Het overdoen van pre-operatieve onderzoeken
Het overdoen van pre‑operatieve onderzoeken
Naar aanleiding van een meningsverschil tussen huisartsen en specialisten betreffende het overdoen van pre‑operatieve onderzoeken, werd de volgende vraag voorgelegd aan een Provinciale Raad: "Bij wie ligt de burgerrechtelijke verantwoordelijkheid en hoe dient de deontologische houding te zijn van de bij pre‑operatief onderzoek betrokken artsen, nl. anesthesist, chirurg, huisarts, internist ?"
De Provinciale Raad heeft dit probleem toevertrouwd aan een commissie en legt de Nationale Raad een ontwerp‑advies ter goedkeuring voor.
Na een gedachtenwisseling hecht de Nationale Raad zijn goedkeuring aan dit advies, dat voorafgegaan dient te worden van het artikel 36 van de Code van geneeskundige Plichtenleer.
Advies van de Nationale Raad:
De Nationale Raad heeft in zijn vergadering van 15 juni 1991 kennis genomen van Uw schrijven van 3 mei 1991 in verband met een tekst over het overdoen van de pre‑operatieve onderzoeken.
De Nationale Raad verwijst eerst naar artikel 36 van de Code van Geneeskundige Plichtenleer dat luidt als volgt:
"De geneesheer beschikt over de diagnostische en therapeutische vrijheid. Hij zal vermijden onnodig dure onderzoekingen en behandelingen voor te schrijven of overbodige verstrekkingen te verrichten."
De Nationale Raad keurt vervolgens het ontwerp van Uw Provinciale Raad als volgt goed: (Zie Adviezen van Provinciale Raden, blz. 39).