keyboard_arrow_right
Deontologie

Resultaten

Resultaten

Medewerkers van de arts (Verpleegkundige, paramedische, technische en sociale-)16/06/2018 Documentcode: a161008
Tatoeageverwijdering met behulp van een laser

De nationale raad van de Orde der artsen wordt om advies gevraagd of het niet-heelkundig verwijderen van een tatoeage met behulp van een laser een geneeskundige ingreep uitmaakt.

Advies van de nationale raad :

In zijn vergadering van 16 juni 2018 preciseert de nationale raad dat het aanbrengen van een tatoeage onder het koninklijk besluit van 25 november 2005 betreffende de reglementering van tatoeages en piercings valt en kan gebeuren door een niet-arts.

Het verwijderen van een tatoeage daarentegen beantwoordt aan de definitie van een niet-heelkundige esthetische ingreep in de zin van de wet van 23 mei 2013 tot regeling van de vereiste kwalificaties om ingrepen van niet-heelkundige esthetische geneeskunde en esthetische geneeskunde uit te voeren en tot regeling van de reclame en informatie betreffende die ingrepen. Artikel 2, 1°, van die wet bepaalt: "elke niet-heelkundige technische medische ingreep door middel van om het even welk instrument, chemische stof of hulpmiddel met om het even welke energievorm doorheen de huid of de slijmvliezen waarbij, zonder enig therapeutisch of reconstructief doel, vooral beoogd wordt het lichaamsuiterlijk van een patiënt om esthetische redenen te veranderen."

Met uitzondering van bepaalde ingrepen die tandartsen mogen uitvoeren, kunnen enkel artsen dergelijke behandeling uitvoeren (artikelen 9 tot 16 voornoemde wet van 23 mei 2013).

Publiciteit en reclame16/04/2011 Documentcode: a133018
Toediening van botulinetoxine (botox)

Een televisiezender vraagt wie Botox injecties mag geven, waar dit moet gebeuren en/of er reclame voor gemaakt mag worden.

Advies van de Nationale Raad :

In zijn vergadering van 16 april 2011 besprak de Nationale Raad van de Orde van geneesheren uw vragen betreffende Botox.

Botulinetoxine type A is een werkzame stof van Botox. Deze toxine induceert een verlamming van de dwarsgestreepte spieren door het blokkeren van de zenuwprikkel ter hoogte van de neuromusculaire overgang.

Botulinetoxine wordt ondermeer toegepast in de neurologie, dermatologie, urologie en oftalmologie. Het wordt ook gebruikt voor esthetische doeleinden.

Er zijn een aantal contra-indicaties gekend en tijdens de behandeling kunnen ongewenste neveneffecten en soms ernstige verwikkelingen optreden.

De Nationale Raad is dan ook van mening dat toediening van Botulinetoxine enkel mag gebeuren door artsen in een medisch-professionele omkadering.

Betreffende uw vraag over reclame verwijst de Nationale Raad naar hoofdstuk III, artikel 12 tot en met 17, van de Code van geneeskundige plichtenleer.


Bijlage : artikel 12 tot en met 17 van de Code van geneeskundige plichtenleer.

HOOFDSTUK III

PUBLICITEIT
(Gewijzigd op 21 september 2002)


Art. 12 Mits naleving van de bepalingen van dit hoofdstuk kunnen geneesheren hun medische activiteit kenbaar maken aan het publiek.


Art. 13 §1. De verstrekte informatie dient waarheidsgetrouw, objectief, relevant, verifieerbaar, discreet en duidelijk te zijn. Zij mag in geen geval misleiden. Zij mag niet vergelijkend zijn.
Resultaten van onderzoeken en behandelingen mogen niet voor publicitaire doeleinden worden aangewend.

§2. Publiciteit mag het algemeen belang inzake de volksgezondheid niet schaden. Zij mag niet aanzetten tot overbodige onderzoeken of behandelingen.
Ronseling van patiënten is niet toegelaten.
De campagnes voor preventie en vroegdetectie dienen wetenschappelijk onderbouwd te zijn en vereisen de voorafgaande toelating van de bevoegde ordinale instantie.

§3. Bij het voeren van publiciteit dienen de geneesheren de regels van het medisch beroepsgeheim te eerbiedigen.


Art. 14 De verwoording en vormgeving van de publiciteit evenals de hierbij gebruikte methoden en technieken - inclusief internetsites, naamborden, briefhoofden en vermeldingen in gidsen - moeten beantwoorden aan de bepalingen van artikel 13.


Art. 15 Geneesheren dienen zich daadwerkelijk te verzetten tegen elke door derden gevoerde publiciteit, betreffende hun medische activiteit, die de bepalingen van dit hoofdstuk niet naleeft.


Art. 16 Geneesheren mogen hun medewerking verlenen aan de media met het oog op het verstrekken van medische informatie die belangrijk en nuttig kan zijn voor het publiek.
Hierbij dienen de bepalingen van dit hoofdstuk nageleefd te worden.

De geneesheer zal voorafgaandelijk de provinciale raad waarbij hij ingeschreven is inlichten over zijn medewerking met de media.


Art. 17 Wanneer patiënten door de media betrokken worden bij het informeren van het publiek mogen geneesheren alleen meewerken voor zover de persoonlijke levenssfeer en de waardigheid van deze patiënten geëerbiedigd worden. In die omstandigheden dienen de geneesheren er zich van te vergewissen dat de patiënten volledig geïnformeerd werden en vrij toestemden tot medewerking.

Medewerkers van de arts (Verpleegkundige, paramedische, technische en sociale-)06/03/2010 Documentcode: a129023
Uitvoering van epileerbehandeling met laser of flitslamp

Een dermatoloog vraagt aan zijn provinciale raad of hij de uitvoering van een epileerbehandeling met laser of flitslamp mag toevertrouwen aan een medewerker wiens bekwaamheden niet opgenomen zijn in het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967, in casu een schoonheidsspecialiste.
De provinciale raad legt de vraag voor aan de Nationale Raad.

Advies van de Nationale Raad :

In zijn vergadering van 6 maart 2010 heeft de Nationale Raad van de Orde van geneesheren uw brief van 17 juni 2009 onderzocht.

De Nationale Raad van de Orde van geneesheren vestigt de aandacht erop dat de Academies voor Geneeskunde van België herhaalde malen (adviezen van 27 maart 1999, 28 februari 2001 en 29 april 2006), gewezen hebben op de impact van de energie op de huid en op de ernst van de potentiële bijwerkingen voortvloeiend uit de behandelingen met laser of flitslamp (IPL - intense pulse light). Zij menen dat een behandeling door middel van deze technieken een medische handeling is die voorbehouden dient te worden aan de artsen.

In zijn advies van 18 oktober 2006 sluit de Hoge Gezondheidsraad zich aan bij deze adviezen van de Academies door te verklaren dat behandelingen met laser of flitslamp beschouwd moeten worden als een medische handeling.

Anderzijds merkt hij op dat epilatie als dusdanig geen medische handeling is.

Hij besluit dat epilatie met een louter esthetisch doel, zonder onderliggende pathologie, door middel van bepaalde lasers of een toestel zoals een flitslamp onder strikte en medisch ondersteunde voorwaarden eventueel uitgevoerd kan worden door paramedici of specialisten in de esthetische zorg die hiervoor specifiek opgeleid zijn.

Hij legt de nadruk op een noodzakelijke regelgeving betreffende de toepassing van deze technieken gezien de mogelijke gevolgen en problemen ervan. De wetgever moet aandacht hebben voor de opleiding die vereist is om deze technieken toe te passen, voor de normen waaraan de plaats waar de handeling verricht wordt, dient te voldoen, voor het onderzoek van de patiënt, voor de informatieverstrekking aan de patiënt over de potentiële risico's en de alternatieve oplossingen en voor het bijhouden van een dossier.

Verschillende wetsvoorstellen werden hiertoe ingediend. Onder de voorwaarden voor het toepassen van deze technieken voor epilatiedoeleinden komt altijd de vereiste terug van een medisch onderzoek, in verschillende vormen.

Op grond van deze gegevens verstrekt de Nationale Raad het volgende advies.

Behandelingen met laser en flitslamp hebben een grote ontwikkeling gekend en worden gebruikt bij verschillende huidaandoeningen zoals vasculaire afwijkingen, pigmentstoornissen, pathologische littekens, hirsutisme, enz. Bij deze indicaties moet de behandeling met laser of flitslamp beschouwd worden als een medische handeling waarvan de uitvoering voorbehouden moet worden aan een arts met de nodige deskundigheid.

In verband met de epilatie met laser of flitslamp nadat een arts vastgesteld heeft dat er geen onderliggende pathologie is, meent de Nationale Raad dat, in het belang van de patiënt, de toepassing van deze technieken met dit doel zo spoedig en strikt mogelijk gereglementeerd dient te worden. Hierbij dienen de vereiste bekwaamheden en de voorwaarden inzake hygiëne, veiligheid en voorlichting van de patiënt vastgelegd te worden.

In afwachting van dergelijke wetgeving en gezien de gevolgen voor de gezondheid van een behandeling met laser of flitslamp en bij gebrek aan een officieel erkende beroepsopleiding voor de toepassing van deze technieken, meent de Nationale Raad dat de uitvoering ervan, zelfs voor epilatiedoeleinden zonder onderliggende pathologie, de taak van de arts is die hiervoor over de nodige deskundigheid beschikt.

De huidige wetgeving laat de arts niet toe de uitvoering van een handeling toe te vertrouwen aan een schoonheidsspecialist(e) (art. 5, § 1, koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidsberoepen,)

De arts dient ervoor te zorgen dat hij een beroepsaansprakelijkheidsverzekering heeft afgesloten voor dit soort handeling.

Deze handeling met louter esthetisch doel mag niet worden aangerekend aan het Riziv.

Verantwoordelijkheid van de arts13/12/2003 Documentcode: a103011
Piercing en de uitoefening van de geneeskunde

De voorzitter van het Verbond der Vlaamse Tandartsen maakt zich zorgen over de blijvende infectierisico's van orale piercings die steeds meer onder lokale anesthesie worden geplaatst. Hij vraagt het advies van de Nationale Raad betreffende de medewerking van geneesheren aan het fenomeen van piercing en de daarmee gepaard gaande aansprakelijkheid.

Advies van de Nationale Raad :

De Nationale Raad besteedde in zijn vergaderingen van 26 juli en 13 december 2003 aandacht aan de vragen in uw brief betreffende de recente “piercing”mode.

Terwijl piercing tot de laatste jaren beperkt bleef tot het doorboren van de oorlel heeft het zich, onder invloed van de mode, uitgebreid naar andere plaatsen op het lichaam zoals andere segmenten van de oorschelp, de tong, de lippen, de navel, de wenkbrauwen, de neusvleugels en zelfs de uitwendige geslachtsorganen. Piercing bestaat in het aanbrengen van briljantjes of ringen in chirurgisch titaan, niobium of goud.
Een Europese richtlijn verbiedt het gebruik van nikkel.

De medische literatuur en in het bijzonder tijdschriften voor tandheelkunde wijzen op de frequentie van verwikkelingen waarvan sommige dodelijk kunnen zijn. Naast traumatische en hemorragische verwikkelingen stelt men een groot aantal nieuwe besmettingen vast, in het bijzonder door staphylococcus pyogenes, gaande van 10 tot 20%. Tevens bestaat er een kans op virale besmetting (hepatitis, HIV) wanneer de sierringen aangebracht worden met behulp van onvoldoende gesteriliseerd materiaal.

“Piercing” mag dan in onze streken niet hoofdzakelijk het werk van de arts blijken te zijn, toch wordt regelmatig de hulp ingeroepen van beoefenaren (artsen, tandartsen, paramedici). Feit is dat sommige aspecten van “piercing” onder de geneeskundige bevoegdheden vallen : het verzamelen van de anamnestische gegevens voor het opsporen van contra-indicaties (aantasting hartklep, diabetes, hemorragische toestand, enz.), kennis van de anatomische punten, plaatselijke verdoving, toepassen van asepsie enz…

Het gaat echter altijd over een louter esthetische handeling waar de persoon geen enkel gezondheidsvoordeel uit haalt.

De recente piercingmode is een maatschappelijk verschijnsel met complexe oorzaken. De media dragen in ruime mate bij tot de verspreiding en de instandhouding ervan.

De Nationale Raad kan niet aanvaarden dat artsen meewerken aan piercingpraktijken, voor zover het gaat over een nieuw ritueel binnen maatschappelijke gedragingen waarin de arts geen specifieke plaats inneemt. Een dergelijke medewerking zou alleen maar de tendens aanwakkeren om de arts te betrekken bij maatschappelijke verschijnselen waarvan de band met de voornaamste doelstellingen van de geneeskunde - met name verzorgen en het welzijn van de patiënt verbeteren - niet altijd even duidelijk is. Niettemin heeft de arts een taak te vervullen bij de voorlichting van de aanvrager alsook bij de voorkoming en de behandeling van verwikkelingen, waarbij hij zowel op het niveau van de aanvragers als van de beoefenaren van deze praktijk dient op te treden.

Medewerkers van de arts (Verpleegkundige, paramedische, technische en sociale-)19/09/1992 Documentcode: a058013
Elektrische epilatie

Een advocaat wordt geraadpleegd door een dame die zich beklaagt over lelijke littekens op haar benen, welke zij overgehouden heeft aan een elektrische epilatie uitgevoerd in een schoonheidscentrum door een niet-arts.
De advocaat vraagt aan de Nationale Raad of de elektrische epilatie een medische daad is.
De Nationale Raad heeft de Academiën voor Geneeskunde om advies verzocht en bezorgt hun verslag aan de advocaat.

Antwoord van de Nationale Raad:

Bijgaand zenden wij u te uwer informatie een kopie van het advies dat door de Koninklijke Academiën voor Geneeskunde uitgebracht werd op 27 juni 1992.

Verslag van de Academiën voor Geneeskunde van 27 juni 1992:

De Koninklijke Academiën voor Geneeskunde van België hebben opnieuw een bespreking gewijd aan de elektrische epilatie en meer bepaald de elektrocoagulatie met behulp van een fijne naald. Zij bevestigen het advies dat zij dienaangaande uitbrachten op 28 februari 1976, en herhalen dat deze handeling, die de integriteit van de weefsels raakt en gevolgen met zich kan meebrengen, een medische daad is waarvoor een geneesheer moet verantwoordelijk zijn.

Uitgevoerd door een niet geneesheer of onder de verantwoordelijkheid van een niet-geneesheer, is deze handeling een onwettige uitoefening van de geneeskunde.

Verslag van de Academiën voor Geneeskunde van 28 februari 1976:

De ontharing door middel van elektrolyse of elektrocoagulatie raakt de integriteit van de weefsels en kan gebeurlijk gevolgen met zich meebrengen, zodat ze als een reële medische daad moet beschouwd worden, als dusdanig voorgeschreven.

De commissie geeft er zich rekenschap van dat in de praktijk de epilatie zou kunnen toevertrouwd worden aan een daartoe als bevoegd erkende beoefenaar van een paramedisch beroep, die evenwel in de huidige stand van zaken nog dient bepaald te worden.

Technieken (Medische-)21/11/1987 Documentcode: a039006
Electrocardiografie - Algemeen geneeskundigen

Electrocardiografie ‑ Algemeen geneeskundigen

Een provinciale raad vraagt de Nationale Raad of zijn advies m.b.t. de vermelding van "electrocardiografie" op het naambord van de huisarts nog steeds geldt.
De Nationale Raad die benadrukt dat de electrocardiografie een techniek en geen specialisme is, bevestigt zijn advies van 1977.

De Nationale Raad is de mening toegedaan dat zijn advies, gepubliceerd op pagina 21 van het O.T. nr 26 (1977‑1978) inhoudelijk nog steeds geldt. De Nationale Raad wenst te benadrukken dat de electrocardiografie een techniek is en geen specialisme(1).

(1) O.T. nr 26 (1977‑1978), p. 21
Antwoord aan de omnipractici met een zekere bevoegdheid op het vlak van de electrocardiografie:
De inspanningen die U zich heeft getroost om geleerdheid te verwerven op het vlak van de electrocardiografie, laten U toe de algemene geneeskunde uit te oefenen met een uitgebreider kennis, maar dat betekent geenszins dat U nu aanspraak kan maken op de titel van specialist in de electrocardiografie.
De Raad is gedurende al die jaren namelijk niet van zijn standpunt afgeweken: een arts mag op zijn naambord, zijn briefpapier en andere documenten zijn erkend en uitgeoefende specialismen vermelden. De Raad is derhalve van oordeel dat deze kwalifikatie noch op het naambord of op het briefpapier mag voorkomen.