Taken toevertrouwd aan niet-artsen door de adviserend arts van een ziekenfonds
Aan de Nationale Raad wordt de vraag gesteld of een ziekenfonds zich door niet-artsen kan laten bijstaan voor de opvolging van haar verzekerde leden.
Advies van de Nationale Raad :
In zijn vergadering van 15 november 2014 heeft de Nationale Raad van de Orde van geneesheren uw brief van 22 mei 2014 onderzocht met de vraag van dr. X of een ziekenfonds zich door niet-artsen kan laten bijstaan voor de opvolging van haar verzekerde leden.
Zoals Dr. Y, geneesheer-directeur CM, in zijn brief van 27 februari 2014 aanhaalt, bepaalt art. 153, § 4 van de wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen dat de geneesheren-directeurs erop toezien dat de adviserend geneesheren over een paramedische en administratieve ondersteuning beschikken, die naargelang van hun behoeften bestaat uit kinesitherapeuten, verpleegkundigen, paramedische en administratieve medewerkers, personeelsleden van de verzekeringsinstellingen, aan wie zij enkel de opdrachten die zijn bepaald door het Comité van de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle kunnen delegeren.
De adviserend artsen zijn verantwoordelijk voor de correcte uitvoering van de taken die zijn toevertrouwd aan de medewerkers die hen bijstaan. Zij zullen hiervoor kunnen worden aangesproken en zijn als enige bevoegd om een eindbeslissing te nemen. De eindbeslissing kan niet gedelegeerd worden.
1/ Voor zover het Comité van de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle de handelingen die gesteld worden door deze personen (niet-artsen) expliciet aan de bedoelde niet-artsen heeft gedelegeerd; 2/ zij deze handelingen overeenkomstig de op hun beroepsgroep van toepassing zijnde bepalingen van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen mogen stellen en 3/ deze personen de handelingen steeds onder de verantwoordelijkheid van een adviserend arts stellen, lijkt een dergelijke constructie (deontologisch) niet noodzakelijk foutief of problematisch te zijn.
Wat betreft de laatste voorwaarde, wijst de Nationale Raad er evenwel op dat het steeds duidelijk dient te zijn voor de patiënt dat de handeling wordt uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van een met naam genoemde arts. De uitnodigingsbrief van een paramedicus of een kinesitherapeut in deze context moet daartoe minstens de identiteit, en indien mogelijk de handtekening, van de verantwoordelijke arts vermelden, alsook dat deze handelingen zullen worden gesteld in opdracht van deze arts.
De Nationale Raad verwijst bovendien naar de Code van geneeskundige plichtenleer die stelt dat bij het delegeren van taken aan paramedici de arts er steeds dient over te waken ieder initiatief te vermijden dat hen ertoe zou kunnen aanzetten de geneeskunde op een onwettige wijze uit te oefenen en taken of handelingen te doen verrichten die buiten hun bevoegdheid of competentie vallen. Dit leidt ertoe dat, in geval van twijfel of op verzoek van de patiënt, de adviserende arts zelf de handelingen zal dienen te stellen.