Resultaten
Resultaten
Weigering door klinisch bioloog van bepaalde analyses waarvan het belang op wetenschappelijk gebied in twijfel wordt getrokken en die een hoge kost voor de patiënt met zich meebrengen.
De nationale raad van de Orde der artsen wordt om advies verzocht betreffende de mogelijkheid voor de klinisch bioloog bepaalde analyses te weigeren waarvan het belang op wetenschappelijk gebied in twijfel wordt getrokken en die een hoge kost voor de patiënt met zich meebrengen.
1.De therapeutische vrijheid van de arts stoelt op de wet[1] en de medische déontologie[2].
Deze vrijheid is niet absoluut[3].
De arts verstrekt kwaliteitsvolle zorg. Bij zijn keuzes laat hij zich leiden door relevante wetenschappelijke gegevens en zijn expertise, rekening houdend met de voorkeuren van de patiënt[4]. Hij ziet erop toe toegewijde en bekwame geneeskundige verzorging te verstrekken in het belang van de patiënt, met eerbied voor de rechten van de patiënt en rekening houdend met de door de gemeenschap ter beschikking gestelde globale middelen[5].
De beroepsautonomie van de arts heeft tot gevolg dat de arts kan weigeren een door een patiënt of collega gevraagde handeling te verrichten indien hij meent dat dit ongepast is vanuit medisch oogpunt.
2.De klinisch bioloog draagt de verantwoordelijkheid kwaliteitsvolle zorg te verstrekken. Om deze reden kan hij weigeren een analyse uit te voeren waarvan hij meent dat ze niet gerechtvaardigd is op medisch gebied en indruist tegen het belang van de patiënt, voornamelijk omwille van de hoge kostprijs en de niet-terugbetaling door de verzekering geneeskundige verzorging.
De collegialiteit vereist dat hij de voorschrijvende arts onmiddellijk informeert en de redenen voor zijn beslissing vermeldt.
Indien de voorschrijvende arts van mening is dat hij zijn voorschrift moet handhaven, waarborgt hij de continuïteit van de zorg door de patiënt door te verwijzen naar een andere klinisch bioloog, die beslist welk gevolg hij geeft aan de aanvraag voor een analyse[6].
De klinisch bioloog licht de patiënt de medische redenen toe voor zijn weigering in genuanceerde bewoordingen die respectvol blijven ten opzichte van zijn voorschrijvende collega[7]. Op vraag van de patiënt, verwijst de klinisch bioloog de patiënt door naar andere collega’s.
In spoedeisende gevallen mogen uiteenlopende medische meningen tussen de voorschrijvende arts en de klinisch bioloog niet verhinderen dat de patiënt de zorg krijgt die zijn toestand vereist.
[1] Art. 4 van de wet van 22 april 2019 inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg; art. 144, § 1, van de wet van 10 juli 2008 betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen; art. 73, §1, van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen
[2] Art. 7 van de Code van medische deontologie en de commentaar erbij
[3] In de medische literatuur, zie m.n. T. Goffin, De professionele autonomie van de arts, Die Keure, 2011, nr. 276 en volgende; G. Genicot, Droit médical et biomédical, Larcier, 2010, p. 380 en volgende, m.n. p. 385; H. Nys en T. Goffin, « Recente ontwikkelingen met betrekking tot de autonomie van arts en patiënt », in Medisch recht, H. Nys en S. Callens (uitg.), Die Keure, Themis, 2011, vol. 63, p. 41 en volgende.
[4] Art.4, 2de lid, wet van 22 april 2019 betreffende de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de kwaliteitszorg; art. 4 van de Code van medische deontologie
[5] Art. 73, § 1, Wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994
[6] Art. 32 van de Code van medische deontologie
[7] Art. 11 van de Code van medische deontologie
Organisatie van de medische praktijk van de arts-specialist
In zijn vergadering van 19 oktober 2019 onderzocht de nationale raad van de Orde der artsen of het deontologisch gerechtvaardigd is dat een arts-specialist enkel nieuwe patiënten aanvaardt mits doorverwijsbrief van de huisarts, dit naar aanleiding van de bezorgdheid die sommige artsen-specialisten formuleerden in het artikel "Eerst bloedtest voor je naar specialist mag" in Het Nieuwsblad van 25 oktober 2018.
Artsen worden regelmatig geconfronteerd met patiënten die op basis van eigen onderzoek (via internet, ...) voor zichzelf een diagnose stellen en rechtstreeks een arts-specialist raadplegen. Hierdoor worden sommige artsen-specialisten overbevraagd en hebben ze onvoldoende tijd voor patiënten van wie de gezondheidstoestand hun hulp vereist.
Een overbevraagde en overbelaste arts riskeert bovendien gezondheidsproblemen, waardoor hij terechtkomt in een situatie die niet bevorderlijk is voor de kwaliteit van de zorg.
Om tegemoet te komen aan deze problematiek, zijn sommige artsen-specialisten vragende partij om bepaalde voorwaarden tot raadpleging in te voeren. Een van deze voorwaarden kan erin bestaan dat de arts-specialist een patiënt slechts aanvaardt voor een eerste consultatie mits deze een doorverwijsbrief van de huisarts kan voorleggen.
Mits eerbiediging van de regels van de medische deontologie, bepaalt de arts-specialist zelf hoe hij zijn praktijk organiseert.
Dergelijke werkwijze via doorverwijsbrief kan, in bepaalde gevallen, de kwaliteit van de zorg, de redelijke termijn en de zorgcontinuïteit ten goede komen(1). De arts-specialist kan meer tijd besteden aan patiënten die hulp nodig hebben binnen zijn specialisme en patiënten hoeven zich niet nodeloos te verplaatsen.
De wetgever geeft incentives om in eerste instantie de GMD-houdende huisarts te consulteren alvorens een afspraak te maken bij een arts binnen bepaalde specialismen. Zo geniet de patiënt van een vermindering van het remgeld indien hij door de GMD-houdende huisarts verwezen wordt naar sommige specialismen(2)-(3).
***
De voorwaarde om een patiënt slechts te aanvaarden voor een eerste consultatie mits doorverwijsbrief van de huisarts kan ten goede komen aan de kwaliteit van de zorg, de redelijke termijn en de zorgcontinuïteit en kan de werkdruk van een arts-specialist verminderen. Er is geen deontologisch bezwaar tegen de beslissing van een arts-specialist om zijn praktijk op dergelijke wijze te organiseren in het belang van een kwaliteitsvolle zorg voor de patiënt.
Dit advies brengt de vrije artsenkeuze van de patiënt niet in het gedrang.
(1) Artikelen 8 en 13 van de Code van medische deontologie; artikelen 27 en 28 van de wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen; artikelen 17 tot 26 van de wet van 22 april 2019 betreffende de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg
(2) Koninklijk besluit van 26 november 2006 betreffende het persoonlijk aandeel van de rechthebbende die een geneesheer-specialist raadplegen nadat ze verwezen zijn door een algemeen geneeskundige; https://www.riziv.fgov.be/nl/themas/kost-terugbetaling/financiele-toegankelijkheid/Paginas/goedkoper-raadplegen-bepaalde-specialisten-huisarts-u-doorverwijst.aspx
(3) Enkel de patiënt die beschikt over een globaal medisch dossier geniet van een vermindering. Deze geldt slechts één keer per jaar en niet voor alle medische specialismen.