrije dagen van de werkman en omdat de werkman geen rekening hield met de kleine arbeidsongeschiktheid die steeds uit zulke ingreep volgt, en die anderzijds een arbeidsongeschiktheid veroorzaakt, die wel tot gewaarborgd loon aanleiding geeft indien de ingreep wel in verband met de gezondheid had gestaan en de ingreep was uitgevoerd in de vrije dagen van de werkman; integendeel, het door de wet gestelde criterium om het recht op het gewaarborgd loon al dan niet toe te kennen eens de arbeidsongeschiktheid vaststaat, ligt in het al dan niet veroorzaken van arbeidsongeschiktheid tijdens een in bepaalde omstandigheden gehouden sportmanifestatie of ten gevolge van zware fout van de werkman; de beslissing derhalve niet wettelijk verantwoord is (schending van artikel 52, § 1 en 3, van de wet van 3 juli 1978);
(...)

Wat het eerste en het tweede onderdeel betreft:

Overwegende dat artikel 52 van de wet van 3 juli 1978 bepaalt onder welke voorwaarden de werkman recht op loon heeft "in geval van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte, andere dan een beroepsziekte, of wegens ongeval, ander dan een arbeidsongeval of een ongeval op de weg naar en van het werk";
Dat ziekte in de zin van deze bepaling het gevolg kan zijn van een heelkundige behandeling, ook al heeft de werkman de ingreep laten uitvoeren om een andere reden dan het herstel of het behoud van zijn gezondheid; dat, ook al was de werkman vóór de behandeling niet ziek, de ingreep niettemin stoornissen in lichamelijke en geestelijke functies kan teweegbrengen en derhalve tot een ziekelijke toestand kan leiden;
Dat de werkman evenwel zijn recht op loon verliest, wanneer het laten uitvoeren van de heelkundige behandeling hem als een zware fout kan worden aangerekend;
Overwegende dat het Arbeidshof, nu het uit de in het middel aangehaalde omstandigheden niet afleidt dat eiser een zware fout heeft gepleegd, artikel 52 schendt door eiser het recht op gewaarborgd weekloon te ontzeggen;
Dat de onderdelen gegrond zijn;
OM DIE REDENEN,
Vernietigt het bestreden arrest;
Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het vernietigde arrest;
Houdt de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent aan de feitenrechter over;
Verwijst de zaak naar het Arbeidshof te Brussel.
Aldus door het Hof van cassatie, derde kamer, te Brussel, in openbare terechtzitting van twaalf maart negentienhonderd vierentachtig uitgesproken, alwaar aanwezig zijn afdelingsvoorzitter Delva, raadsheren Vervloet, Rauws, Poupart, Marchal, advocaat‑generaal Lenaerts, griffier De Rycke‑Vekens.