Opvorderen van artsen voor het verrichten van een bloedproef
De Nationale Raad onderzoekt de procedure bij het opvorderen van artsen voor het verrichten van een bloedproef in het bijzonder tijdens de wachtdienst.
Advies van de Nationale Raad :
Betreft: Vordering van een arts met het oog op het verrichten van een bloedproef.
Als gevolg van uw brief van 18 oktober 2011 heeft de Nationale Raad van de Orde van geneesheren in zijn zitting van 3 maart 2012 het volgende advies uitgebracht.
De door een bevoegde overheid voor onder andere het verrichten van een bloedproef opgevorderde arts is op straffe van sanctie wettelijk verplicht aan die opvordering gevolg te geven, behoudens in uitzonderlijke gevallen (zie het artikel 131 van de Code van geneeskundige plichtenleer en het advies van de Nationale Raad van 19 februari 1994, TNR nr. 64, p. 29).
In verband daarmee ontstaan problemen, in het bijzonder bij de opvordering van een arts met wachtdienst (zowel huisartsen van wacht als artsen op spoedgevallendiensten), wat met het correct functioneren van de wachtdienst zou kunnen interfereren (zie o.m. de artikelen 8 en 9 van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen en het advies van de Nationale Raad van 6 december 2008 omtrent Wachtdienst in huisartsgeneeskunde).
Onderzoek door de Nationale Raad naar aanvaardbare oplossingen heeft aangetoond dat deze in ruime mate worden beïnvloed door lokale en regionale omstandigheden. In het licht van dit onderzoek is de Nationale Raad van mening dat een eenvormige oplossing voor deze problematiek niet opportuun en realiseerbaar is. De aanbeveling is dat per regio door de organiserende beroepsorganisaties dient gestreefd te worden naar lokale oplossingen, wat best gebeurt in overleg met de procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg van het betreffende gerechtelijk arrondissement, de provinciale raad en de Provinciale Geneeskundige Commissie.