keyboard_arrow_right
Deontologie

Remgeld - Niet-inning

Remgeld - Niet inning

Het niet innen van remgelden in technische centra en ziekenhuizen: een deontologisch en ethisch probleem.

De Nationale Raad wordt verzocht in verband met dit probleem een advies uit te vaardigen ter verduidelijking - en eventueel tot wijziging - van artikel 78, lid 2, van de Code van geneeskundige Plichtenleer met het oog op een betere verstaanbaarheid en toepassing. Er wordt voorgesteld dat, zoals bij lid 1 van datzelfde artikel, een expliciete waarschuwing aan de tekst wordt toegevoegd waaruit blijkt dat bij niet naleving, tuchtstraffen kunnen worden opgelegd. (1)

Na beraadslaging, gelet op het voornemen van de Regering om de remgelden ten laste van de patiënt te verhogen en rekening houdend met de voorgestelde hervormingen, heeft de Nationale Raad gemeend dat bedoeld artikel van de Code op dit ogenblik niet gewijzigd moet worden.

Er werd derhalve als volgt op dit verzoek geantwoord:

Aansluitend op Uw schrijven van 31 maart 1982 in verband met de interpretatie van artikel 78, lid 2, van de Code van geneeskundige Plichtenleer hebben wij de eer U mede te delen dat de Nationale Raad van oordeel is dat artikel 78, lid 2, van de Code niet dient te worden gewijzigd.

(3) Artikel 78: Het vragen van honoraria die merkelijk te hoog liggen duidt op een gebrek aan eerlijkheid en bescheidenheid en kan, onverminderd de bevoegdheid van de provinciale raden om uitspraak te doen over ereloonbetwistingen, aanleiding geven tot tuchtmaatregelen.

Indien geneesheren bepaalde verbintenissen hebben aangegaan of handelen overeenkomstig plaatselijke gebruiken, mogen zij geen daden stellen die een misbruik zouden betekenen van het recht lagere erelonen te vragen en vooral geen kliënteel werven door, op welke wijze ook, van hun stelselmatig lagere erelonen melding te maken.