keyboard_arrow_right
Deontologie

Resultaten

Resultaten

Beroepsgeheim27/04/2019 Documentcode: a165005
Persoonlijke notities in het patientendossier

Op 27 april 2019 heeft de nationale raad van de Orde der artsen een advies uitgebracht over de persoonlijke notities (aantekeningen).

1°/ De wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt geeft geen definitie van de persoonlijke notities.

De voorbereidende werkzaamheden voor deze wet stellen dat het gaat om de aantekeningen die door de beroepsbeoefenaar afzonderlijk werden opgeborgen, die voor anderen, zelfs voor medebetrokkenen van de zorgverleningsequipe, nooit toegankelijk zijn en die nodig zijn voor het persoonlijk gebruik van de zorgverlener(1).

Hoewel deze persoonlijke notities deel uitmaken van het patiëntendossier(2), kan de patiënt deze niet inzien of er afschrift van krijgen, zelfs al is hij zelf een beroepsbeoefenaar. (3)

Indien de patiënt echter zijn recht op inzage en afschrift van zijn dossier uitoefent door tussenkomst van een vertrouwenspersoon die zelf een beroepsbeoefenaar is, heeft deze wel toegang tot de persoonlijke notities van de arts(4).

2°/ Het concept "persoonlijke notities" mag niet worden misbruikt om gegevens op te bergen waarvan de patiënt uitdrukkelijk verzoekt deze niet door te geven aan andere gezondheidswerkers.

Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn voor zijn vertrouwelijke mededelingen over aspecten die in het bijzonder te maken hebben met zijn intimiteit.

In de gegevens die hij zelf toevertrouwde, heeft de patiënt inzage. Dit zijn dus geen persoonlijke notities.

3°/ De persoonlijke notities mogen ook niet verward worden met de gegevens betreffende de gezondheid van de patiënt die hem, uitzonderlijk, niet meegedeeld worden in geval van klaarblijkelijk risico op ernstig nadeel voor zijn gezondheid (therapeutische uitzondering)(5).

De toepassing van de therapeutische uitzondering vereist namelijk dwingend dat de arts hierover een andere beroepsbeoefenaar heeft geraadpleegd en de eventuele vertrouwenspersoon van de patiënt ervan op de hoogte brengt.

4°/ Meer dan vijftien jaar na de inwerkingtreding van de wet betreffende de rechten van de patiënt blijven er vragen bestaan over de informatie die kan bestempeld worden als persoonlijke notities in de betekenis van de wet betreffende de rechten van de patiënt.

Het is niet aan de nationale raad om een exhaustieve definitie te formuleren maar wel om aanbevelingen te doen voor een goede handelwijze, rekening houdend met de evoluties sinds 2002 op wetgevend vlak(6), in de medische praktijkvoering (multidisciplinaire aanpak) en in het domein van de informatie- en communicatietechnologieën (software van elektronisch medisch dossier bevat niet altijd een venster bestemd voor de persoonlijke notities).

De nationale raad is van mening dat de gegevens betreffende de fysieke of psychische gezondheid van de patiënt en de gegevens waarop de arts de zorg die hij aan de patiënt verstrekt baseert (onderzoek van de gezondheidstoestand, uitwerken en opvolgen van de diagnose en de behandeling, preventie) niet betiteld kunnen worden als persoonlijke notities. Behalve in het geval van therapeutische uitzondering is het niet denkbaar dat dergelijke gegevens niet toegankelijk zijn voor de patiënt.

Een informatie nuttig voor de continuïteit van de zorg of voor de behandeling van de patiënt door een andere gezondheidszorgbeoefenaar is ook geen persoonlijke notitie. Hetzelfde geldt voor een informatie betreffende de gezondheid van de patiënt verkregen van een andere gezondheidszorgbeoefenaar.

Het opmaken van het medisch dossier, waarvan de persoonlijke notities deel uitmaken, moet gekenmerkt worden door nauwkeurigheid en de waardigheid van de patiënt eerbiedigen. De nationale raad bepleit dan ook dat de arts subjectieve overwegingen met betrekking tot de patiënt die niets te maken hebben met de anamnese of de behandeling achterwege laat.

Tot slot deelt hij de vaststelling van de Federale Commissie "Rechten van de patiënt" dat gezien de evolutie van monodisciplinaire praktijkvoering naar multidisciplinaire samenwerking de vraag gesteld wordt of het begrip persoonlijke notities, zoals het vandaag in de memorie van toelichting, beschreven staat nog voldoende actueel is(7).



(1) Parl. St., Kamer, 50-1642/001, p. 33

(2) Advies van 21 november 2017 van de Federale Commissie "Rechten van de patiënt", Het patiëntendossier, p. 6

(3) Advies van 11 februari 2011 van de Federale Commissie "Rechten van de patiënt", Toegang zorgverlener tot zijn patiëntendossier, p. 3

(4) Artikel 9, §2 en §3, van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt

(5) Artikel 7, §4, en artikel 9, §2, lid 5 en §3

(6) Wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens en wetsontwerp inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg

(7) Advies van 21 november 2017 van de Federale Commissie "Rechten van de patiënt", Het patiëntendossier, p. 5

Kwetsbare personen16/03/2019 Documentcode: a164007
Buitengerechtelijke bescherming – Lasthebber van een patient

Advies van 16 maart 2019 van de nationale raad van de orde der artsen

Kan een behandelend arts of een coördinerend en raadgevend arts van het rusthuis waar zijn patiënt verblijft als lasthebber van zijn patiënt optreden in geval van een buitengerechtelijke bescherming (art. 489 e.v. Burgerlijk Wetboek)?

De nationale raad heeft op 16 maart 2019 de vraag onderzocht of de arts als lasthebber van een patiënt kan worden aangewezen binnen een lastgeving bedoeld als buitengerechtelijke beschermingsmaatregel.

De nationale raad is van mening dat het deontologisch niet wenselijk is dat, bij een buitengerechtelijke bescherming, een arts een lastgeving over de goederen of de personen van een patiënt aanvaardt. Of hij behandelend arts, dan wel coördinerend arts van het rusthuis is waar zijn patiënt verblijft, doet niet ter zake.

De lastgeving kan immers de vertrouwensrelatie tussen de arts en de patiënt beïnvloeden. De kerntaak van de arts ten aanzien van de patiënt is de verstrekking van gezondheidszorg. Het is niet aangewezen dat de arts zich daarenboven mengt in de financiële toestand van zijn patiënt, noch in de rechten die betrekking hebben op de persoon. Dergelijke inmenging kan gemakkelijk leiden tot een vertrouwensbreuk die de zorgrelatie schaadt.

Bepaalde uitzonderlijke omstandigheden, zoals een familiale band of een vriendschapsrelatie, kunnen nochtans een dergelijke lastgeving rechtvaardigen.

Of een arts die toch een dergelijke lastgeving aanvaardt, ondeontologisch handelt, is afhankelijk van de concrete feiten en omstandigheden. De bevoegde provinciale raad kan daarover oordelen.

Patiëntenrechten20/02/2010 Documentcode: a129017
Keuze van de vertrouwenspersoon

Aan de Nationale Raad wordt advies gevraagd betreffende de criteria aan dewelke een door een patiënt aangeduide vertrouwenspersoon dient te beantwoorden overeenkomstig de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt.

Advies van de Nationale Raad :

In zijn vergadering van 20 februari 2010 heeft de Nationale Raad van de Orde van geneesheren uw adviesvraag betreffende de vertrouwenspersoon bestudeerd.

De wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt bevat geen criteria waaraan de vertrouwenspersoon moet beantwoorden op het ogenblik van zijn aanwijzing.

Het enige wettelijke criterium is het bestaan van een vertrouwensrelatie tussen deze persoon en de patiënt, die rechtvaardigt dat deze laatste met zijn hulp of door zijn bemiddeling al zijn rechten of een deel ervan uitoefent.

Uit de voorbereidende werkzaamheden van de wet blijkt dat de persoon die de rol van vertrouwenspersoon vervult stilzwijgend aanvaardt de verkregen informatie enkel te gebruiken in het belang van de patiënt.

De memorie van toelichting benadrukt het belang van de patiënt dat door de vertrouwenspersoon in zijn tussenkomsten moet nagestreefd worden.

De wet stelt echter geen enkele voorwaarde om te vermijden dat een persoon aangewezen wordt waarvan de beroepskwalificatie of het statuut objectief zou kunnen aantonen dat de toegang tot de gegevens een ander belang zou kunnen dienen dan dat van de patiënt.

Het is in die zin dat de Nationale Raad in zijn advies van 26 juli 2003 (TNR nr. 101, p. 6) stelt dat hij van mening is dat alleen natuurlijke personen die in eigen naam handelen als vertrouwenspersoon kunnen aangewezen worden.

Feit blijft dat de wetgever de keuzevrijheid van de patiënt als uitgangspunt heeft gekozen: de wet betreffende de rechten van de patiënt is gebaseerd op de eerbiediging van de autonomie en de wil van de patiënt.

Behoudens de hypothese aangehaald in artikel 9, §3, van de wet, kan de beroepsbeoefenaar zich dus niet verzetten tegen de keuze van de patiënt.

De arts die betwijfelt dat de vertrouwenspersoon van zijn patiënt uitsluitend de belangen van deze laatste verdedigt, moet echter zijn wantrouwen aan de patiënt te kennen geven.

Daarbij moet hij zelf uitsluitend de verdediging van de belangen van zijn patiënt voor ogen houden.

Indien de arts, om redenen die losstaan van de relatie die de patiënt bindt aan de vertrouwenspersoon van zijn keuze, vindt dat deze persoon zijn vertrouwensrelatie met zijn patiënt schaadt of een belemmering vormt bij de raadpleging, moet hij dit met zijn patiënt bespreken. Wanneer ze er niet in slagen een oplossing te vinden voor deze situatie, kan dit voor de arts een reden zijn om een einde te maken aan zijn vertrouwensrelatie met de patiënt, en dit met eerbiediging van de deontologische bepalingen inzake continuïteit van de zorg.

Deze situatie mag in geen geval de uitoefening van de rechten van de patiënt, zoals gereglementeerd door de wet in de artikels 7, 8 en 9, in de weg staan.

Er wordt aanbevolen in het medisch dossier een nota op te nemen waarin de in de hierboven aangehaalde situaties genomen beslissing wordt uiteengezet.

Beroepsgeheim20/09/2008 Documentcode: a122003
Beroepsgeheim van gevangenisartsen ten aanzien van de leden van de Commissies van Toezicht

Een arts, lid van de Commissie van Toezicht van een gevangenis, heeft vragen bij het advies van de Nationale Raad van 22 september 2007 (Tijdschrift Nationale Raad nr. 118, december 2007, p. 5) waarin o.m. wordt gesteld dat de gevangenisartsen wettelijk en deontologisch gebonden zijn door het beroepsgeheim tegenover de arts van de Commissie van Toezicht.
De betrokken arts is van mening dat het raadplegen van het medisch dossier van een gedetineerde onontbeerlijk is in het kader van de uitoefening van zijn functie.

Advies van de Nationale Raad :

Op zijn vergaderingen van 19 juli en 20 september 2008 besprak de Nationale Raad van de Orde van geneesheren uw brief van 11 mei 2008.

In uw brief uit u bezwaren tegen het advies van de Nationale Raad van 22 september 2007 betreffende het beroepsgeheim van gevangenisartsen ten aanzien van de leden van de Commissies van Toezicht in de gevangenissen.

In dat advies werd o.m. gesteld dat de arts, lid van een Commissie van Toezicht, geen recht op inzage van het medisch dossier van de gedetineerden kan doen gelden.

De Nationale Raad merkt daarbij het volgende op:

U bent van oordeel dat :
1. « La consultation des dossiers est une prérogative prévue à l’article 138quater de l’arrêté royal du 4 avril 2003 (Het betreft in feite het artikel 138quater van het koninklijk besluit van 21 mei 1965 houdende algemeen reglement van de strafinrichtingen, ingevoegd bij artikel 6 van het koninklijk besluit van 4 april 2003.). Verder stelt u dat : « la consultation des dossiers doit permettre à la fois une information sur des situations ponctuelles et sur le fonctionnement général de l’établissement » en nog : « avec l’accord écrit du détenu, le médecin membre de la commission peut avoir accès à son dossier médical ».

Het geciteerde artikel 138quater, § 1, van het KB van 21 mei 1965, vervangen bij artikel 14 van het KB van 27 september 2005, luidt als volgt:
“Voor zover dit voor de uitoefening van de taken omschreven in artikel 138ter noodzakelijk is, hebben de leden van de Commissie van Toezicht vrije toegang tot alle plaatsen in de gevangenis en hebben zij het recht om ter plaatse, behoudens wettelijke uitzonderingen, alle op de gevangenis betrekking hebbende boeken en bescheiden in te zien, en mits voorafgaande schriftelijke instemming van de gedetineerde, van alle stukken die individuele gegevens van gedetineerden bevatten.”

De Nationale Raad, hiermede een vroeger standpunt bevestigend, is van oordeel dat dergelijke algemene bepalingen niet slaan op het medisch dossier.

Het weze bovendien opgemerkt dat art. 138quater alle leden, dus ook zij die niet arts zijn, van de Commissies van Toezicht betreft. De Code van deontologie van de Commissies heeft een formulering bedacht met een bevoegdheid specifiek voor de arts van zulke Commissie. Zulke voor die arts specifieke bevoegdheid is echter niet terug te vinden in dat art. 138quater.

2. De arts-lid van de Commissie van Toezicht kan geen beroep doen op het zogenaamde “gedeelde beroepsgeheim”: hij/zij is immers niet betrokken bij de diagnostische en/of therapeutische handelingen.

3. De “vertrouwenspersoon” in de zin van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt heeft volgens die wet (art. 9, § 2) op verzoek van de patiënt recht op inzage van diens patiëntendossier.

De vertrouwenspersoon in de zin van de geciteerde wet behartigt de belangen van de patiënt die hem/haar in die hoedanigheid aanstelde en is dus partij.
De leden van de Commissies zijn, zoals u zelf schreef “clairement le regard de la société civile sur le régime auquel sont soumis les prévenus et détenus”.

Zij treden inderdaad op namens de maatschappij en niet namens particuliere belanghebbenden.

Zij zijn geen partij maar moeten in alle onafhankelijkheid en onpartijdigheid oordelen over bepaalde toestanden in de gevangenis, hetgeen uiteraard niet belet, evenmin als voor een rechter, dat zij na objectief onderzoek namens de “société civile” uiteindelijk gelijk kunnen geven aan een partij die zowel de gedetineerde als een lid van het personeel van de gevangenis kan zijn.

De basiswet van 12 januari 2005 (de zogenaamde wet “Dupont”) voorziet (cf. art. 27, 3°) dat de Commissies van Toezicht ook als taak kunnen hebben te bemiddelen tussen de directeur en de gedetineerden : mochten de leden van de Commissie partij zijn, dan zouden zij niet kunnen bemiddelen.

Daarom blijft de Nationale Raad van oordeel dat een lid van een Commissie van Toezicht de taak van “vertrouwenspersoon” van een gedetineerde (in de zin van de wet patiëntenrechten) niet kan opnemen.
Dat de leden van de Commissies door hun onafhankelijk optreden het vertrouwen van gedetineerden genieten, is iets anders dan hun “vertrouwenspersoon” zijn.

4. In de uitoefening van zijn rechten als patiënt heeft de gedetineerde recht op inzage van het hem/haar betreffende patiëntendossier.

Art. 92, § 1, van de geciteerde basiswet bepaalt wie de gedetineerde kan aanduiden als “vertrouwenspersoon”: een arts van buiten de gevangenis, een advocaat, een vertegenwoordiger van zijn/haar godsdienst of levensbeschouwing.

Die vertrouwenspersonen hebben toegang tot het patiëntendossier en de gedetineerde kan schriftelijk verzoeken een afschrift van dat dossier over te maken aan zijn vertrouwenspersoon (art. 92, § 2, van de geciteerde basiswet).

Dat de arts van de Commissie van Toezicht zelf geen toegang heeft tot het patiëntendossier sluit geenszins uit, gelet op de wettelijke mogelijkheden waarover de gedetineerde zelf beschikt, dat hij/zij toch inlichtingen van medische aard zou bekomen.

Om die redenen bevestigt de Nationale Raad zijn advies van 22 september 2007.

Beroepsgeheim03/01/0001
Persoonlijke notities (aantekeningen) in het patiëntendossier

Op 27 april 2019 heeft de nationale raad van de Orde der artsen een advies uitgebracht over de persoonlijke notities (aantekeningen).

1°/ De wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt geeft geen definitie van de persoonlijke notities.

De voorbereidende werkzaamheden voor deze wet stellen dat het gaat om de aantekeningen die door de beroepsbeoefenaar afzonderlijk werden opgeborgen, die voor anderen, zelfs voor medebetrokkenen van de zorgverleningsequipe, nooit toegankelijk zijn en die nodig zijn voor het persoonlijk gebruik van de zorgverlener(1).

Hoewel deze persoonlijke notities deel uitmaken van het patiëntendossier(2), kan de patiënt deze niet inzien of er afschrift van krijgen, zelfs al is hij zelf een beroepsbeoefenaar. (3)

Indien de patiënt echter zijn recht op inzage en afschrift van zijn dossier uitoefent door tussenkomst van een vertrouwenspersoon die zelf een beroepsbeoefenaar is, heeft deze wel toegang tot de persoonlijke notities van de arts(4).

2°/ Het concept "persoonlijke notities" mag niet worden misbruikt om gegevens op te bergen waarvan de patiënt uitdrukkelijk verzoekt deze niet door te geven aan andere gezondheidswerkers.

Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn voor zijn vertrouwelijke mededelingen over aspecten die in het bijzonder te maken hebben met zijn intimiteit.

In de gegevens die hij zelf toevertrouwde, heeft de patiënt inzage. Dit zijn dus geen persoonlijke notities.

3°/ De persoonlijke notities mogen ook niet verward worden met de gegevens betreffende de gezondheid van de patiënt die hem, uitzonderlijk, niet meegedeeld worden in geval van klaarblijkelijk risico op ernstig nadeel voor zijn gezondheid (therapeutische uitzondering)(5).

De toepassing van de therapeutische uitzondering vereist namelijk dwingend dat de arts hierover een andere beroepsbeoefenaar heeft geraadpleegd en de eventuele vertrouwenspersoon van de patiënt ervan op de hoogte brengt.

4°/ Meer dan vijftien jaar na de inwerkingtreding van de wet betreffende de rechten van de patiënt blijven er vragen bestaan over de informatie die kan bestempeld worden als persoonlijke notities in de betekenis van de wet betreffende de rechten van de patiënt.

Het is niet aan de nationale raad om een exhaustieve definitie te formuleren maar wel om aanbevelingen te doen voor een goede handelwijze, rekening houdend met de evoluties sinds 2002 op wetgevend vlak(6), in de medische praktijkvoering (multidisciplinaire aanpak) en in het domein van de informatie- en communicatietechnologieën (software van elektronisch medisch dossier bevat niet altijd een venster bestemd voor de persoonlijke notities).

De nationale raad is van mening dat de gegevens betreffende de fysieke of psychische gezondheid van de patiënt en de gegevens waarop de arts de zorg die hij aan de patiënt verstrekt baseert (onderzoek van de gezondheidstoestand, uitwerken en opvolgen van de diagnose en de behandeling, preventie) niet betiteld kunnen worden als persoonlijke notities. Behalve in het geval van therapeutische uitzondering is het niet denkbaar dat dergelijke gegevens niet toegankelijk zijn voor de patiënt.

Een informatie nuttig voor de continuïteit van de zorg of voor de behandeling van de patiënt door een andere gezondheidszorgbeoefenaar is ook geen persoonlijke notitie. Hetzelfde geldt voor een informatie betreffende de gezondheid van de patiënt verkregen van een andere gezondheidszorgbeoefenaar.

Het opmaken van het medisch dossier, waarvan de persoonlijke notities deel uitmaken, moet gekenmerkt worden door nauwkeurigheid en de waardigheid van de patiënt eerbiedigen. De nationale raad bepleit dan ook dat de arts subjectieve overwegingen met betrekking tot de patiënt die niets te maken hebben met de anamnese of de behandeling achterwege laat.

Tot slot deelt hij de vaststelling van de Federale Commissie "Rechten van de patiënt" dat gezien de evolutie van monodisciplinaire praktijkvoering naar multidisciplinaire samenwerking de vraag gesteld wordt of het begrip persoonlijke notities, zoals het vandaag in de memorie van toelichting, beschreven staat nog voldoende actueel is(7).



(1) Parl. St., Kamer, 50-1642/001, p. 33

(2) Advies van 21 november 2017 van de Federale Commissie "Rechten van de patiënt", Het patiëntendossier, p. 6

(3) Advies van 11 februari 2011 van de Federale Commissie "Rechten van de patiënt", Toegang zorgverlener tot zijn patiëntendossier, p. 3

(4) Artikel 9, §2 en §3, van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt

(5) Artikel 7, §4, en artikel 9, §2, lid 5 en §3

(6) Wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens en wetsontwerp inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg

(7) Advies van 21 november 2017 van de Federale Commissie "Rechten van de patiënt", Het patiëntendossier, p. 5