Medische controle - Administratieve gezondheidsdienst
Medische controle - Administratieve gezondheidszorg
Naar aanleiding van een ministerieel rondschrijven, vraagt een Provinciale Raad welke houding door de controle geneesheren moet worden aangenomen wanneer er tegenstrijdigheden bestaan tussen de regels uitgewerkt door de Minister van Volksgezondheid en de richtlijnen uitgevaardigd door de Nationale Raad of door een Provinciale Raad van de Orde der geneesheren.
Circulaire aan de controle geneesheren verbonden aan de Administratieve gezondheidsdienst (Ministerie van Volksgezondheid - Bestuursafdeling voor de Algemene zaken: geneeskundepraktijk) - 16 oktober 1980.
«Naar ik heb vernomen werd door sommige Provinciale Raden van de Orde der geneesheren een circulaire aan de leden rondgestuurd waarin aan de controle geneesheren verbod werd opgelegd controle bezoeken af te leggen binnen een straal van 12 km, en waarin tevens andere maatregelen werden uitgevaardigd.
Ik heb de Heer Secretaris generaal verzocht deze problemen in overleg met de afgevaardigden van de Nationale Raad van de Orde der geneesheren nader te onderzoeken, aangezien deze principiële aangelegenheden op eenzelfde manier moeten worden aangepakt voor het gehele land en derhalve een nationale oplossing moet worden gevonden.
Mag ik er Uw aandacht op vestigen dat enkel de verantwoordelijken van de bevoegde ministeriële dienst bevoegd zijn om U instructies te geven in verband met de organisatie van uw werk.
Ik wens er U tevens aan te herinneren dat fouten, zoals het afleggen van controle bezoeken of het uitvoeren van controleonderzoekingen bij eigen patiënten of bij personen uit Uw onmiddellijke omgeving, ambtshalve zullen worden gestraft. - Minister A. Califice.»
Op 22 december 1980, werd aan de Voorzitter van de betrokken Provinciale Raad, het volgende geantwoord:
Het is duidelijk dat deontologische richtlijnen eveneens bindend zijn voor de geneesheren van de Administratieve gezondheidsdienst.
Uit voornoemd rondschrijven blijkt dat de Administratieve gezondheidsdienst van oordeel is dat én de behandeling én de controle bij eenzelfde patiënt deontologisch onverenigbaar zijn zodat geen principieel meningsverschil schijnt te bestaan.
Het is wenselijk dat elke Provinciale Raad die de mening is toegedaan dat praktische toepassingen noodzakelijk zijn om deze beginselen te doen eerbiedigen, overleg pleegt met de bevoegde provinciale dienst van de Administratieve gezondheidsdienst om tot een minnelijke regeling te komen.
De Provinciale Raad van Oost Vlaanderen heeft reeds een dergelijk akkoord uitgewerkt.