keyboard_arrow_right
Deontologie

Resultaten

Resultaten

Arts-Ambtenaar22/12/2007 Documentcode: a119007
Zorg verstrekt door artsen werkzaam in de openbare sector

Met het oog op het opstellen van een dienstnota wenst de FOD Sociale Zekerheid het standpunt van de Nationale raad te kennen betreffende de rol van de artsen die werkzaam zijn binnen deze Federale Overheidsdienst.

ADVIES VAN DE NATIONALE RAAD :

De Nationale Raad besprak in zijn vergadering van 22 december 2007 een vraag die op 3 oktober 2007 voorgelegd werd door de FOD Sociale Zekerheid.

Het probleem betreft de rol van de statutaire, contractuele en zelfstandige artsen binnen de FOD Sociale Zekerheid. Deze artsen worden geregeld geconfronteerd met diverse aanvragen van personeelsleden, met name : een medisch advies, een medische raadpleging, een geneesmiddelenvoorschrift, aanvragen voor verlof wegens ziekte, vaststellingen van verwondingen in het kader van een arbeidsongeval, getuigschriften van arbeidsongeschiktheid, een spoedoproep voor een personeelslid of een extern persoon.

Buiten de spoedgevallen waarin het evident is dat een arts ingrijpt, de uitzonderingssituaties vastgelegd bij artikel 29 van de Arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 en de uitzonderingsgevallen vastgelegd in administratieve reglementen, vindt de Nationale Raad het niet aangewezen dat artsen actief in de openbare sector, ongeacht of ze statutair, contractueel of zelfstandig werken binnen een administratie, zorg verstrekken aan personeelsleden.

Het is derhalve wenselijk dat deze laatsten, om evidente redenen van kwaliteit, zorgcontinuïteit en collegialiteit, zich tot hun behandelende arts wenden.

Orde der artsen (Organisatie en werking van de-)19/05/2001 Documentcode: a093008
Bijdragen van de artsen van de NMBS

De heer X, bestuurder-directeur van de NMBS, vraagt of de bijdragen die de bij de NMBS werkzame artsen-ambtenaren jaarlijks aan de Orde der geneesheren verschuldigd zijn niet rechtstreeks mogen worden betaald door de NMBS.

Advies van de Nationale Raad :

Het fundamentele basisprincipe terzake is de individuele verantwoordelijkheid van de arts t.o.v. deze plicht. Er lijkt echter geen enkel bezwaar te bestaan tegen het feit dat, om de interne procedure binnen de NMBS te vereenvoudigen, de artsen-ambtenaren het aan hen gerichte verzoek tot betaling van de bijdragen aan de NMBS overmaken om deze betaling in hun plaats en binnen de vooropgestelde termijn te doen. Vermelding van naam en inschrijvingsnummer van de arts is aangewezen.
De provinciale raden richten in het begin van elk jaar een schrijven naar de op hun Lijst ingeschreven geneesheren met het verzoek tot betaling van de vastgestelde bijdrage binnen een bepaalde termijn. De wetgeving voorziet niet dat de provinciale raden derden rechtstreeks kunnen aanschrijven om in de plaats van ingeschreven artsen de bijdrage te vereffenen. Wel is het gebruik ontstaan dat de artsen zelf het verzoek tot betaling van de bijdrage aan derden overmaken om deze storting in hun plaats te doen. Essentieel is dat de arts zelf verantwoordelijk blijft voor het betalen van zijn bijdrage en dat de vooropgezette termijn waarbinnen de betaling dient te gebeuren, gerespecteerd wordt.

Zoals uit wat voorafgaat blijkt worden de bijdragen door de provinciale raden en niet door de Nationale Raad geïnd. De wijze van inning valt onder de bevoegdheid van de provinciale raden.

Onderhavig advies wordt overgemaakt aan de provinciale raden.

Orde der artsen (Organisatie en werking van de-)19/08/2000 Documentcode: a090017
Betaling van de bijdragen van artsen-ambtenaren aan de Orde van geneesheren

In het kader van een harmoniseringsproject van vergoedingen en toelagen voor de personeelsleden van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap dat o.m. als doel heeft de betalingsprocedures te vereenvoudigen, en aansluitend op het advies dat de Nationale Raad hem verstrekte op 29 mei 1999 (Tijdschrift Nationale Raad nr. 85, september 1999, p.17-18) , legt de directeur-generaal van de administratie Ambtenarenzaken van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap de Nationale Raad een ontwerp van dienstorder voor waarin een nieuwe procedure voor de betaling van de bijdragen van de artsen-ambtenaren aan de Orde van geneesheren (vanaf 1 januari 2001 betaling door het departement) is opgenomen.

Advies van de Nationale Raad van 17 juni 2000 :

De Nationale Raad heeft geen deontologische bezwaren tegen de voorgestelde procedure.

Hij doet kopie van het door u overgelegde ontwerp van dienstorder geworden aan de provinciale raden met het verzoek daarmee rekening te houden.

Een provinciale raad reageert op bovenstaand advies, verwijzend naar het principe dat de correspondentie tussen een provinciale raad en de op zijn Lijst ingeschreven geneesheren alleen kan gebeuren met de ingeschreven artsen zelf.

De Nationale Raad verstrekt de provinciale raad volgende informatie :

Op 4 maart 1999 stelde de [...] directeur-generaal van de administratie Ambtenarenzaken van het departement Algemene Zaken en Financiën bij de Vlaamse Gemeenschap vijf vragen aan de Nationale Raad betreffende de inschrijving van artsen-ambtenaren op de Lijst van de Orde van geneesheren. In het Tijdschrift van de Nationale Raad nr. 85 p. 17 vindt u het antwoord van de Nationale Raad op de voorgelegde problematiek.

In aansluiting op zijn brief van 4 maart 1999 maakte de directeur-generaal aan de Nationale Raad de functiebeschrijving van de 4 geneesheren in kwestie over (bijlage van 58 bladzijden).

Op 29 mei 1999 bracht de Nationale Raad het hoger vermelde advies uit. Op 14 april 2000 keurde de Vlaamse regering het besluit tot wijziging van het Vlaams personeelsstatuut, dat met de harmonisering van het personeelsstatuut gepaard gaat, definitief goed.

Op 11 mei 2000 maakte de directeur-generaal een ontwerp van dienstorder over aan de Nationale Raad met de vraag "of de Orde praktische bezwaren heeft tegen de in de dienstorder vermelde nieuwe procedure van betaling van het lidgeld van de Orde der geneesheren door de geneesheren-ambtenaren (vanaf 1 januari 2001 betaling door het departement zelf)".

Het ontwerp van dienstorder hield rekening met het door de Nationale Raad gegeven antwoord op vraag 5 van het schrijven van 4 maart 1999.

Terecht wordt door u opgemerkt evenals door een andere provinciale raad dat de geneesheer-ambtenaar na toelating van zijn provinciale raad zelf de bijdragenota zou kunnen overmaken aan het betrokken departement maar de Nationale Raad was van oordeel dat er geen wettelijke noch deontologische bezwaren waren tegen het ontwerp van dienstorder. Daar het volgens de brief van de directeur-generaal slechts over 4 geneesheren voor gans Vlaanderen gaat leek het weinig opportuun een verdere correspondentie te voeren over de praktische aspecten van het dienstorder en werd gekozen voor een afwikkeling van het dossier.

De Nationale Raad hoopt dat u in de gegeven omstandigheden zijn gemaakte keuze kunt bijtreden.

Inschrijving van artsen-ambtenaren op de Lijst van de Orde der geneesheren

In het kader van een project tot harmonisering van de vergoedingen en toelagen voor de personeelsleden van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, legt de directeur-generaal van de administratie Ambtenarenzaken van het departement Algemene Zaken en Financiën de Nationale Raad onderstaande vragen voor in verband met de inschrijving van artsen-ambtenaren op de Lijst van de Orde der geneesheren :

  1. is een geneesheer-ambtenaar verplicht zich in te schrijven bij de Orde der geneesheren, ongeacht de functie die hij uitoefent;
  2. moet een geneesheer-ambtenaar die naast zijn functie als ambtenaar tevens een privé-praktijk uitoefent zich eventueel tweemaal inschrijven als lid van de Orde;
  3. hoeveel bedraagt het lidgeld per jaar;
  4. hoe gebeurt de inschrijving bij de Orde der geneesheren in realiteit en hoe gebeurt de inning van de lidgelden (krijgt de geneesheer bijvoorbeeld jaarlijks bijdragenota's);
  5. bestaat de mogelijkheid dat het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap jaarlijks voor haar geneesheren-ambtenaren globaal de lidgelden betaalt zonder tussenkomst van de geneesheren in kwestie (dus vereenvoudiging van de procedure voor het ministerie aangezien de terugbetaling nu gebeurt via schuldvorderingen)?

1. Overeenkomstig art. 2, al. 2 van het KB nr. 79 van 10 november 1967 betreffende de Orde der geneesheren dient elke arts (met uitzondering van de legerartsen in bepaalde gevallen), om in welke hoedanigheid en met welke activiteit ook in België de geneeskunde te mogen uitoefenen, ingeschreven te zijn op de Lijst van de Orde. Dit houdt in zich dat iedere arts die enige medische activiteit uitoefent die noodzakelijkerwijze gerelateerd is met zijn/haar diploma van arts of doctor in de geneeskunde, bij de Orde der geneesheren dient te zijn ingeschreven. Inspectieopdrachten dienen ook onder die activiteit te worden begrepen.

2. Iedere arts kan zich slechts inschrijven op de Lijst van slechts één provinciale raad, onafgezien van de aard van zijn geneeskundige activiteit, en dit van die provinciale raad die bevoegd is voor de plaats waar hij zijn voornaamste medische activiteit uitoefent.

3. Het bedrag van de jaarlijkse bijdrage, met inbegrip van de bijdrage voor de Nationale Raad, wordt bepaald door de provinciale raden. Afhankelijk van de provinciale raad schommelt deze bijdrage tussen de 6000 à 9000 fr/jaar.

4. Bij zijn aanvraag tot inschrijving op de Lijst van de bevoegde provinciale raad dient de arts een door die provinciale raad opgesteld inschrijvingsformulier in te vullen.
Overeenkomstig art. 21, §1, van het KB van 6 februari 1970 tot regeling van de organisatie en de werking der raden van de Orde der geneesheren dienen bij de aanvraag om inschrijving volgende documenten gevoegd te worden:

  • artsdiploma geviseerd door de bevoegde provinciale geneeskundige commissie;
  • een verklaring van de aanvrager waarin hij de plaats aanwijst waar hij zijn voornaamste bedrijvigheid uitoefent of zal uitoefenen;
  • een getuigschrift van goed zedelijk gedrag dat van niet meer dan 3 maand terug gedagtekend is.

"Indien het dagelijks bestuur van de provinciale raad vaststelt dat een geneesheer die de inschrijving vraagt reeds ingeschreven is of was op de lijst van een andere raad, verwittigt het die raad van de aanvraag tot inschrijving. Het dagelijks bestuur van de raad, waar de aanvrager ingeschreven is of was stuurt zijn dossier aan de raad, tot wie de aanvraag tot inschrijving is gericht" (art. 21, §2, KB van 6 februari 1970).
Het Bureau van de provinciale raad gaat na of de inschrijvingsvoorwaarden vervuld zijn en legt het dossier aan de raad voor. Deze beslist over de aanvraag tot inschrijving binnen de maand na ontvangst ervan (art. 22, KB van 6 februari 1970).
De inschrijving kan door de provinciale raad geweigerd of uitgesteld worden, onder meer wanneer de aanvrager zich schuldig heeft gemaakt aan een zo zwaarwichtig feit dat het voor een lid van de Orde de schrapping van de Lijst tot gevolg zou hebben of wanneer hij een zware fout heeft begaan die afbreuk doet aan de eer of de waardigheid van het beroep (art. 6, I, KB nr. 79 van 10 november 1967).

Iedere arts, ingeschreven op de Lijst, ontvangt ieder voorjaar van zijn provinciale raad een schrijven waarin hij wordt aangemaand de voor dat jaar vastgestelde bijdrage te betalen binnen een vastgestelde termijn.

5. Deze mogelijkheid is wettelijk niet voorzien, doch dit kan niettemin door de provinciale raden worden toegestaan. Hiervoor is het aangewezen dat de betrokken artsen zich hieromtrent rechtstreeks wenden tot hun provinciale raad.

De tekst van de wettelijke bepalingen die toepasselijk zijn op de Orde van geneesheren kunt u vinden op de website van de Orde :http://www.ordomedic.be.