Resultaten
Resultaten
Adviserend geneesheer van een ziekenfonds - Inlichtingen te verstrekken door de behandelende geneesheer
Aan de Nationale Raad wordt de vraag gesteld welke medische inlichtingen door de behandelende arts aan de adviserend geneesheer van het ziekenfonds mogen worden overgemaakt.
Antwoord van de Nationale Raad:
Op het vlak van de inlichtingen die aan de adviserend geneesheer van een ziekenfonds dienen verstrekt te worden, moet een onderscheid gemaakt worden naargelang van de opdracht van de adviserend geneesheer :
1. controlerende opdracht: deze opdracht houdt in dat de adviserend geneesheer controle uitoefent op de primaire arbeidsongeschiktheid en nagaat of, uit medisch oogpunt, de prestaties inzake geneeskundige verzorging verleend worden overeenkomstig de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake ziekte- en invaliditeitsverzekering.
In uitvoering van deze opdracht heeft de adviserend geneesheer het recht aan de behandelende geneesheer de nodige medische informatie te vragen om zijn beslissing mogelijk te maken. Overeenkomstig artikel 58 b) van de Code van Plichtenleer mag de behandelende geneesheer de nodige inlichtingen en medische gegevens over de verzekerde aan de adviserend geneesheer meedelen, tenzij hij in geweten oordeelt dat het beroepsgeheim hem ertoe verplicht bepaalde gegevens toch niet over te maken;
2. adviserende opdracht : (art. 136, §2, van de wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen): deze opdracht heeft betrekking op de situatie waarin een rechthebbende op tegemoetkomingen van de ziekte- en invaliditeitsverzekering aanspraak maakt op Z.I.V.-prestaties voor een schade - voortvloeiend uit ziekte, letsels, functionele stoornissen of overlijden - waarvoor hij krachtens een andere Belgische wetgeving, een vreemde wetgeving of in het gemeen recht schadeloosstelling heeft bekomen of kan bekomen (1). In dit geval zal de verzekeringsinstelling provisioneel de prestaties verlenen, in afwachting van een regeling tussen de verzekerde en een, op basis van andere bijzondere wetgeving of van gemeen recht, voor de totstandkoming van de schade verantwoordelijke en voor vergoeding ervan aansprakelijke derde.
De verzekeringsinstelling wordt voor het bedrag van de uitgekeerde vergoedingen van rechtswege gesubrogeerd in de rechten die de verzekerde tegen de aansprakelijke derde of zijn verzekeraar kan doen gelden.
De beoordeling van de derde-aansprakelijkheid zal voor de verzekeringsinstelling slechts mogelijk zijn op basis van de feitelijke gegevens van de zaak, die, ingeval van artsenaansprakelijkheid, noodzakelijkerwijze minstens ten dele van medische aard zullen zijn. Nu deze medische gegevens doorgaans in het bezit zullen zijn van de behandelende geneesheer zullen zij aan deze worden gevraagd.
Vraagt de adviserend geneesheer inlichtingen in het kader van zijn adviserende opdracht, dan mag de behandelende arts slechts antwoorden op vragen die betrekking hebben op zijn eigen medisch handelen en niet op vragen over medische acten uitgevoerd door een andere geneesheer.
De adviserend geneesheer dient in zijn vraag om inlichtingen uitdrukkelijk te vermelden dat de verstrekte medische gegevens de eigen aansprakelijkheid van de behandelende geneesheer in het gedrang kunnen brengen aangezien de verzekeraar burgerlijke aansprakelijkheid van de behandelende geneesheer gelijkgesteld wordt met "degene die schadeloosstelling verschuldigd is". Ingelicht zijnde over die mogelijkheid, is de behandelende geneesheer niet verplicht in te gaan op het verzoek van de adviserend geneesheer.
Wel is elke geneesheer, wanneer hij vaststelt dat zijn patiënt schade heeft opgelopen die verband zou kunnen houden met een door hem uitgevoerde diagnostische of therapeutische act, verplicht zowel zijn verzekeringsmaatschappij als de betrokken patiënt hiervan tijdig en op passende wijze in te lichten.
Bij de uitvoering van zijn controlerende én zijn adviserende opdracht is de adviserend geneesheer het eindpunt van de medische informatiestroom. Dit betekent dat hij geen enkel medisch gegeven, met welke bedoeling ook, mag overmaken aan de administratieve, juridische of enige andere dienst van de verzekeringsinstelling.
De Nationale Raad heeft bovenstaand standpunt reeds herhaaldelijk verdedigd.
Recent werd het bijgetreden door mevrouw M. DE GALAN, minister van Sociale Zaken, in antwoord op een mondelinge parlementaire vraag, gesteld in de Commissie Sociale Zaken van 28 april 1999.
(1) Het betreft hier voornamelijk uitkeringen op basis van de wetgeving op de arbeidsongevallen en de beroepsziekten, uitkeringen voor ongevallen van gemeen recht, vergoedingen toegekend op grond van de beroepsaansprakelijkheidsverzekering van een arts, enz.