keyboard_arrow_right
Deontologie

Resultaten

Resultaten

Gezondheidsdienst (Administratieve-)01/09/2007 Documentcode: a118004
Patiënt afwezig op het ogenblik van een medische controle

Een arts, geneesheer-inspecteur van het Bestuur van de Medische Expertise (Medex) (voorheen Administratieve Gezondheidsdienst (AGD)) – FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, legde aan de Nationale Raad een vraag voor betreffende de geneeskundige controle van ambtenaren in openbare diensten.
De Nationale Raad bestudeerde de recente wetgeving en reglementering ter zake en stelde vast dat deze niet dezelfde is voor contractuele bedienden van de overheid en het statutaire personeel.

Advies van de Nationale Raad :

De Nationale Raad heeft in zijn vergadering van 1 september 2007 de volgende vraag besproken :

“Indien bij een thuiscontrole een patiënt wiens getuigschrift vermeldt dat “het verlaten van de woonst verboden is”, afwezig is, kan de controlearts hem dan vragen zich op zijn geneeskundig kabinet aan te bieden op een latere datum en later uur of moet hij een tweede keer bij de patiënt thuis gaan ?”

Deze vraag wordt gesteld in het kader van de reorganisatie van de geneeskundige controle binnen het openbaar ambt.

De Nationale Raad is van mening dat de controlearts aan de patiënt niet kan opleggen zich te verplaatsen indien de behandelende arts heeft vermeld dat het verlaten van de woonst verboden is.

Dit standpunt wordt overigens bevestigd, wat betreft de werknemers onder arbeidsovereenkomst (en die niet vallen onder een statuut), door artikel 31, § 3, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. Dit artikel luidt als volgt :
“Behoudens wanneer diegene die het geneeskundig getuigschrift aan de werknemer heeft afgeleverd oordeelt dat zijn gezondheidstoestand hem niet toelaat zich naar een andere plaats te begeven, moet de werknemer zich desgevraagd bij de controlearts aanbieden. De reiskosten van de werknemer zijn ten laste van de werkgever.”

Wat het statutaire personeel van de rijksbesturen betreft, neemt de Nationale Raad akte van de bepaling van artikel 62, § 1, vierde lid, van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen, zoals gewijzigd door het artikel 17 van het koninklijk besluit van 17 januari 2007 houdende wijzigingen van diverse reglementaire bepalingen betreffende de controle van afwezigheden wegens ziekte van de personeelsleden van de rijksbesturen en betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen.

Deze bepaling stelt :
“Het medisch onderzoek vindt plaats in de woon- of verblijfplaats van de ambtenaar. Bij afwezigheid van de ambtenaar, laat de controlearts bericht achter waarin de ambtenaar wordt verzocht zich op het vermelde uur aan te melden bij de controlearts.”

De Nationale Raad neemt contact op met de federale minister van Ambtenarenzaken om zich ervan te verzekeren dat deze bepaling enkel ambtenaren betreft waarvoor het medisch getuigschrift het verlaten van de woonst niet verbiedt.

De Nationale Raad vraagt de minister tevens opheldering over de bewoordingen van artikel 61, tweede lid, die rechtstreeks strijdig zijn met de wettelijke en deontologische beginselen van het beroepsgeheim, daar deze bepaling stelt dat het geneeskundig getuigschrift dat de ziekte attesteert die de afwezigheid van meer dan één dag rechtvaardigt, expliciet de ziekte moet vermelden waaraan de ambtenaar lijdt.

Gezondheidsdienst (Administratieve-)19/11/1988 Documentcode: a043016
Medisch toezicht - A.G.D.

Medisch toezicht ‑ A.G.D.

Een provinciale raad vraagt de aandacht van de Nationale Raad voor de manier waarop door de Administratieve Gezondheidsdienst de medische controle wordt uitgevoerd.

Zou de controle‑arts zich, in geval van betwistingen, niet met de behandelend arts in betrekking moeten stellen ? Zouden, in geval van arbitrage, beide artsen zich niet moeten akkoord verklaren over de keuze van een derde ? Bij de A.G.D. wordt, in geval van betwisting, verplicht een beroep gedaan op de hoofdgeneesheer van de rijksdienst. Zou bovendien niet moeten worden gepreciseerd dat in geval van een arbitrage, de gekozen arts verplicht is de patiënt te onderzoeken en inzage te nemen van het dossier ?

Antwoord van de Nationale Raad:

Krachtens de geldende wettelijke bepalingen moeten, in geval van meningsverschil, met name bij verplichte werkhervatting in het kader van de Administratieve Gezondheidsdienst, de behandelend geneesheer en de controle‑arts zich schikken naar de arbitrage van een derde arts.

Volgens het reglement van de Administratieve Gezondheidsdienst wordt deze arbitrage‑opdracht toegekend aan de hoofdgeneesheer van de Administratieve Gezondheidsdienst die de hiërarchische overste is van de controle‑arts en bijgevolg niet vrij "gekozen" door de conflicterende artsen.

De Nationale Raad van de Orde der geneesheren heeft er reeds bij herhaling op aangedrongen dat aan deze abnormale situatie een einde zou moeten komen door in dit geval, zoals in alle andere gevallen, de beide artsen met wederzijds akkoord een scheidsrechter te laten kiezen.

De Nationale Raad heeft zijn Bureau ermee belast een onderhoud te beleggen met de geneesheer‑directeur van de Administratieve Gezondheidsdienst, Dr Bailleux, om deze aangelegenheid nader te bespreken.

Gezondheidsdienst (Administratieve-)21/03/1987 Documentcode: a036025
AGD - Medisch dossier

AGD ‑ Medisch dossier

De Geneesheer-Directeur‑generaal van de Administratieve Gezondheidsdienst verzoekt de Nationale Raad om advies in verband met het gebruik van het medisch dossier door geneesheren‑ambtenaren.

De Administratieve Gezondheidsdienst is met de volgende opdrachten belast:

  1. uitvoeren van aanwervingsonderzoeken;
  2. uitoefenen van een sanitair toezicht op de ambtenaren tijdens hun loopbaan en meer bepaald nagaan of hun opdracht aan hun gezondheidstoestand is aangepast;
  3. controle op de gegrondheid van afwezigheden wegens ziekte;
  4. expertises van arbeidsongevallen (en beroepsziekten) waarvan deze ambtenaren het slachtoffer zijn;
  5. onderzoeken van ambtenaren die voor de Pensioencommissie verschijnen met het oog op een voortijdig pensioen om gezondheidsredenen.

Voor elk van die rijksambtenaren, wordt door de Administratieve Gezondheidsdienst een medisch dossier samengesteld. Het dossier bevat informatie van tweeërlei aard:

  • gegevens vanwege de geneesheren‑inspecteurs van de AGD,
  • gegevens die spontaan of op verzoek van de geneesheren‑inspecteurs, door de huisarts(en) van de ambtenaren worden medegedeeld.

Bij herhaling werd door de Directeur‑generaal de vraag gesteld of de geneesheren-inspecteurs de informatie bekomen naar aanleiding van een onderzoek in het kader van opdracht X mochten gebruiken om een beslissing te nemen in het kader van een opdracht Z. Die vraag is van het grootste belang voor de expertises bij "arbeidsongevallen".

De beste manier om het probleem van deze interferentie van de verschillende AGD-opdrachten op te lossen is vanzelfsprekend een duidelijke scheiding tussen de functies van de artsen werkzaam in de verschillende diensten.
In zijn brief herinnert de Directeur‑generaal voorts aan artikel 60 van de Code betreffende het mededelen van alle geneeskundige gegevens om het onderzoek van pensioenaanvragen van militairen of oorlogsslachtoffers te vergemakkelijken
(1).

De Nationale Raad is van oordeel dat die uitzondering geen precedent mag scheppen.

Verder refereert de Directeur‑generaal aan artikel 62b van de Code betreffende de mededeling van de diagnose of een inlichting van geneeskundige aard aan de geneesheer met een gerechtelijk‑geneeskundig onderzoek belast voor zover de patiënt daarmee instemt en vraagt of in dergelijk geval door de arts een selectie mag worden gemaakt uit de documenten van het medisch dossier en alleen de voor de zaak van de patiënt gunstige stukken medegedeeld(2).

Volgens de Nationale Raad is het evident dat de opdrachten van de geneesheer belast met een gerechtelijk‑medisch onderzoek en die van de geneesheren‑inspecteurs van de AGD in niets vergelijkbaar zijn en artikel 62b op deze laatsten niet van toepassing is.

Antwoord van de Nationale Raad:

De Nationale Raad meent te moeten onderstrepen dat het niet wenselijk is dat opdrachten van verschillende aard door eenzelfde geneesheer‑inspecteur worden waargenomen. Een scheiding van de verschillende opdrachten zou ongetwijfeld de naleving van de deontologische voorschriften ten goede komen.

In antwoord op Uw eerste vraag, meent de Nationale Raad dat het volgens de huidige stand van zaken voor een geneesheer‑inspecteur niet is toegelaten gebruik te maken van informatie waarover hij door een vroegere opdracht beschikt, bij de uitvoering van een andere opdracht.

Voor wat Uw tweede vraag betreft, is de Nationale Raad van oordeel dat artikel 62b van de Code van geneeskundige Plichtenleer niet van toepassing is voor de geneesheren‑inspecteurs bij de Administratieve Gezondheidsdienst.

Artikel 60 van de Code waarin wordt bepaald dat "de geneesheer gerechtigd is aan een door de bevoegde overheid aangeduide geneesheer, alle geneeskundige gegevens mede te delen teneinde het onderzoek van pensioenaanvragen van militairen of oorlogsslachtoffers te vergemakkelijken" is een uitzondering die niet tot de geneesheren‑inspecteurs kan worden uitgebreid.


(1) Art. 60 De geneesheer is gerechtigd aan een door de bevoegde overheid aangeduide geneesheer, alle geneeskundige gegevens mede te delen teneinde het onderzoek van pensioenaanvragen van militairen of oorlogsslachtoffers te vergemakkelijken.
(2) Art. 62b Binnen de perken van volstrekte noodzaak, mag een diagnose of een inlichting van geneeskundige aard worden medegedeeld:
a. ...
b. aan de geneesheer met een gerechtelijk‑geneeskundig onderzoek belast, voor zover de inlichtingen beperkt blijven tot de objectieve medische gegevens die rechtstreeks verband houden met het doel van het onderzoek en de patiënt daarmee instemt.

Gezondheidsdienst (Administratieve-)13/12/1986 Documentcode: a036003
Administratieve Gezondheidsdienst en contractuele controlegeneesheren

Na een informatieuitwisseling met het Staatssecretariaat van Volksgezondheid aangaande de aanwerving van contractuele geneesheren door de Administratieve Gezondheidsdienst en belast met het toezicht op de arbeidsongeschiktheid wegens ziekte, heeft de Nationale Raad een reeks opmerkingen geformuleerd ter attentie van Mevrouw de Staatssecretaris.

Daarin deed de Nationale Raad opmerken dat deze contractuele geneesheren niet het statuut hebben van ambtenaar en derhalve, met betrekking tot het medisch beroepsgeheim, niet dezelfde garanties bieden als de geneesheren‑ambtenaren van de AGD. De Nationale Raad drong aan op een nader onderzoek van deze kwestie.

In haar antwoord van 8 oktober 1986 onderstreepte Mevrouw de Staatssecretaris "dat de opdracht van deze geneesheren niet kan worden gelijkgesteld met de opdracht van de geneesheren die in opdracht van een werkgever controle uitoefenen op de arbeidsongeschiktheid. De bedoelde controlegeneesheren rapporteren namelijk aan hun geneesheer‑diensthoofd van de Administratieve Gezondheidsdienst en dus niet aan de werkgever van de onderzochte ambtenaar". Zij voegde daar nog aan toe: "dat de nodige garanties met betrekking tot het verstrekken van medische gegevens aan deze controlegeneesheren niet aanwezig zouden zijn, ontgaat mij"

In zijn vergadering van 13 december 1986 antwoordde de Nationale Raad hierop als volgt:

Uw schrijven van 8 oktober 1986 werd aan de Nationale Raad van de Orde der geneesheren op zijn vergadering van 13 december voorgelegd.

Ter verduidelijking van zijn standpunt, wenst de Nationale Raad U mede te delen dat het voor de behandelde geneesheer bij het doorgeven van medische gegevens aan een geneesheer die in opdracht van een betalende instantie toezicht uitoefent op de gegrondheid van de arbeidsongeschiktheid wegens ziekte, erg belangrijk is de exacte functie van deze toezicht uitoefenende geneesheer te kennen daar de informatie‑uitwisseling o.m. daarvan afhankelijk is.

Voor de behandelende geneesheer zal het een wezenlijk verschil uitmaken wanneer deze toezicht uitoefenende geneesheer een geneesheer‑adviseur van een ziekenfonds is, een geneesheer‑inspecteur van de ziekteverzekering, een geneesheer‑ambtenaar van de AGD of een geneesheer, die controle‑onderzoeken verricht in het kader van de wetgeving op het gewaarborgd week‑ en maandloon.

De waarborgen in het vlak van de naleving van het beroepsgeheim en de gevolgen voor de toezichthoudende geneesheer bij schending ervan zijn erg verschillend en dan ook een bepalend element bij het al of niet doorgeven van medische gegevens.

De geneesheren aangeworven in toepassing van het koninklijk besluit van 7 maart 1984 zijn "contractuelen" die wel een opdracht krijgen van een geneesheer‑ambtenaar, maar daarmee niet kunnen worden gelijk gesteld, zodat het voor de hand ligt dat de behandelde geneesheer hen bij de uitwisseling van medische informatie zal beschouwen als geneesheren die controle uitoefenen in het kader van de wetgeving op het gewaarborgd week‑ en maandloon.

Het feit dat de "contractuelen" verslag uitbrengen bij een geneesheer‑ambtenaar verandert niets aan hun relatie met de behandelende geneesheren voor wie zij geen ambtenaar zijn en dan ook niet de bijkomende garanties bieden die daaruit voortvloeien.

Gezondheidsdienst (Administratieve-)16/06/1984 Documentcode: a033001
Arbitrage procedure

Arbitrage-procedure

Op 27 april 1984 werd de Nationale Raad om advies verzocht inzake een welbepaald punt van de vigerende wetgeving inzake het medisch toezicht bij de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening en de Administratieve Gezondheidsdienst.

Ministerieel besluit van 4 juni 1964 voor het R.V.A.

"De werknemer die verklaart dat hij lichamelijk niet geschikt is om een dienstbetrekking te vervullen, moet zo spoedig mogelijk onderworpen worden aan het medisch onderzoek van de geneesheer aangewezen door het gewestelijk bureau. Het gewestelijk bureau betekent het advies van deze geneesheer aan de werknemer met een aangetekend schrijven".

Zo de werknemer, die door de geneesheer aan het gewestelijk bureau geschikt gevonden werd, ten laatste binnen acht werkdagen na deze betekening, een attest van zijn behandelende geneesheer voorlegt dat strijdig is met het advies van de geneesheer van het gewestelijk bureau wordt het geschil voor scheidsrechterlijke uitspraak aan de geneesheer van de medische arbeidsinspectie voorgelegd. De werknemer mag zich door zijn behandelende geneesheer laten bijstaan.

De Rijksdienst maakt speciale stukken op, om de door het gewestelijk bureau aangewezen geneesheer en de geneesheer-scheidsrechter in staat te stellen hun conclusies neer te schrijven.

Dienstorder nr 1978/A/M/7 van de Administratieve gezondheidsdienst

"5.5.2. Indien de controlegeneesheer en de behandelende arts niet akkoord gaan, moet het geval beslecht worden in eindbeslissing door de geneesheerhoofd van dienst".

Dank zij bovenstaande administratieve reglementen, kunnen deze organismen de arbitrage-procedure naar eigen goeddunken regelen zonder rekening te houden met het advies van de behandelende geneesheer inzake de keuze van de geneesheer-scheidsrechter.

Advies van de Nationale Raad van 16 juni 1984:

De Nationale Raad herinnert eraan dat, over het algemeen, bij geschillen tussen de controlegeneesheer en de behandelende geneesheer, deze de mogelijkheid hebben om in overleg een scheidsrechter aan te duiden.

De procedure binnen de RVA en de Administratieve gezondheidsdienst, kan niet als een dusdanige arbitrage worden beschouwd.

Gezondheidsdienst (Administratieve-)12/03/1983 Documentcode: a031016
Aanwervingsonderzoekingen

Is het een geneesheer inspecteur van de Administratieve gezondheidsdienst toegelaten aan de behandelende geneesheer van een kandidaat medische inlichtingen te vragen om het overdoen van onderzoekingen te vermijden ?

Deze kwestie werd op de raadszitting van 12 maart 1983 onderzocht en er werd als volgt geantwoord :

De Nationale Raad bevestigt het eerder uitgebrachte advies zoals gepubliceerd in het Officieel Tijdschrift nr. 27 (1978 1979) (1).

Paragraaf 5 van dit advies wordt evenwel als volgt gewijzigd: "De behandelende geneesheer mag, op verzoek van een kandidaat werknemer over wie twijfel bestaat aangaande zijn geschiktheid voor een bepaald beroep, met de arts die belast is met het aanwervingsonderzoek in contact treden indien hij dat nuttig oordeelt".

(1) Arbeidsgeneesheer en beroepsgeheim

Mag een arbeidsgeneesheer bij een aanwervingsonderzoek de kandidaat verzoeken een brief te ondertekenen waardoor hij gemachtigd wordt de behandelende geneesheer om medische inlichtingen te vragen ?

In zijn vergadering van 16 juni 1979, heeft de Nationale Raad volgend antwoord geformuleerd:

Naar aanleiding van Uw brief van 26 april 1979 betreffende Uw advies inzake het beroepsgeheim als gevolg van het schrijven van 4 april 1979 van Dr. D. G., heb ik de eer U het advies van de Nationale raad mede te delen.
De Nationale raad is van oordeel dat een onderscheid dient te worden gemaakt tussen een aanwervingsonderzoek en het onderzoek door de arbeidsgeneesheer in het kader van diens preventieve opdracht.
Bij een aanwerving handelt de arts, of hij nu al dan niet arbeidsgeneesheer is, steeds als deskundige in opdracht van de werkgever en is artikel 129 van de Code van Plichtenleer van toepassing. De arts die met het oog op een aanwerving, de geschiktheid van de kandidaat onderzoekt, mag diens behandelende geneesheer niet om medische inlichtingen verzoeken.
De behandelende geneesheer mag, op verzoek van een ongeschikt verklaarde kandidaat met de arts, die belast is met het onderzoek, in contact treden indien hij dat nuttig oordeelt.
De aanwervingsarts mag tijdens het medisch onderzoek de kandidaat verzoeken een vragenlijst in te vullen om de anamnese te vergemakkelijken. In het kader van de arbeidsgeneeskunde daarentegen, mag de geneesheer, die reeds tewerkgestelde arbeiders of bedienden onderzoekt, in toepassing van artikel 106 van de Code van Plichtenleer, en met de toestemming van de betrokkene, eventueel aan de behandelende geneesheer medische inlichtingen vragen.

Gezondheidsdienst (Administratieve-)22/12/1980 Documentcode: a029014
Medische controle - Administratieve gezondheidsdienst

Medische controle - Administratieve gezondheidszorg

Naar aanleiding van een ministerieel rondschrijven, vraagt een Provinciale Raad welke houding door de controle geneesheren moet worden aangenomen wanneer er tegenstrijdigheden bestaan tussen de regels uitgewerkt door de Minister van Volksgezondheid en de richtlijnen uitgevaardigd door de Nationale Raad of door een Provinciale Raad van de Orde der geneesheren.

Circulaire aan de controle geneesheren verbonden aan de Administratieve gezondheidsdienst (Ministerie van Volksgezondheid - Bestuursafdeling voor de Algemene zaken: geneeskundepraktijk) - 16 oktober 1980.

«Naar ik heb vernomen werd door sommige Provinciale Raden van de Orde der geneesheren een circulaire aan de leden rondgestuurd waarin aan de controle geneesheren verbod werd opgelegd controle bezoeken af te leggen binnen een straal van 12 km, en waarin tevens andere maatregelen werden uitgevaardigd.

Ik heb de Heer Secretaris generaal verzocht deze problemen in overleg met de afgevaardigden van de Nationale Raad van de Orde der geneesheren nader te onderzoeken, aangezien deze principiële aangelegenheden op eenzelfde manier moeten worden aangepakt voor het gehele land en derhalve een nationale oplossing moet worden gevonden.

Mag ik er Uw aandacht op vestigen dat enkel de verantwoordelijken van de bevoegde ministeriële dienst bevoegd zijn om U instructies te geven in verband met de organisatie van uw werk.

Ik wens er U tevens aan te herinneren dat fouten, zoals het afleggen van controle bezoeken of het uitvoeren van controleonderzoekingen bij eigen patiënten of bij personen uit Uw onmiddellijke omgeving, ambtshalve zullen worden gestraft. - Minister A. Califice.»

Op 22 december 1980, werd aan de Voorzitter van de betrokken Provinciale Raad, het volgende geantwoord:

Het is duidelijk dat deontologische richtlijnen eveneens bindend zijn voor de geneesheren van de Administratieve gezondheidsdienst.

Uit voornoemd rondschrijven blijkt dat de Administratieve gezondheidsdienst van oordeel is dat én de behandeling én de controle bij eenzelfde patiënt deontologisch onverenigbaar zijn zodat geen principieel meningsverschil schijnt te bestaan.

Het is wenselijk dat elke Provinciale Raad die de mening is toegedaan dat praktische toepassingen noodzakelijk zijn om deze beginselen te doen eerbiedigen, overleg pleegt met de bevoegde provinciale dienst van de Administratieve gezondheidsdienst om tot een minnelijke regeling te komen.

De Provinciale Raad van Oost Vlaanderen heeft reeds een dergelijk akkoord uitgewerkt.

Gezondheidsdienst (Administratieve-)01/01/1977 Documentcode: a026027
Medische controle en Administratieve Gezondheidsdienst van de staat

«De adviserende of controlerende geneesheer onthoudt zich van elke rechtstreekse inmenging in de behandeling; hij moet in elk geval contact opnemen met de behandelende geneesheer vooraleer een beslissing te nemen die deze van de behandelende geneesheer wijzigt.» Artikel 126, § 4, van de Code van Plichtenleer.

Het voorschrijven van een ziekteverlof aan een zieke maakt deel uit van de behandeling, en het feit dat de patiënt voor de door diens behandelende arts vooropgestelde datum werkbekwaam wordt verklaard, is een wijziging van de behandeling.

De adviserende of controlerende geneesheer is derhalve verplicht contact op te nemen met de behandelende arts alvorens een patiënt het werk te laten hervatten.

Dit voorafgaandelijke contact wordt door geen enkele controledienst uitdrukkelijk voorzien, noch door een privé‑organisatie, een mutualiteit of een staatsdienst.

Vandaar de vele aanleidingen tot conflicten tussen behandelende en controlerende geneesheren.

De Nationale Raad heeft dit vraagstuk reeds herhaalde malen bestudeerd.

***

De Nationale Raad werd met name verzocht advies uit te brengen in verband met de tekst van een formulier uitgaande van de administratieve gezondheidsdienst van de Staat en bestemd voor de staatsambtenaar die naar aanleiding van een medische controle, terug aan het werk wordt gesteld. «Zo U niet akkoord gaat met een bevel tot diensthervatting, moet U onmiddellijk uw behandelende arts verwittigen en hem verzoeken binnen de 48 uren kontakt op te nemen met de controlegeneesheer.»

Deze tekst keert de procedure om zoals die werd voorzien bij artikel 126, § 4, van de Code van Plichtenleer.

Nadat het vraagstuk in samenwerking met de geneesheer-directeur‑generaal van het Bestuur Sociale Gezondheid van het Ministerie van Volksgezondheid nader werd onderzocht en ontwerpen werden uitgewisseld, heeft de Raad tenslotte een nieuwe tekst goedgekeurd ter vervanging van de tekst die voorheen voorkwam op het formulier dat overhandigd werd aan de ambtenaar bij een medische controle:

«Indien de controlegeneesheer van oordeel is dat U eerder het werk zoudt moeten hervatten dan voorgeschreven door uw behandelende geneesheer, wordt U een brief overhandigd, die U onmiddellijk aan hem dient te bezorgen. Na kennisname van deze brief, zal uw behandelende geneesheer U zijn mening meedelen.»

De Raad keurt tevens de tekst goed van de brief die door de controlerende geneesheer aan de behandelende arts wordt gericht wanneer eerstgenoemde een patiënt in staat acht het werk te hervatten.

In dit schrijven worden door de controlerende geneesheer de elementen medegedeeld waarop zijn beslissing om de betrokkene werkbekwaam te verklaren is gesteund, en verzoekt de behandelende arts, indien deze over bijkomende informatie beschikt van aard om die zienswijze te beïnvloeden, binnen de 48 uren contact met hem te willen opnemen.

Het overhandigen van deze brief aan de behandelende arts, onmiddellijk na het onderzoek en door de zieke zelf, en dat voor de effektieve werkhervatting, wordt hier dus beschouwd als een voorafgaandelijk contact met de behandelende arts.

***