keyboard_arrow_right
Deontologie

Patiënt afwezig op het ogenblik van een medische controle

Een arts, geneesheer-inspecteur van het Bestuur van de Medische Expertise (Medex) (voorheen Administratieve Gezondheidsdienst (AGD)) – FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, legde aan de Nationale Raad een vraag voor betreffende de geneeskundige controle van ambtenaren in openbare diensten.
De Nationale Raad bestudeerde de recente wetgeving en reglementering ter zake en stelde vast dat deze niet dezelfde is voor contractuele bedienden van de overheid en het statutaire personeel.

Advies van de Nationale Raad :

De Nationale Raad heeft in zijn vergadering van 1 september 2007 de volgende vraag besproken :

“Indien bij een thuiscontrole een patiënt wiens getuigschrift vermeldt dat “het verlaten van de woonst verboden is”, afwezig is, kan de controlearts hem dan vragen zich op zijn geneeskundig kabinet aan te bieden op een latere datum en later uur of moet hij een tweede keer bij de patiënt thuis gaan ?”

Deze vraag wordt gesteld in het kader van de reorganisatie van de geneeskundige controle binnen het openbaar ambt.

De Nationale Raad is van mening dat de controlearts aan de patiënt niet kan opleggen zich te verplaatsen indien de behandelende arts heeft vermeld dat het verlaten van de woonst verboden is.

Dit standpunt wordt overigens bevestigd, wat betreft de werknemers onder arbeidsovereenkomst (en die niet vallen onder een statuut), door artikel 31, § 3, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. Dit artikel luidt als volgt :
“Behoudens wanneer diegene die het geneeskundig getuigschrift aan de werknemer heeft afgeleverd oordeelt dat zijn gezondheidstoestand hem niet toelaat zich naar een andere plaats te begeven, moet de werknemer zich desgevraagd bij de controlearts aanbieden. De reiskosten van de werknemer zijn ten laste van de werkgever.”

Wat het statutaire personeel van de rijksbesturen betreft, neemt de Nationale Raad akte van de bepaling van artikel 62, § 1, vierde lid, van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen, zoals gewijzigd door het artikel 17 van het koninklijk besluit van 17 januari 2007 houdende wijzigingen van diverse reglementaire bepalingen betreffende de controle van afwezigheden wegens ziekte van de personeelsleden van de rijksbesturen en betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen.

Deze bepaling stelt :
“Het medisch onderzoek vindt plaats in de woon- of verblijfplaats van de ambtenaar. Bij afwezigheid van de ambtenaar, laat de controlearts bericht achter waarin de ambtenaar wordt verzocht zich op het vermelde uur aan te melden bij de controlearts.”

De Nationale Raad neemt contact op met de federale minister van Ambtenarenzaken om zich ervan te verzekeren dat deze bepaling enkel ambtenaren betreft waarvoor het medisch getuigschrift het verlaten van de woonst niet verbiedt.

De Nationale Raad vraagt de minister tevens opheldering over de bewoordingen van artikel 61, tweede lid, die rechtstreeks strijdig zijn met de wettelijke en deontologische beginselen van het beroepsgeheim, daar deze bepaling stelt dat het geneeskundig getuigschrift dat de ziekte attesteert die de afwezigheid van meer dan één dag rechtvaardigt, expliciet de ziekte moet vermelden waaraan de ambtenaar lijdt.