keyboard_arrow_right
Deontologie

Resultaten

Resultaten

Kunstmatige inseminatie16/01/2016 Documentcode: a152001
Remuneratie voor fertiliteitscentra die in het buitenland verblijvende patiënten begeleiden via e-mail

De nationale raad heeft een adviesaanvraag onderzocht omtrent de remuneratie voor fertiliteitscentra die in het buitenland verblijvende patiënten begeleiden via e-mail.

Advies van de nationale raad :

De nationale raad van de Orde der artsen heeft in zijn vergadering van 16 januari 2016 uw adviesvraag onderzocht omtrent de remuneratie voor fertiliteitscentra die in het buitenland verblijvende patiënten begeleiden via e-mail. .
Belgische artsen hebben een wereldvermaarde expertise opgebouwd in het domein van reproductieve geneeskunde. Om die reden en ook omwille van onze, ten opzichte van andere landen, liberale wetgeving wenden vele buitenlandse patiënten zich tot ons land om aan hun kinderwens te voldoen. Om de kosten te drukken kiezen sommige patiënten voor een gedeelde zorg verstrekt door hun behandelende gynaecoloog in hun thuisland en een Belgisch fertiliteitscentrum.

Er rijzen op deontologisch vlak meerdere vragen omwille van de ontstane driehoeksverhouding patiënt-fertiliteitscentrum-lokale arts en de samenwerking tussen artsen op afstand.

1. Kwaliteit van de zorg
De Belgische fertiliteitscentra zijn onderhevig aan strenge kwaliteitseisen (koninklijk besluit van 15 februari 1999 houdende vaststelling van de normen waaraan de zorgprogramma's "reproductieve geneeskunde" moeten voldoen om erkend te worden. - wet van 6 juli 2007 betreffende de medisch begeleide voortplanting en de bestemming van de overtallige embryo's en de gameten).
Om een zelfde kwaliteitsvolle dienstverlening te verzekeren dienen er duidelijke afspraken en richtlijnen voor opvolging van de patiënt opgesteld te worden. In een permanente bereikbaarheid van de artsen dient te worden voorzien om misverstanden bij de interpretatie van de resultaten en de daaraan gekoppelde therapie te voorkomen.

2. Doorgeven van medische gegevens
Medische gegevens en behandelingsschema's voor patiënten kunnen elektronisch gedeeld worden op voorwaarde dat de afzender en de bestemmeling de nodige veiligheidsmaatregelen treffen, zoals het voorzien in een toegang met een login en een performant paswoord.

3. Remuneratie
Artsen kunnen een billijke remuneratie vragen voor het werkelijk gepresteerde werk. De wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt legt in artikel 8, § 2, de Belgische arts op voorafgaandelijk een prijsraming op te maken alvorens de patiënt zijn geïnformeerde toestemming kan geven.

Commercialisatie van de geneeskunde02/10/2010 Documentcode: a131013
Draagmoeder

De procureur des Konings van Brussel vraagt de Nationale Raad een advies omtrent de adoptie van een kind geboren uit een draagmoeder.

Advies van de Nationale Raad :

In zijn vergadering van 2 oktober 2010 heeft de Nationale Raad uw brief betreffende zwangerschap voor een ander, ook draagmoederschap of nog substitutiemoederschap genoemd, besproken.

Uitgezonderd een reeds oud advies van 20 oktober 1990 (TNR nr. 51, blz. 20) in verband met een bijzondere situatie van draagmoederschap, heeft de Nationale Raad geen advies verstrekt over zwangerschap voor een ander. Hij ontving hierover overigens geen enkele vraag, wat laat vermoeden dat de procedure weinig problemen met zich brengt met uitzondering van de zeldzame geschillen bij de overdracht van de ouderschapsrechten en -plichten van de draagmoeder aan het wenskoppel die behandeld werden of worden voor de rechtbank (Burg. Jeugdrechtbank Turnhout, 4 oktober 2000, R.W. 2001-2002, p. 206, en Antwerpen, 14 januari 2008, R.W. 2007-2008, p. 1774). De procedure van draagmoederschap is complex en doet tal van juridische, ethische en deontologische problemen rijzen. Over deze vragen bestaat heel wat literatuur en ze worden in detail geanalyseerd in het advies nr. 30 van het Raadgevend Comité voor Bio-ethiek van 5 juli 2004 waarnaar de Nationale Raad verwijst (zie bijlage).

Volgens ons weten is deze aanpak van onvruchtbaarheid verboden in Frankrijk, Spanje en Duitsland. In België, Nederland, Finland en Denemarken wordt hij geduld zonder vastgelegd of omkaderd te zijn door enige wet. In de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Zuid-Afrika daarentegen is hij gereguleerd. In België blijft de praktijk beperkt tot een klein aantal centra die overigens betrokken zijn bij in vitro fertilisatie. Deze centra beschikken over de nodige expertise evenals over de nodige psychologische en juridische omkadering. Het aantal zwangerschappen in dit kader is niet gekend, maar blijkbaar zou slechts uitzonderlijk een beroep gedaan worden op deze techniek. In de Verenigde Staten werden sedert 1994 10.000 kinderen geboren dankzij de zwangerschap voor een ander, in Groot-Brittannië vermeldt men 437 geboortes volgens deze procedure tussen 1998 en 2002, d.i. minder dan 1% van de in vitro fertilisatiebehandelingen.

Bij ontstentenis van een legaal kader, wenst de Nationale Raad zich te beperken tot het verstrekken van enkele fundamentele deontologische aanbevelingen voor de artsen die bij deze praktijk betrokken zijn:

1. De indicatie moet beperkt zijn tot onomkeerbare medische situaties die elke zwangerschap bij de wensmoeder onmogelijk maken. Gezien de vooruitgang op het gebied van onvruchtbaarheidsbehandelingen zouden deze situaties in de toekomst alsmaar zeldzamer moeten worden. De Nationale Raad kan niet aanvaarden dat op deze praktijk een beroep gedaan zou worden om gemaks- of esthetische redenen.

2. De kandidaat-gestationele moeder (draagmoeder) dient een medisch, psychologisch en sociaal onderzoek te ondergaan. Dit onderzoek heeft een tweevoudig doel : nagaan wat haar motieven zijn en zich ervan vergewissen dat de zwangerschap geen ernstige risico's inhoudt voor de moeder of voor het kind. Ze moet ingelicht worden over de risico's op medische complicaties die gepaard gaan met het draagmoederschap alsook over de juridische procedures die eraan verbonden zijn. Tot slot wordt gevraagd dat ze reeds een zwangerschap heeft doorgemaakt.

3. Conform het beginsel van de niet-commercialisering van het menselijk lichaam mag deze praktijk geen aanleiding geven tot een commerciële afdwaling. Het lijkt evenwel gerechtvaardigd dat de draagmoeder vergoed wordt voor de tijd en het ongemak die gepaard gaan met de zwangerschap en dat alle kosten voor juridisch advies en psychologische begeleiding en de medische kosten ten laste genomen worden door het wenskoppel.

Deze vergoeding moet redelijk zijn en het bedrag ervan mag niet van dien aard zijn dat het de vrije en vooringelichte toestemming van de gevraagde substitutiemoeder kan beïnvloeden. In dit opzicht beveelt de Nationale Raad aan dat het aantal zwangerschappen per draagmoeder beperkt zou worden. Het verontrust hem dat op het internet sites opduiken voor de rekrutering van kandidaat-draagmoeders. Deze sites lijken commerciële doeleinden te hebben.

4. De Nationale Raad beklemtoont dat in deze procedure het kind de meest kwetsbare partij lijkt te zijn. Afstammend van een draagmoeder van wie het, in geval van in vitro fertilisatie, niet het genetisch patrimonium deelt en geadopteerd door de wensmoeder die het ouderlijk gezag uitoefent, blijken deze kinderen, wat de psychologische evolutie betreft, niet meer problemen te vertonen dan de kinderen die geadopteerd werden volgens de gebruikelijke procedures. De Nationale Raad acht het zinvol erop te wijzen dat de oudsten onder hen nu de kritieke leeftijd van de adolescentie bereiken. De studies die uitgevoerd worden zijn weinig talrijk en moeilijk aangezien ze het risico inhouden het kind te stigmatiseren. Het is dan ook zeer belangrijk te zorgen voor een zo goed mogelijke begeleiding en omkadering van de betrokken kinderen en ouders.


Bijlage : advies nr. 30 van het Raadgevend Comité voor Bio-ethiek van 5 juli 2004

Kunstmatige inseminatie15/11/2003 Documentcode: a103008
Humane eugenese

Een juriste vraagt of de Nationale Raad bij zijn standpunt van 16 december 1995 blijft met betrekking tot quot;humane eugenesequot;.

Advies van de Nationale Raad :

De Nationale Raad handhaaft zijn in 1995 ingenomen standpunt.

Ter informatie vindt u bijgaand kopie van de wet van 11 mei 2003 betreffende het onderzoek op embryo's in vitro (Belgisch Staatsblad van 28 mei 2003) alsmede van het advies nummer 3 van het Raadgevend Comité voor Bio-ethiek van 17 november 1997 betreffende de geslachtskeuze.

Advies van de Nationale Raad van 16 december 1995 :

Een Nederlandse werkgroep quot;Humane Eugenesequot; heeft het voornemen in België een quot;Gender Preselectie Centrumquot; te openen en vraagt het standpunt van de Orde der geneesheren aangaande de toelaatbaarheid van een dergelijk centrum in België.

Advies van de Nationale Raad :

De Nationale Raad van de Orde der geneesheren heeft in zijn vergadering van 16 december 1995 kennis genomen van uw brief van 11 oktober 1995 aangaande het deontologisch standpunt van de Orde der geneesheren inzake de toelaatbaarheid in België van een centrum voor sekseselectie door middel van separatie en zuivering van sperma en kunstmatige inseminatie.

De Nationale Raad van de Orde is niet bevoegd om te oordelen over de wetenschappelijke waarde en over de doeltreffendheid van uw methode.

De in België van toepassing zijnde geneeskundige Plichtenleer verzet zich tegen elke vorm van discriminatie, seksediscriminatie inbegrepen, en tegen de medewerking van artsen aan dergelijke systemen, dit conform de ethische gezondheidsbeginselen.

Alleen in bepaalde ernstige geslachtsgebonden erfelijke aandoeningen kan een uitzondering worden gemaakt met betrekking tot de preselectie van het geslacht van het kind : uitsluitend in deze gevallen kan een beroep worden gedaan op de bestaande genetische centra in België, die gebruik maken van methoden die op wetenschappelijk gebied hun deugdelijkheid bewezen hebben.

Samengevat kunnen wij dus stellen dat de Nationale Raad zich verzet tegen de oprichting in België van een centrum zoals door U wordt voorgesteld.

11 MEI 2003. - Wet betreffende het onderzoek op embryo's in vitro.

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet

Art. 2. Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder :
1° quot; embryo quot; : cel of samenhangend geheel van cellen met het vermogen uit te groeien tot een mens;
2° quot; embryo in vitro quot; : een embryo dat zich buiten het vrouwelijk lichaam bevindt;
3° quot; overtallig embryo quot; : embryo dat is aangemaakt in het kader van de medisch begeleide voortplanting, maar dat niet bij de vrouw werd ingeplant;
4° quot; onderzoek quot; : wetenschappelijke proeven of experimenten op embryo's in vitro;
5° quot; betrokkenen quot; : personen voor wie het embryo is aangemaakt, wanneer het om een overtallig embryo gaat, en de personen met wier gameten of genetisch materiaal het embryo is aangemaakt om onderzoeksdoeleinden, dat wil zeggen de donoren van gameten of genetisch materiaal;
6° quot; onderzoeker quot; : natuurlijke persoon of natuurlijke personen die het onderzoeksprotocol ondertekent/ondertekenen en/of het onderzoek verricht/verrichten;
7° quot; reproductief menselijk kloneren quot; : het voortbrengen van één of meerdere menselijke individuen wier genen identiek zijn met die van het organisme van waaruit het kloneren werd gerealiseerd.

Art. 3. Onderzoek op embryo's in vitro is toegelaten indien aan al de voorwaarden van deze wet voldaan wordt en meer bepaald indien :
1° het een therapeutisch doel heeft of bijdraagt tot een betere kennis inzake vruchtbaarheid, onvruchtbaarheid, transplantatie van organen of weefsels, het voorkomen of behandelen van ziekten.
2° het steunt op de recentste wetenschappelijke bevindingen en voldoet aan de eisen van een juiste methodologie van wetenschappelijk onderzoek;
3° het wordt uitgevoerd in een erkend laboratorium dat verbonden is aan een universitair zorgprogramma voor reproductieve geneeskunde of voor menselijke erfelijkheid en in aangepaste technische en materiële omstandigheden; onderzoek in het kader van niet-universitaire zorgprogramma's voor reproductieve geneeskunde is alleen mogelijk na het sluiten van een overeenkomst met een universitair zorgprogramma voor reproductieve geneeskunde; die overeenkomst bepaalt dat het in artikel 7 bedoelde advies gegeven wordt door het plaatselijk ethisch comité van de universitaire instelling;
4° het wordt uitgevoerd onder het toezicht van een geneesheer-specialist of van een doctor in de wetenschappen en door hiertoe gekwalificeerde personen;
5° het wordt uitgevoerd op embryo's tijdens de eerste 14 dagen van het ontwikkelingsstadium, de periode van invriezing niet inbegrepen;
6° er geen andere onderzoeksmethode bestaat die even doeltreffend is;

Art. 4. § 1. Het aanmaken van embryo's in vitro voor onderzoeksdoeleinden is verboden, behalve indien het doel van het onderzoek niet kan worden bereikt door onderzoek op overtallige embryo's en voorzover voldaan is aan de voorwaarden van deze wet.
§ 2. De eicelstimulatie is toegestaan als de betrokken vrouw meerderjarig is, als zij schriftelijk haar toestemming heeft gegeven en als de stimulatie wetenschappelijk verantwoord is.
Het onderzoek op embryo's die hieruit resulteren dient te beantwoorden aan de regels in deze wet bepaald.

Art. 5. Het is verboden :
1° menselijke embryo's in te planten bij dieren of chimaeren of hybride wezens te creëren;
2° embryo's waarop onderzoek is verricht in te planten bij mensen, behalve indien het onderzoek uitgevoerd is met een voor het embryo zelf therapeutisch doel of wanneer het gaat om een observatiemethode die de integriteit van het embryo niet schaadt;
3° embryo's, gameten en embryonale stamcellen te gebruiken voor commerciële doeleinden;
4° onderzoek of behandelingen met een eugenetisch oogmerk uit te voeren, dit wil zeggen gericht op de selectie of de verbetering van niet-pathologische genetische kenmerken van de menselijke soort;
5° onderzoek of behandelingen uit te voeren die gericht zijn op geslachtsselectie, met uitzondering van de selectie ter voorkoming van geslachtsgebonden ziekten.

Art. 6. Reproductief menselijk kloneren is verboden.

Art. 7. § 1. Elk onderzoek op embryo's in vitro wordt voorafgaandelijk voorgelegd aan het plaatselijk ethisch comité van de betrokken universitaire instelling en aan de Federale Commissie voor medisch en wetenschappelijk onderzoek op embryo's in vitro bedoeld in artikel 9.
De onderzoeker en het hoofd van het erkende laboratorium voor medisch begeleide voortplanting of voor menselijke erfelijkheid van de betrokken universitaire instelling of van de instelling die een overeenkomst gesloten heeft met een universitaire instelling dienen de adviesaanvraag gezamenlijk in.
De adviesaanvraag bevat een gedetailleerde beschrijving van het doel, de methodologie en de duur van het onderzoek. Er wordt uitdrukkelijk vermeld of het onderzoek wordt verricht op overtallige embryo's dan wel op voor onderzoeksdoeleinden aangemaakte embryo's.
§ 2. Het plaatselijk ethisch comité brengt zijn advies uit binnen een termijn van twee maanden vanaf de adviesaanvraag.
Als het plaatselijk ethisch comité een ongunstig advies geeft, wordt het onderzoeksproject opgegeven.
De onderzoeker en het hoofd van het laboratorium leggen hun adviesaanvraag en het gunstig advies van het plaatselijk ethisch comité voor aan de Federale Commissie voor medisch en wetenschappelijk onderzoek op embryo's in vitro, bedoeld in artikel 9. Indien binnen twee maanden na de overzending de commissie geen negatief advies gegeven heeft met een meerderheid van haar leden, dan is het onderzoeksproject toegestaan en kan het worden aangevat. Alle beslissingen van de Federale Commissie voor medisch en wetenschappelijk onderzoek op embryo's in vitro worden met redenen omkleed.

Art. 8. De betrokkenen geven vrij en na behoorlijk geïnformeerd te zijn hun voorafgaande schriftelijke toestemming voor het gebruik van de gameten of de embryo's in vitro voor onderzoeksdoeleinden.
Die toestemming kan alleen gegeven worden nadat de betrokkenen alle noodzakelijke informatie hebben gekregen over :

  • de bepalingen van deze wet;
  • de techniek voor het verkrijgen van gameten;
  • het doel, de methodologie en de duur van het onderzoek of de behandeling;
  • het advies dat terzake door het plaatselijk ethisch comité en, in voorkomend geval, de Federale Commissie voor medisch en wetenschappelijk onderzoek op embryo's in vitro is uitgebracht.
    De onderzoeker deelt de betrokkenen mee dat zij het recht hebben te weigeren gameten of embryo's in vitro af te staan voor het onderzoek en/of de behandeling en dat zij hun toestemming, tot de aanvang van het onderzoek, kunnen intrekken.
  • De toestemming is slechts geldig indien alle betrokken donoren akkoord gaan. De weigering achteraf is geldig op vraag van één van de donoren.
  • Op de embryo's in vitro die reeds bestaan op de datum van de inwerkingtreding van deze wet, mag geen onderzoek worden uitgevoerd zonder de toestemming van de betrokkenen.

Art. 9. § 1. Er wordt een Federale Commissie voor medisch en wetenschappelijk onderzoek op embryo's in vitro ingesteld.
§ 2. De Commissie is samengesteld uit veertien leden die gespecialiseerd zijn in de medische, wetenschappelijke, juridische, ethische en maatschappelijke aspecten die betrekking hebben op het onderzoek op embryo's, onder wie :
1° vier artsen;
2° vier doctors in de wetenschappen;
3° twee juristen;
4° vier deskundigen in de ethische problemen en de sociale wetenschappen.
De hoedanigheid van lid van de commissie is onverenigbaar met de hoedanigheid van lid van het Raadgevend Comité voor de bio-ethiek.
Bij de samenstelling van de commissie wordt ervoor gezorgd dat de verschillende ideologische en filosofische strekkingen evenwichtig vertegenwoordigd zijn.
De commissie mag niet minder dan een derde leden van hetzelfde geslacht tellen.
De commissie telt evenveel Nederlandstalige als Franstalige leden.
Voor elk lid wordt een plaatsvervanger aangewezen, met dezelfde kwalificatie als vermeld in dit artikel.
De wijze waarop vacante posten bekendgemaakt worden en kandidaturen worden ingediend, wordt bepaald bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.
§ 3. De leden en de plaatsvervangers worden aangewezen door de Senaat met een gewone meerderheid van de uitgebrachte stemmen.
Het mandaat van lid van de commissie duurt vier jaar. Het is hernieuwbaar.
In voorkomend geval voltooit de plaatsvervanger het mandaat van het lid.
§ 4. De commissie wijst haar voorzitter aan voor een periode van twee jaar. De commissie wordt beurtelings door een Nederlandstalig en een Franstalig lid voorgezeten.
§ 5. De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de administratieve en financiële middelen die aan de commissie worden toegekend.

Art. 10. § 1. De Federale Commissie voor medisch en wetenschappelijk onderzoek op embryo's in vitro heeft tot taak :
1° informatie over de verschillende projecten inzake onderzoek op embryo's in te winnen en te centraliseren, met inbegrip van de projecten waarover de plaatselijke ethische commissies een negatief advies hebben uitgebracht;
2° wetenschappelijk onverantwoorde ontwikkeling van identieke onderzoeksprojecten te voorkomen;
3° de toepassing van de wet te evalueren;
4° aanbevelingen in de vorm van adviezen te formuleren met het oog op wetgevende initiatieven of andere maatregelen;
5° aanbevelingen in de vorm van adviezen te formuleren over de toepassing van de wet ten behoeve van de plaatselijke ethische comités.
§ 2. De commissie heeft eveneens tot taak alle onderzoeksprojecten te onderzoeken die haar worden meegedeeld.
Zij hoort de onderzoeker en het hoofd van het laboratorium alvorens een onderzoeksproject te verbieden waarover het plaatselijk ethisch comité een positief advies heeft uitgebracht volgens de procedure bepaald in artikel 7, § 2.
De commissie kan een onderzoek doen stopzetten indien zij tijdens de uitvoering ervan vaststelt dat deze wet niet wordt nageleefd. Alle beslissingen van de Federale Commissie voor medisch en wetenschappelijk onderzoek op embryo's in vitro worden met redenen omkleed.
Zij kan te allen tijde de laboratoria bezoeken waarin het onder haar bevoegdheid ressorterend onderzoek wordt verricht om er alle vaststellingen te doen die nuttig zijn voor de uitvoering van haar taken.
Om beter geïnformeerd te zijn, kan zij de onderzoekers en het hoofd van het laboratorium horen.
§ 3. Voor de toepassing van dit artikel beslist de commissie met een tweederde meerderheid. De beslissingen van de commissie worden met redenen omkleed. Zij worden onverwijld bij een ter post aangetekende brief meegedeeld aan de betrokken onderzoeker en aan het plaatselijk ethisch comité.
§ 4. Elk jaar stelt de commissie ten behoeve van de wetgevende kamers een rapport op waarin verslag wordt uitgebracht over de uitoefening van haar taken.

Art.11. Elke onderzoeker bezorgt uiterlijk op 30 april van elk jaar aan de commissie een verslag waarin de voortgang van zijn onderzoek beschreven wordt.
Dit verslag vermeldt :
1° het doel, de methodologie en de duur van het onderzoek;
2° de wijze waarop de bepalingen van deze wet worden nageleefd;
3° de adviesaanvraag en de overeenkomstig artikel 7 uitgebrachte adviezen van het plaatselijk ethisch comité en van de commissie;
4° de voortgang van het onderzoek.

Art. 12. Hij die, nadat hem een herinnering is toegestuurd, verzuimt de in artikel 11 bedoelde jaarverslagen binnen de gestelde termijn over te zenden, wordt gestraft met geldboete van 50 tot 5.000 euro.

Art.13. Eenieder die handelingen stelt die verboden zijn bij de artikelen 3, 5°, 4, 5 en 6 van deze wet, wordt gestraft met gevangenisstraf van een tot vijf jaar en met geldboete van 1.000 tot 10.000 euro of met een van die straffen alleen.

Art. 14. Onverminderd de bepalingen van artikel 13, kan elke veroordeling wegens feiten bedoeld in artikel 6, een verbod inhouden om gedurende vijf jaar enige medische of onderzoeksactiviteit uit te oefenen.

Art. 15. Deze wet treedt in werking op de dag dat het koninklijk besluit bedoeld in artikel 9, § 5, van deze wet in werking treedt.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 11 mei 2003.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu,
J. TAVERNIER
Met 's Lands zegel gezegeld :
De Minister van Justitie,
M. VERWILGHEN.

Commercialisatie van de geneeskunde14/12/2002 Documentcode: a099011
Vergoeding van gametendonoren

De voorzitter van de commissie voor medische ethiek van een ziekenhuis vraagt welke de richtlijnen zijn van de Nationale Raad met betrekking tot een vergoeding voor gametendonoren.

Advies van de Nationale Raad :

De Nationale Raad is van oordeel dat een billijke vergoeding van de gametendonoren in overweging kan genomen worden. Deze compensatie dient gebaseerd te zijn op onder meer een redelijke evaluatie van de bestede tijd, de ongemakken, de risico’s die geassocieerd zijn met het geven van bijvoorbeeld ovocyten en kan niet gezien worden als een betaling voor de gameten zelf. Hierbij dient er evenwel rekening mee gehouden te worden dat noch het menselijk lichaam noch bepaalde delen ervan het voorwerp mogen uitmaken van een commerciële activiteit. Het is aangewezen dat fertiliteitscentra omtrent de voorgestelde billijke vergoeding afspraken maken.

De Nationale Raad herinnert eraan dat, overeenkomstig artikel 88, al. 3, van de Code van geneeskundige plichtenleer “ieder experiment op het vlak van procreatie een hoogstaande competentie, een buitengewone omzichtigheid, de instemming van de betrokken personen en het te rade gaan bij een commissie voor ethiek vereist”. Gezien het zeer lange tijdsinterval vooraleer betwistingen ontstaan, is een schriftelijke instemming van zowel receptoren als donoren aangewezen. Deze informed consent dient ook de juridische aspecten, o.a. het onvoorwaardelijk afstand doen van het (de) hieruit geboren kind(eren), ondubbelzinnig te regelen.

Meer informatie vindt u in het artikel “Financial incentives in recruitment of oocyte donors”, opgesteld door “The Ethics Committee of the American Society for Reproductive Medicine” (Fertility and Sterility, vol. 74, nr. 2, augustus 2000).
De Nationale Raad verwijst in dit verband eveneens naar het advies nummer 18 van het Raadgevend Comité voor bio-ethiek van België betreffende het onderzoek op het menselijk embryo in vitro, uitgebracht op 16 september 2002.

Kunstmatige inseminatie16/12/1995 Documentcode: a071010
Humane eugenese

"Humane Eugenese"

Een Nederlandse werkgroep "Humane Eugenese" heeft het voornemen in België een "Gender Preselectie Centrum" te openen en vraagt het standpunt van de Orde der geneesheren aangaande de toelaatbaarheid van een dergelijk centrum in België.

Advies van de Nationale Raad :

De Nationale Raad van de Orde der geneesheren heeft in zijn vergadering van 16 december 1995 kennis genomen van uw brief van 11 oktober 1995 aangaande het deontologisch standpunt van de Orde der geneesheren inzake de toelaatbaarheid in België van een centrum voor sekseselectie door middel van separatie en zuivering van sperma en kunstmatige inseminatie.

De Nationale Raad van de Orde is niet bevoegd om te oordelen over de wetenschappelijke waarde en over de doeltreffendheid van uw methode.

De in België van toepassing zijnde geneeskundige Plichtenleer verzet zich tegen elke vorm van discriminatie, seksediscriminatie inbegrepen, en tegen de medewerking van artsen aan dergelijke systemen, dit conform de ethische gezondheidsbeginselen.

Alleen in bepaalde ernstige geslachtsgebonden erfelijke aandoeningen kan een uitzondering worden gemaakt met betrekking tot de preselectie van het geslacht van het kind : uitsluitend in deze gevallen kan een beroep worden gedaan op de bestaande genetische centra in België, die gebruik maken van methoden die op wetenschappelijk gebied hun deugdelijkheid bewezen hebben.

Samengevat kunnen wij dus stellen dat de Nationale Raad zich verzet tegen de oprichting in België van een centrum zoals door U wordt voorgesteld.

Kunstmatige inseminatie20/10/1990 Documentcode: a051003
Draagmoeder

Draagmoederschap

De Nationale Raad heeft op 16 januari 1990 kennis genomen van een adviesaanvraag van een Provinciale Raad in verband met een bijzonder probleem van draagmoederschap (zie Tijdschrift nr. 49, blz. 42). Een koppel dat tevergeefs twee pogingen tot in vitro fertilisatie ondergaan heeft, stelt aan zijn gynaecoloog voor een beroep te doen op een "draagmoeder". De zus van de patiënte is bereid op te treden als draagmoeder, waarbij een beroep zou worden gedaan op kunstmatige inseminatie met het sperma van haar schoonbroer.

De commissie "Medische ethiek" van de Raad heeft een ontwerpantwoord opgesteld. Behoudens enkele wijzigingen wordt de tekst goedgekeurd.

Advies van de Nationale Raad :

Het probleem dat de Franstalige Provinciale Raad van Brabant voorlegt, heeft betrekking op een draagmoederschap binnen een enigszins bijzonder familiaal kader.

Het embryo zou in dit geval namelijk niet ontstaan uit een in vitro fertilisatie op basis van de gameten van het koppel, maar wel uit een kunstmatige inseminatie van de zus van de patiënte met het sperma van de echtgenoot van de onvruchtbare vrouw. Welnu, noch deze zus noch de echtgenoot vertonen enige pathologische verschijnselen van onvruchtbaarheid. De potentiële "draagmoeder" is gehuwd en moeder van verschillende kinderen.

De medische handeling die er in dit geval niet toestrekt onvruchtbaarheid te verhelpen, maar wel tegemoet te komen aan een verlangen naar een kind, speelt zich volledig buiten de patiënte af. De rechtvaardiging van de kunstmatige inseminatie is blijkbaar gebaseerd op enigszins bijzondere morele overwegingen : een normale bevruchting vermijden door de medicalisering van de bevruchtingsdaad.

Dit verzoek vormt het algemeen probleem van de medische beschikbaarheid ten opzichte van verzoeken die gestoeld zijn op louter persoonlijke redenen en die een zeer verre of zelfs geen enkele band hebben met een reële pathologie.

Het zou niet logisch zijn van wal te steken met lange ethische, filosofische en morele overwegingen ten aanzien van heel theoretisch voorgestelde problemen die voortvloeien uit een allesbehalve alledaagse opvatting over het familiaal en sociaal leven en over de rol van de geneesheer. Indien men in dit geval het gezond verstand laat spreken moet de geneesheer niet alleen uiterst omzichtig maar ook uiterst vastberaden te werk gaan bij zijn weigering om deel te nemen aan dit soort van manipulaties.