keyboard_arrow_right
Deontologie

Resultaten

Resultaten

Onderzoeken (Preoperatieve-)15/06/1991 Documentcode: a053014
Het overdoen van pre-operatieve onderzoeken

Het overdoen van pre‑operatieve onderzoeken

Naar aanleiding van een meningsverschil tussen huisartsen en specialisten betreffende het overdoen van pre‑operatieve onderzoeken, werd de volgende vraag voorgelegd aan een Provinciale Raad: "Bij wie ligt de burgerrechtelijke verantwoordelijkheid en hoe dient de deontologische houding te zijn van de bij pre‑operatief onderzoek betrokken artsen, nl. anesthesist, chirurg, huisarts, internist ?"
De Provinciale Raad heeft dit probleem toevertrouwd aan een commissie en legt de Nationale Raad een ontwerp‑advies ter goedkeuring voor.

Na een gedachtenwisseling hecht de Nationale Raad zijn goedkeuring aan dit advies, dat voorafgegaan dient te worden van het artikel 36 van de Code van geneeskundige Plichtenleer.

Advies van de Nationale Raad:

De Nationale Raad heeft in zijn vergadering van 15 juni 1991 kennis genomen van Uw schrijven van 3 mei 1991 in verband met een tekst over het overdoen van de pre‑operatieve onderzoeken.

De Nationale Raad verwijst eerst naar artikel 36 van de Code van Geneeskundige Plichtenleer dat luidt als volgt:
"De geneesheer beschikt over de diagnostische en therapeutische vrijheid. Hij zal vermijden onnodig dure onderzoekingen en behandelingen voor te schrijven of overbodige verstrekkingen te verrichten."

De Nationale Raad keurt vervolgens het ontwerp van Uw Provinciale Raad als volgt goed: (Zie Adviezen van Provinciale Raden, blz. 39).

Onderzoeken (Preoperatieve-)15/06/1991 Documentcode: a053016
Het overdoen van pre-operatieve onderzoeken

Het overdoen van pre‑operatieve onderzoeken

Naar aanleiding van een meningsverschil tussen huisartsen en specialisten wordt een provinciale Raad om advies verzocht betreffende het overdoen van pre‑operatieve onderzoeken.
De Provinciale Raad heeft dit probleem toevertrouwd aan een commissie en legt de Nationale Raad een ontwerp‑advies ter goedkeuring voor.

ln zijn vergadering van 15 juni 1991 hecht de Nationale Raad zijn goedkeuring aan dit ontwerp‑advies.

Advies van de Provinciale Raad van Oost‑Vlaanderen:

  1. Vooreerst verwijst de Raad naar de tekst "Relatie huisarts‑specialist" (Hippocrates nr. 12, juni 1990 p. 22 tot 28).

  2. De Provinciale Raad kan zich enkel bezinnen over het deontologisch aspect en niet over de burgerrechtelijke verantwoordelijkheid. Hij onderstreept echter dat ieder arts steeds individueel onbeperkt professioneel aansprakelijk is, hoewel hier sprake kan zijn van gedeelde verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid.

  3. De Provinciale Raad besluit dat zowel huisartsen als specialisten de preoperatieve onderzoeken kunnen verrichten.
    Zolang geen duidelijke richtlijnen van hogerhand zijn verschenen, wordt geponeerd dat deze onderzoeken dienen te gebeuren volgens de jongste wetenschappelijke bevindingen dienaangaande, doch dat de anamnestische en klinische benadering dient prioriteit te krijgen en gerevaloriseerd te worden ten opzichte van de technische onderzoeken. Zodoende kan hopelijk de overdreven technische benadering en overconsumptie vermeden worden.
    In elk geval is het systematisch en routinegewijs overdoen van goed uitgevoerde en wetenschappelijk sterk ondersteunende onderzoeken, uit den boze.

  4. De vrije artsenkeuze door de patiënt dient steeds gevrijwaard te blijven en diens rechtmatig belang alsook zijn comfort ‑ en dit ten einde de belasting voor de patiënt tot een minimum te herleiden ‑ benadrukt te worden.

  5. De pre‑operatieve onderzoeken dienen tijdig door de huisarts of specialist verricht te worden (bij voorkeur voor het consult bij de chirurg) zodat deze laatste voldoende ruimte en mogelijkheid heeft om desgewenst aanvullende onderzoeken aan te vragen, liefst in samenspraak met de anesthesist.
    Zowel chirurg als anesthesist dienen vooraf patiënt gezien en onderzocht te hebben en inzage genomen te hebben van het duidelijk door de huisarts of internist opgesteld medisch verslag.

  6. Een goede communicatie huisarts‑specialist is steeds onontbeerlijk. Optimale samenwerking is vereist in het belang van de patiënt, zowel bij opname als bij ontslag, zodat de continuïteit van de zorgen verzekerd blijft.

  7. De specialisten dienen binnen het ziekenhuis te ijveren voor een efficiënte en gestructureerde opnamepolitiek zodat reeds verrichte onderzoeken tijdig kunnen worden geëvalueerd en eventueel vervolledigd volgens individuele noodzaak.

  8. Een degelijke kwaliteitstoetsing is een deontologische plicht voor elke geneesheer.