keyboard_arrow_right
Deontologie

Resultaten

Resultaten

Kabinet04/07/2015 Documentcode: a150007
Publiceren van privégegevens van artsen op websites van ziekenfondsen

De Nationale Raad van de Orde der geneesheren heeft de vraag van het publiceren van privégegevens van artsen op websites van ziekenfondsen bestudeerd.

Advies van de Nationale Raad :

De Nationale Raad van de Orde der geneesheren heeft tijdens zijn vergadering van 4 juli 2015 uw vraag omtrent het publiceren van privégegevens van artsen op websites van ziekenfondsen bestudeerd.

Het Bureau werd ook door verschillende artsen aangeschreven aangaande deze materie en heeft de problematiek voorgelegd aan het sectoraal comité van de sociale zekerheid en de gezondheid van de commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

De afdeling sociale zekerheid van het sectoraal comité van de sociale zekerheid en de gezondheid heeft op 5 mei 2015 volgend advies uitgebracht: "Het sectoraal comité is van oordeel dat elk adres waar een geneesheer daadwerkelijk zijn beroepsactiviteiten uitoefent, mag worden vermeld op de websites van de ziekenfondsen, ook al valt het samen met zijn privéadres.

Indien de beroepsactiviteiten worden uitgeoefend in een gedeelte van de privéwoning van de geneesheer, is de publicatie van het adres in kwestie overigens niet problematisch vermits het veelal ook via andere kanalen zal kunnen worden achterhaald.

De ziekenfondsen mogen in beginsel geen pure privéadressen bekendmaken, dat wil zeggen adressen die niets met de beroepsactiviteiten van een geneesheer te maken hebben. Het behoort evenwel tot de verantwoordelijkheid van de geneesheer zelf om aan de officiële instanties (zoals het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering) zijn correcte beroepsadres(sen) door te geven. Hij kan zich niet verzetten tegen de publicatie van zijn privéadres indien hij het zelf als beroepsadres heeft gemeld."

De Nationale Raad raadt de artsen aan, op basis van hoger vermeld advies, een correctie te laten uitvoeren, waarbij enkel het beroepsadres gepubliceerd wordt, indien zij dit nodig achten.

Persoonlijke levenssfeer15/11/2003 Documentcode: a103007
Ziekenfondsen - Gebruik van facturatiegegevens

Ziekenfondsen – Gebruik van facturatiegegevens

Een provinciale raad stuurt een brief door van een geneesheer-directeur en een adjunct geneesheer-directeur van een ziekenfonds die vragen of een statutair door een verzekeringsinstelling aangeworven adviserend arts die, via facturatie- of consultatiegegevens, kennis heeft van precieze pathologieën van de verzekerden, dezen mag uitnodigen op informatiesessies of hun een gerichte informatieve brief mag toesturen.

Advies van de Nationale Raad :

Zoals de vragende artsen vermelden, kunnen de wettelijke grondslagen die deze mogelijkheden regelen gevonden worden in tal van wetten, onder meer de wetten betreffende de ziekenfondsen, het handvest van de sociaal verzekerde, de wet betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, de wet betreffende de Kruispuntbank van de sociale zekerheid (Koninklijk besluit van 20 juli 1967 nr. 35 houdende het statuut en het barema van de adviserend geneesheren die tot taak hebben bij de verzekeringsinstellingen in te staan voor de geneeskundige controle op de primaire arbeidsongeschiktheid en op de gezondheidszorgverstrekkingen overeenkomstig de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994), dat onder andere betrekking heeft op de opdracht van de adviserend arts en zijn deontologische verplichtingen. Hieraan dienen nog de bepalingen toegevoegd te worden van de Code van geneeskundige plichtenleer, in het bijzonder die van hoofdstuk IV.

De wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen legt deze laatste onder meer de verplichting op “een dienst op te richten die als doel heeft het verlenen van hulp, voorlichting, begeleiding en bijstand met het oog op het bevorderen van het fysiek, psychisch of sociaal welzijn, onder meer bij het deelnemen aan de uitvoering van de verzekering en bij het financieel tussenkomen voor hun leden.” Uit deze verplichtingen besluiten dat de ziekenfondsen een collectieve en vooral persoonlijke gezondheidsopvoedingsplicht naar hun leden toe hebben, blijkt een buitenmaatse of minstens overdreven interpretatie te zijn.

De wet van 8 december 1992 betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, van haar kant, bepaalt dat “persoonsgegevens dienen : te worden verkregen voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden en niet verder te worden verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met die doeleinden…” Het is logisch zich af te vragen of de hoofdopdracht van de adviserende artsen van de verzekeringsinstellingen, die er onder meer in bestaat de arbeidsongeschiktheid te controleren en meer recent goedkeuring te geven voor terugbetalingen, in het bijzonder van geneesmiddelen, niet te buiten wordt gegaan wanneer de adviserend arts, op basis van pathologiegegevens die verstrekt worden door de behandelende geneesheren, een preventieve richting in dit pathologisch kader voorstelt of aanwijst. Bovendien bepaalt deze zelfde wet in artikel 4, § 1, 1°, dat persoonsgegevens eerlijk en rechtmatig dienen te worden verwerkt, hetgeen inhoudt dat ze slechts verwerkt mogen worden in overeenstemming met alle wettelijke bepalingen die verband houden met de context waarin de verwerking overwogen wordt.

De vraag betreffende de rechtmatigheid van de verwerking kan minstens vanuit twee invalshoeken rijzen. Niet alleen vanuit de voornoemde wet die in artikel 7, §1, bepaalt dat de verwerking van persoonsgegevens die de gezondheid betreffen verboden is en waaruit dus op het eerste gezicht blijkt dat het onwettelijk en onregelmatig is gegevens van een sociaal verzekerde, die verkregen werden in het kader van een controleopdracht betreffende de arbeidsongeschiktheid en het toekennen van een terugbetaling, aan te wenden om hem een gerichte informatieve brief betreffende zijn pathologie toe te sturen. Maar ook vanuit het koninklijk besluit nr. 35 houdende het statuut van de adviserende geneesheren, dat in artikel 26 bepaalt dat, wanneer de adviserend geneesheer bij de uitoefening van zijn controleopdracht de mogelijkheden onderzoekt om de diagnose nauwkeuriger te stellen en de therapie te verbeteren, hij daarbij verbinding houdt met de behandelend geneesheer. Een informatieve of gepersonaliseerde brief naar de patiënt sturen zonder deze verbinding met de behandelend geneesheer valt buiten het wettelijk kader.
Toch is het zinvol te preciseren dat, hoewel de wet betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in artikel 7 bepaalt dat de verwerking van persoonsgegevens betreffende de gezondheid verboden is, dit verbod opgeheven kan worden in elf gevallen, onder meer wanneer de betrokken persoon schriftelijk toestemming gegeven heeft voor een dergelijke verwerking of wanneer de verwerking noodzakelijk is voor doeleinden van preventieve geneeskunde,…, in het belang van de betrokkene en de gegevens worden verwerkt onder het toezicht van een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg (wiens precieze kwalificaties en bevoegdheden niet bepaald zijn in deze wet).

De Nationale Raad meent evenwel dat, gelet op de geest van recente wetsbepalingen zoals de wet betreffende de rechten van de patiënt en de wet betreffende de euthanasie - die veel plaats besteden aan de wensen en desiderata van de patiënt - deze laatste verbodsopheffing niet absoluut is en niet volstaat om toe te laten dat de statutair door een verzekeringsinstelling aangeworven adviserend arts initiatieven van preventieve geneeskunde neemt. Hij is van oordeel dat deze gekoppeld dient te worden aan het optekenen van de schriftelijke toestemming van de betrokkene en in overeenstemming dient te zijn met artikel 26 van het koninklijk besluit van 13 februari 2001 betreffende de voorwaarden voor de verwerking van persoonsgegevens. Dit bepaalt onder meer dat de verantwoordelijke voor de verwerking de betrokkene vooraf de redenen van die verwerking moet mededelen. Het lijkt hem essentieel dat het doeleinde van de verwerking van gegevens die verkregen werden via facturatie van gezondheidsverstrekkingen niet hetzelfde onderwerp heeft als het opzetten van collectieve of individuele preventiemaatregelen.

Om hun preventieopdracht ten opzichte van hun verzekerden uit te voeren, kunnen de ziekenfondsen beschikken over hun periodieke tijdschriften.

Elk gepersonaliseerd initiatief zonder voorafgaand contact met de behandelend arts van de patiënt, daarentegen, is onaanvaardbaar vanuit de geneeskundige plichtenleer.

Diagnostische en therapeutische vrijheid18/08/2001 Documentcode: a094001
Promotie van generische geneesmiddelen

Verscheidene provinciale raden werden door op hun Lijst ingeschreven artsen in kennis gesteld van een rechtstreeks tot de patiënt gericht schrijven van de geneesheren-directeurs van de Socialistische Mutualiteiten waarin de aangeslotene op de hoogte wordt gebracht van de huidige mogelijkheid zich een goedkoper generisch product aan te schaffen voor het product dat hij/zij regelmatig gebruikt.
Dergelijke praktijk roept deontologische vragen op o.m. inzake het beroepsgeheim, de relatie arts-patiënt en de therapeutische vrijheid van de behandelende arts.

Advies van de Nationale Raad aan de betrokken provinciale raden:

De Nationale Raad noteert dat deze brieven hoofdzakelijk informatief zijn en dat gesprekken met de behandelend arts worden gesuggereerd.

Aldus behoudt deze laatste zijn therapeutische vrijheid voor zover hij, ten overstaan van de voorgestelde economische voordelen, zijn voorschrift kan rechtvaardigen op grond van bio-equivalentie en efficiëntie. Hiervoor kan hij steunen op de besluiten van de bevoegde wetenschappelijke verenigingen.

Niettegenstaande de Nationale Raad meent dat hij zich niet moet mengen in de relatie tussen een aangeslotene en zijn verzekeringsinstelling, wijst hij de geneesheer-directeur van deze laatste er toch op dat het deontologisch gezien wenselijk ware geweest rechtstreeks contact op te nemen met de voorschrijvende arts om de therapeutische vrijheid van deze laatste te vrijwaren.

Brief aan de betrokken geneesheren-directeurs van de Socialistische Mutualiteiten :

De Nationale Raad werd in kennis gesteld van de brief van een arts die zijn verbazing uitte over een schrijven dat door u ondertekend werd en waarin een aangeslotene op de hoogte gebracht werd van de mogelijke vervanging van het product dat hij regelmatig gebruikt door een generisch product.

De Nationale Raad is zich bewust van de economische voordelen die deze geneesmiddelen bieden en schat het belang ervan in, zowel voor de patiënt als voor de verzekeringsinstelling.
Hij gaat er bijgevolg volledig mee akkoord dat een omstandige informatie bezorgd wordt aan de patiënt-verbruiker.

Hij wenst echter te herinneren aan de duale aard van de arts-patiëntrelatie waarin de behandelend arts een centrale plaats behoudt voor zover zijn therapeutische vrijheid en zijn verantwoordelijkheid uitgeoefend kunnen worden in het belang van de patiënten en met eerbiediging van het geheim. Tevens herinnert hij aan de vierde paragraaf van artikel 126 van de Code van geneeskundige plichtenleer waarin bepaald wordt dat de adviserende of controlerende geneesheer zich onthoudt van elke rechtstreekse inmenging in de behandeling.

In dit opzicht lijkt het hem deontologisch gepast dat elke gepersonaliseerde informatie vanuit het medisch kader van de verzekeringsinstelling rechtstreeks bezorgd wordt aan de behandelend arts.

Beroepsgeheim20/11/1999 Documentcode: a087018
Vermelding van secundaire diagnoses op de formulieren van einde van ziekenhuisverpleging

Een provinciale raad legt de Nationale Raad de adviesaanvraag voor van een medisch directeur van een ziekenhuis. Deze signaleert dat bepaalde verzekeringsinstellingen wensen dat op de formulieren 727 (kennisgeving van einde ziekenhuisverpleging) niet alleen de hoofddiagnose vermeld wordt maar ook de secundaire diagnoses - zoals opgenomen in de minimale klinische gegevens - gecodeerd in ICD9-CM.
Dit betekent dat de anonimiteit die geëist werd bij de invoering van de MKG's, op het niveau van de ziekenfondsen niet langer zal geëerbiedigd worden. Volgens het Bureau van de provinciale raad is dit niet alleen een inbreuk op het beroepsgeheim maar ook op de persoonlijke levenssfeer.

Advies van de Nationale Raad:

In zijn vergaderingen van 25/09, 30/10 en 20/11/99 boog de Nationale Raad zich over het project van fusie van de medische gegevens uit de Minimale Klinische Gegevens met deze op het formulier 727 bij het einde van de ziekenhuisverpleging.

Hij houdt eraan zijn grote bezorgdheid uit te drukken aangaande de eerbiediging van de vertrouwelijkheid die hij in deze materie altijd voorstond en waarvan onder meer zijn adviezen van 16 mei 1987 (Tijdschrift van de Nationale Raad nr. 37, blz. 29) en van 10 oktober 1987 (Tijdschrift van de Nationale Raad nr. 39, blz. 13) een bewijs zijn.

Hij is van mening dat de inlichtingen waarover hij beschikt in verband met de procedure geen voldoende waarborg bieden voor de eerbiediging van de anonimiteit van de individuele gegevens langsheen de ganse communicatieketen.

Enerzijds wenst de Nationale Raad dus dat, indien het project verder bestudeerd wordt, er rekening gehouden wordt met zijn wens en anderzijds vraagt hij betrokken te worden bij de werkzaamheden van de commissie belast met de uitwerking ervan.

Een kopie van dit advies wordt overgemaakt aan :

  • de heer B. DE BACKER, secretaris-generaal Nationaal Verbond van Socialistische Mutualiteiten
  • de heer J. HERMESSE, secretaris-generaal Christelijke Ziekenfondsen
  • de heer L. VAN ROYE, secretaris Nationale Confederatie van Verzorgingsinstellingen
  • dokter B. HEPP, geneesheer-directeur-generaal Riziv.
Arts (Adviserend-)19/06/1999 Documentcode: a086003
Adviserend geneesheer van een ziekenfonds - Inlichtingen te verstrekken door de behandelende geneesheer

Aan de Nationale Raad wordt de vraag gesteld welke medische inlichtingen door de behandelende arts aan de adviserend geneesheer van het ziekenfonds mogen worden overgemaakt.

Antwoord van de Nationale Raad:

Op het vlak van de inlichtingen die aan de adviserend geneesheer van een ziekenfonds dienen verstrekt te worden, moet een onderscheid gemaakt worden naargelang van de opdracht van de adviserend geneesheer :

1. controlerende opdracht: deze opdracht houdt in dat de adviserend geneesheer controle uitoefent op de primaire arbeidsongeschiktheid en nagaat of, uit medisch oogpunt, de prestaties inzake geneeskundige verzorging verleend worden overeenkomstig de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake ziekte- en invaliditeitsverzekering.
In uitvoering van deze opdracht heeft de adviserend geneesheer het recht aan de behandelende geneesheer de nodige medische informatie te vragen om zijn beslissing mogelijk te maken. Overeenkomstig artikel 58 b) van de Code van Plichtenleer mag de behandelende geneesheer de nodige inlichtingen en medische gegevens over de verzekerde aan de adviserend geneesheer meedelen, tenzij hij in geweten oordeelt dat het beroepsgeheim hem ertoe verplicht bepaalde gegevens toch niet over te maken;

2. adviserende opdracht : (art. 136, §2, van de wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen): deze opdracht heeft betrekking op de situatie waarin een rechthebbende op tegemoetkomingen van de ziekte- en invaliditeitsverzekering aanspraak maakt op Z.I.V.-prestaties voor een schade - voortvloeiend uit ziekte, letsels, functionele stoornissen of overlijden - waarvoor hij krachtens een andere Belgische wetgeving, een vreemde wetgeving of in het gemeen recht schadeloosstelling heeft bekomen of kan bekomen (1). In dit geval zal de verzekeringsinstelling provisioneel de prestaties verlenen, in afwachting van een regeling tussen de verzekerde en een, op basis van andere bijzondere wetgeving of van gemeen recht, voor de totstandkoming van de schade verantwoordelijke en voor vergoeding ervan aansprakelijke derde.

De verzekeringsinstelling wordt voor het bedrag van de uitgekeerde vergoedingen van rechtswege gesubrogeerd in de rechten die de verzekerde tegen de aansprakelijke derde of zijn verzekeraar kan doen gelden.
De beoordeling van de derde-aansprakelijkheid zal voor de verzekeringsinstelling slechts mogelijk zijn op basis van de feitelijke gegevens van de zaak, die, ingeval van artsenaansprakelijkheid, noodzakelijkerwijze minstens ten dele van medische aard zullen zijn. Nu deze medische gegevens doorgaans in het bezit zullen zijn van de behandelende geneesheer zullen zij aan deze worden gevraagd.
Vraagt de adviserend geneesheer inlichtingen in het kader van zijn adviserende opdracht, dan mag de behandelende arts slechts antwoorden op vragen die betrekking hebben op zijn eigen medisch handelen en niet op vragen over medische acten uitgevoerd door een andere geneesheer.
De adviserend geneesheer dient in zijn vraag om inlichtingen uitdrukkelijk te vermelden dat de verstrekte medische gegevens de eigen aansprakelijkheid van de behandelende geneesheer in het gedrang kunnen brengen aangezien de verzekeraar burgerlijke aansprakelijkheid van de behandelende geneesheer gelijkgesteld wordt met "degene die schadeloosstelling verschuldigd is". Ingelicht zijnde over die mogelijkheid, is de behandelende geneesheer niet verplicht in te gaan op het verzoek van de adviserend geneesheer.
Wel is elke geneesheer, wanneer hij vaststelt dat zijn patiënt schade heeft opgelopen die verband zou kunnen houden met een door hem uitgevoerde diagnostische of therapeutische act, verplicht zowel zijn verzekeringsmaatschappij als de betrokken patiënt hiervan tijdig en op passende wijze in te lichten.

Bij de uitvoering van zijn controlerende én zijn adviserende opdracht is de adviserend geneesheer het eindpunt van de medische informatiestroom. Dit betekent dat hij geen enkel medisch gegeven, met welke bedoeling ook, mag overmaken aan de administratieve, juridische of enige andere dienst van de verzekeringsinstelling.

De Nationale Raad heeft bovenstaand standpunt reeds herhaaldelijk verdedigd.
Recent werd het bijgetreden door mevrouw M. DE GALAN, minister van Sociale Zaken, in antwoord op een mondelinge parlementaire vraag, gesteld in de Commissie Sociale Zaken van 28 april 1999.

(1) Het betreft hier voornamelijk uitkeringen op basis van de wetgeving op de arbeidsongevallen en de beroepsziekten, uitkeringen voor ongevallen van gemeen recht, vergoedingen toegekend op grond van de beroepsaansprakelijkheidsverzekering van een arts, enz.

Commercialisatie van de geneeskunde20/09/1997 Documentcode: a079030
Vennootschap die preventieve gezondheidsonderzoeken aanbiedt aan bedrijven of particulieren - Medewerking van artsen

Een arts vraagt een aantal preciseringen bij het advies over preventieve gezondheidsonderzoeken dat de Nationale Raad uitbracht op 7 december 1996 (Tijdschrift Nationale Raad, nr. 76, juni 1997, 27). Daarin stelde hij dat "geen enkel geneesheer zijn medewerking mag verlenen aan een vennootschap waarvan het maatschappelijk doel van commerciële aard is, aangezien dit strijdig is met de geneeskundige plichtenleer."
De arts vraagt wat de Nationale Raad verstaat onder "vennootschap waarvan het maatschappelijk doel van commerciële aard is" en of preventieve onderzoeken uitgevoerd voor verzekeringsmaatschappijen en preventieve onderzoeken uitgevoerd in poliklinieken of andere lokalen van mutualiteiten ook onder dit verbod vallen.

Antwoord van de Nationale Raad:

De Nationale Raad heeft in zijn vergadering van 20 september 1997 uw vraagstelling onderzocht.

Een vennootschap waarvan het maatschappelijk doel van commerciële aard is, is naar luid van artikel 1 van Boek I, Titel IX (Handelsvennootschappen) van het Wetboek van Koophandel een vennootschap die de uitoefening van een handelsactiviteit tot doel heeft.
Een handelsactiviteit bestaat uit het verrichten van daden van koophandel zoals deze worden bepaald door de artikelen 2 t.e.m. 3 van Boek I, Titel I (Kooplieden) van het Wetboek van Koophandel.

Preventieve onderzoeken uitgevoerd in opdracht van verzekeringsmaatschappijen ter inschatting van een risico vallen buiten dit bestek : zie in verband hiermee art. 128 par. 2 van de Code.

Preventieve onderzoeken uitgevoerd in poliklinieken of lokalen van mutualiteiten vallen onder de artikelen 107, 119 en 120 van de Code.

Artikel 128 par.2 van de Code van geneeskundige Plichtenleer

Binnen het welomlijnde kader van hun opdracht zijn de geneesheren, verbonden aan maatschappijen voor levens- of ongevallenverzekeringen, niettemin gemachtigd hun opdrachtgevers in te lichten over alle nuttige vaststellingen gedaan bij kandidaat-verzekerden, of bij verzekerde zieken, gekwetsten of slachtoffers.

Artikel 107 van de Code van geneeskundige Plichtenleer

Geneesheren werkzaam in centra of instellingen voor preventieve geneeskunde zijn gebonden door de bepalingen van onderhavige code.

Artikel 119 van de Code van geneeskundige Plichtenleer

De geneesheer belast met een deskundig onderzoek naar de lichamelijke of geestelijke bekwaamheid of geschiktheid van een persoon of met om het even welk klinisch onderzoek, met de controle van een diagnose of met het toezicht op een behandeling, of nog met een onderzoek naar de medische prestaties voor rekening van een verzekeringsinstelling, moet de bepalingen van deze code naleven.
Hij mag geen opdracht aanvaarden die tegen de medische ethiek indruist.

Artikel 120 van de Code van geneeskundige Plichtenleer

De onder artikel 119 bedoelde geneesheren die voormelde functies geregeld uitoefenen, moeten hun uitoefeningsvoorwaarden doen vastleggen in een geschreven contract of statuut dat vooraf moet worden voorgelegd aan de raad van de Orde van de provincie waar zij zijn ingeschreven tenzij hun opdracht door de wet of door een gerechtelijke beslissing werd vastgelegd.

Arts (Adviserend-)19/04/1997 Documentcode: a078006
Adviserend arts van het ziekenfonds

De Nationale Raad wordt om advies verzocht aangaande de taak van de adviserend arts overeenkomstig artikel 136, § 2, van de wet tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.

Advies van de Nationale Raad :

De Nationale Raad heeft in zijn vergadering van 19 april 1997 de bespreking voortgezet van uw brieven van 22 mei en 23 augustus 1996 betreffende de taak van de adviserend arts.

De controleopdracht dient onderscheiden te worden van de adviserende opdracht van de adviserend arts.

Wat de controleopdracht betreft, is artikel 58 § b van de Code van geneeskundige Plichtenleer van toepassing.

Met betrekking tot de adviserende opdracht stelt de Nationale Raad, na onderzoek van de mogelijke gevolgen van de toepassing van artikel 136 § 2 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 (GVU-wet), en in het bijzonder : "de verzekeringsinstelling treedt rechtens in de plaats van de rechthebbende" en het feit dat "de verzekeringsmaatschappijen burgerlijke aansprakelijkheid van de arts gelijkgesteld worden met degene die schadeloosstelling verschuldigd is", vast dat er geen wetsbepalingen bestaan die de betrokken arts ertoe verplichten aan de verzekeringsinstelling de medische gegevens betreffende het geschil mee te delen.

Beroepsgeheim17/09/1994 Documentcode: a066010
Periodieke informatieverstrekking door de ziekenfondsen aan de gerechtigden in verband met de door hen ten laste genomen remgelden - Beroepsgeheim

Met het oog op de toekenning van bepaalde voordelen (sociale franchise, fiscale franchise) aan bepaalde categorieën verzekerden zouden de ziekenfondsen de verzekerde gerechtigden periodiek een document moeten bezorgen waarop niet alleen het totale aantal prestaties maar tevens de naam van de rechthebbende van iedere prestatie vermeld zouden zijn. Deze handelwijze brengt problemen met zich inzake het beroepsgeheim van de geneesheer.
De Raad beslist dit te melden aan Dokter Riga, Directeur generaal van het R.I.Z.I.V.

Brief van de Nationale Raad:

Een provinciale raad heeft ons op de hoogte gebracht van het volgende probleem:
in het kader van de recente wettelijke bepalingen i.v.m. de sociale en fiscale franchise registreren de ziekenfondsen voor iedere verstrekking de identiteit van de patiënt en van de titularis van de sociale verzekering. Op het einde van het jaar ontvangt het gezinshoofd of het hoofd van een "fiscaal gezin" een totale afrekening en een gedetailleerde fiche met vermelding van de verschillende prestaties, de datum ervan, de naam van de verstrekker en de naam van de patiënt.

Uit onze informatie blijkt dat de verzekerde leden op elk ogenblik van het kalenderjaar zelf navraag kunnen doen naar deze inlichtingen.

Deze handelwijze gaat ons inziens de doelstellingen van de nieuwe reglementeringen te boven. Bovendien kan zij de autonomie van de leden van een fiscaal gezin in gevaar brengen, schendt zij de persoonlijke levenssfeer en is zij in strijd met onze regels betreffende de eerbiediging van het beroepsgeheim van de geneesheer.

Wij zijn ervan overtuigd dat de persoonlijke levenssfeer van de patiënten binnen hun fiscaal gezin geëerbiedigd zou kunnen worden door passende informatie van de verschillende verzekeringsinstellingen.

Graag zouden wij hieromtrent een ontmoeting hebben met u of met uw medewerkers. Mocht u reeds passende maatregelen getroffen hebben, zou het ons verheugen hiervan in kennis gesteld te worden.