keyboard_arrow_right
Deontologie

Matigingsticket

Door een provinciale raad worden aan de Nationale Raad twee gevallen van directe inning van het remgeld voorgelegd.

In het eerste geval worden bepaalde artsen door een ziekenfonds verzocht de derdebetalersregeling toe te passen waarbij de ziekenkas er zich toe verbindt de verstrekking aan de arts integraal en inclusief het remgeld, terug te betalen.

In het tweede geval ontvangen de artsen van de instelling (een medisch centrum) het remgeld maar de patiënten die lid zijn van het ziekenfonds waartoe het centrum is aangesloten, moeten dat bedrag niet neertellen.

In zijn vergadering van 15 juni 1985 heeft de Nationale Raad gemeend in dat verband te moeten tussenkomen bij het Beheerscomité van het RIZIV en volgend antwoord gericht aan de betrokken provinciale raad:

* Brief aan de Provinciale Raad van Namen van 26 juni 1985:

Met referte aan Uw schrijven van 29 april II., in verband met de niet‑inning van het remgeld, hebben wij de eer U ingesloten een fotokopie te doen geworden van de brief die de Nationale Raad op vandaag aan het Beheerscomité van het RIZIV richt.

Op zijn vergadering van 15 juni II., heeft de Nationale Raad voor het overige gemeend dat het aan de Provinciale raad van de Orde der geneesheren van Namen toekomt, de betrokken artsen voor een onderhoud uit te nodigen ten einde een gemeenschappelijke houding ter zake te bewerkstelligen.

* Brief aan het Beheerscomité:

De Nationale Raad van de Orde der geneesheren werd reeds herhaaldelijk geconfronteerd met het probleem inzake inning van het remgeld.

Het remgeld wordt in bepaalde gevallen niet geïnd en in andere gevallen door verzekeringsinstellingen terugbetaald.

Dit veroorzaakt niet enkel een discriminatie van geneesheren maar tevens van patiënten.

De Nationale Raad is zo vrij erop te wijzen dat het RIZIV werd opgericht om op nationaal niveau een reglementering uit te werken om meer bepaald dergelijke praktijken te voorkomen.

De Nationale Raad verzoekt het Beheerscomité van het RIZIV derhalve de nodige maatregelen te treffen om een einde te maken aan een situatie waardoor overconsumptie in de hand wordt gewerkt en oneerlijke concurrentie tussen practici ontstaat.