keyboard_arrow_right
Deontologie

Resultaten

Resultaten

O.C.M.W.24/02/2018 Documentcode: a160007
Patiënten in illegaal verblijf – Dringende medische hulp – Terugbetaling

De nationale raad van de Orde der artsen heeft het wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 2 en 9ter van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, besproken.

Advies van de nationale raad :

De nationale raad van de Orde der artsen heeft in zijn vergadering van 24 februari 2018 het wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 2 en 9ter van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, besproken.

Het wetsontwerp heeft tot doel verder te werken aan het hervormingsproject van de betalingen van medische kosten door het OCMW. Via dit hervormingsproject wil men een administratieve vereenvoudiging verwezenlijken door de Hulpkas voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (hierna HZIV) vergaand bevoegd te maken voor de afhandeling van deze dossiers.

1/ De nationale raad staat positief ten opzichte van deze administratieve vereenvoudiging die toelaat dat meer mensen, in het bijzonder de kwetsbare bevolkingsgroep van vreemdelingen die illegaal in België verblijven, een vlotte toegang krijgen tot gezondheidszorg, alsook ten opzichte van de financiële transparantie die men wil bekomen door de opdrachten van de HZIV uit te breiden tot het verstrekken van informatie over het tarief van de terugbetaling.

2/ De nationale raad heeft evenwel ernstige bedenkingen bij de opdracht die de HZIV zou krijgen tot het nemen van maatregelen in geval van administratieve gebreken en van onverschuldigde betalingen.

a) Het huidige wettelijke kader bepaalt dat de overheid op dit moment enkel tussenkomt voor zorgen die een nomenclatuurnummer van het RIZIV hebben en waarvoor de arts een attest "Dringende medische hulp" heeft ingevuld. Er wordt enkel in een terugbetaling voorzien aan de arts indien het dringende medische hulp betrof. De nieuwe maatregelen houden volgens het artikel 5 van het wetsontwerp in dat de kosten van de hulp niet worden betaald of dat de onverschuldigde betalingen worden teruggevorderd. Teneinde deze maatregelen te kunnen nemen, zullen er controles uitgevoerd worden door een controlearts, een functie die zal worden gecreëerd bij de HZIV. De controles van de controlearts hebben tot doel achteraf na te gaan of de verstrekte zorg valt onder het criterium van "dringende medische hulp". Volgens de memorie van toelichting heeft het wetsontwerp bovendien tot doel dat de Staat een jurisprudentie tot stand kan brengen wat betreft de medische verantwoording van de attesten van dringende medische hulp (Parl. St. nr. 2890/001, p. 5).

De nationale raad heeft hierover reeds meermaals gesteld dat het niet raadzaam is zich toe te leggen op de terminologie in de medische hulp maar wel op de behoeften die ze dient te dekken. In wezen moet er een antwoord gegeven worden op de vraag naar gezondheidszorg waartoe een bijzonder kwetsbare bevolkingsgroep toegang dient te hebben. Bovendien merkt de nationale raad op dat het creëren van een dergelijke jurisprudentie de diagnostische en therapeutische vrijheid van de uitvoerende arts minstens indirect beperkt, aangezien zijn professionele oordeelsvorming zal gekoppeld zijn aan het risico zelf te moeten opdraaien voor de kosten, als achteraf wordt besloten dat het geen "dringende medische hulp" betrof. Hierdoor dreigen patiënten noodzakelijke zorg te mislopen uit angst van de arts om geen terugbetaling te krijgen en komt het fundamenteel mensenrecht op zorg onder druk te staan.

b) Daarnaast merkt de nationale raad op dat overeenkomstig het artikel 122 van de Code van geneeskundige plichtenleer, de controlearts zijn beroepsonafhankelijkheid volledig moet behouden ten opzichte van zijn opdrachtgever en ten opzichte van andere eventuele partijen. Bij het formuleren van zijn besluiten als arts moet hij enkel volgens zijn professioneel geweten handelen. De nationale raad meent dat de bedoelde jurisprudentie de beroepsonafhankelijkheid ten zeerste in het gedrang brengt.

c) De nationale raad stelt daarom voor het controlemechanisme waarin het artikel 5 voorziet zodanig te organiseren dat het beperkt blijft tot een voorafgaandelijke controle van de twijfelgevallen inzake dringende medische hulp. Artsen die misbruik zouden maken van het systeem blijven steeds tuchtrechtelijk aansprakelijk en kunnen bijgevolg op deze wijze nog steeds gesanctioneerd worden. Daarbij zou kunnen worden voorzien dat de tuchtsanctie wordt meegedeeld aan de HZIV, waarop deze alsnog tot een terugvordering kan overgaan.

3/ De nationale raad vraagt daarom dat het wetsontwerp wordt geamendeerd, zodat de controle beperkt wordt tot een voorafgaandelijke controle van de gevallen waarin de uitvoerende arts twijfelt of het dringende medische hulp betreft en zodat de maatregel tot terugvordering slechts mogelijk is nadat de arts een tuchtsanctie heeft opgelopen wegens het foutief inroepen van dringende medische hulp.


Bovendien vraagt de nationale raad nauw betrokken te worden bij de uitwerking van de uitvoeringsbesluiten wat betreft de regels en modaliteiten van de controles, alsook de invulling van het statuut van de controlearts, mede gelet op de delicate benadering van het beroepsgeheim en het omgaan met medische gegevens die de opdracht van de controlearts noodzakelijkerwijs zou inhouden.

Spoedgevallen19/09/2015 Documentcode: a150016
Notie “dringend karakter” van de dringende medische hulp voor patiënten in illegaal verblijf

Aan de Nationale Raad wordt een vraag gesteld betreffende de notie "dringend karakter" van de dringende medische hulp bepaald in het koninklijk besluit van 12 december 1996 betreffende de dringende medische hulp die door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn wordt verstrekt aan de vreemdelingen die onwettig in het Rijk verblijven.

Advies van de Nationale Raad :

In zijn vergadering van 19 september 2015 heeft de Nationale Raad van de Orde der artsen uw vraag onderzocht in verband met de notie "dringend karakter" van de dringende medische hulp bepaald in het koninklijk besluit van 12 december 1996 betreffende de dringende medische hulp die door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn wordt verstrekt aan de vreemdelingen die onwettig in het Rijk verblijven. Uw verzoek kadert in het regeerakkoord dat voorziet in het behoud van het principe van dringende medische hulp aan personen in illegaal verblijf en dat de notie "dringend karakter" verduidelijkt.

De Nationale Raad is van mening dat het niet raadzaam is zich toe te leggen op de terminologie in de medische hulp maar wel op de behoeften die ze dient te dekken. In wezen moet er een antwoord gegeven worden op de vraag naar gezondheidszorg waartoe een bijzonder kwetsbare bevolkingsgroep toegang dient te hebben.

In de eed van de Nationale Raad van de Orde der artsen van België beloven de leden van het medisch korps de menselijke waardigheid te zullen eerbiedigen.

Aansluitend bij dit principe is de Nationale Raad van oordeel dat de medische zorg aan vreemdelingen die onwettig in België verblijven, niet beperkt kan worden tot de onmiddellijke en dringende zorg die van levensbelang is, maar alle zorg nodig voor een leven in menselijke waardigheid(1) dient te omvatten.

Wat betreft de omvang van de zorg nodig om een leven te leiden conform de menselijke waardigheid, stelt de Nationale Raad vast dat de wetgever deze reeds gedefinieerd heeft in de wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen en in de uitvoeringsbesluiten van deze wet.

1.Versie juli 2011

Beroepsgeheim07/02/2009 Documentcode: a125004
Personen die onwettig in België verblijven – Beroepsgeheim -OCMW

Artsen die eerstelijnszorg toedienen aan personen zonder papieren worden geconfronteerd met vragen gesteld door de medewerkers niet-artsen van het OCMW over de inhoud van de zorg en soms zelfs over de aard van de aandoening. Het OCMW verzekert dat ze wat ze een “gedeeld beroepsgeheim” noemen, eerbiedigen.

Advies van de Nationale Raad :

In zijn vergadering van 7 februari 2009 heeft de Nationale Raad van de Orde van geneesheren uw brief besproken aangaande de vragen van het OCMW in verband met de dringende medische zorg aan personen die onwettig in België verblijven.

De Nationale Raad gaat akkoord met uw ontwerpantwoord. De bepalingen van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt zijn van toepassing op elke patiënt, wat ook zijn statuut is. Alleen de artsen betrokken bij de zorg aan een patiënt kunnen aanspraak maken op het recht op het “gedeelde medisch geheim”. De Code van geneeskundige plichtenleer en de rechtspraak bevestigen het belang van het medisch geheim.

In de context van patiënten zonder wettelijke woonplaats en zeer vaak zonder sociale zekerheid neemt het OCMW echter de medische kosten op zich en speelt in die zin de rol van een ziekenfonds. We kunnen dan ook begrijpen dat in bepaalde situaties een informatieaanvraag gerechtvaardigd is.

Ten aanzien van het OCMW, dat in dit kader optreedt als sociaal zekerheidsorgaan en onder meer de kosten op zich neemt voor de diagnose en de behandeling, worden alleen de inlichtingen die nodig zijn voor de verzorging en het welzijn van de patiënt meegedeeld, zo mogelijk aan een raadgevend arts van het OCMW, zo niet aan de patiënt of aan zijn vertegenwoordiger.

Aids20/09/2008 Documentcode: a122002
HIV-positief kind met vluchtelingenstatuut

Hiv-positief kind met vluchtelingenstatuut - Vervangt het advies van 7 juni 2008

Een provinciale raad stuurt een adviesaanvraag door van een arts betreffende het eerbiedigen van het beroepsgeheim met betrekking tot een peuter die met zijn moeder als vluchteling uit Tsjetsjenië ons land binnenkwam en bij wie een hiv-besmetting werd vastgesteld.

Advies van de Nationale Raad :

De Nationale Raad besprak in zijn vergadering van 7 juni 2008 uw adviesaanvraag betreffende een hiv-positief kind met vluchtelingenstatuut in België.

Tijdens een onderzoek wordt een positieve hiv-test afgenomen bij een twee en een half jaar oud kind van Tsjetsjeense oorsprong dat onlangs in België aankwam samen met zijn moeder.

De volgende vragen rijzen :

  1. in welke mate moet het OCMW waarvan ze afhangen ingelicht worden ?
  2. moet de opvangmoeder ingelicht worden ?
  3. in welke mate moet men de ouders van de andere kinderen die samen met de patiënt geplaatst zijn, informeren ?

De houding van de arts moet ingegeven zijn door :

  • de eerbiediging van het beroepsgeheim;
  • de rechten van de moeder;
  • het streven naar de bescherming en het welzijn van het kind;
  • en tot slot, na overleg met pediaters met een speciale expertise in dit domein, het feit dat tot op heden geen enkel geval van besmetting van kind op kind bij normale activiteiten werd gerapporteerd.

Ten aanzien van het OCMW, dat in dit kader optreedt als sociaal zekerheidsorgaan en onder meer de kosten op zich neemt voor de diagnose en de behandeling, worden alleen de inlichtingen die nodig zijn voor de verzorging en het welzijn van het kind meegedeeld, zo mogelijk aan een raadgevend arts van het OCMW, zo niet aan de patiënt of aan zijn vertegenwoordiger.

De Nationale Raad herinnert eraan dat de arts van het OCMW gehouden is aan het geheim betreffende de medische gegevens van de patiënt. Deze kunnen slechts om medische redenen in het kader van onderzoek en/of behandeling meegedeeld worden aan degenen die hierin zijn betrokken.

In verband met het inlichten van de opvangmoeder dient verwezen te worden naar de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt, die stelt :

Artikel 7, §1 : “De patiënt heeft tegenover de beroepsbeoefenaar recht op alle hem betreffende informatie die nodig is om inzicht te krijgen in zijn gezondheidstoestand en de vermoedelijke evolutie ervan.
§ 2. De communicatie met de patiënt geschiedt in een duidelijke taal.”

Artikel 12, §1 : “Bij een patiënt die minderjarig is, worden de rechten zoals vastgesteld door deze wet uitgeoefend door de ouders die het gezag over de minderjarige uitoefenen of door zijn voogd.”

Hieruit blijkt dat de moeder duidelijk ingelicht moet worden over de gezondheidstoestand van haar zoon, de besmettingswijze en de therapeutische mogelijkheden. In deze situatie zal waarschijnlijk de hulp van een tolk nodig zijn.

Het is aan de naar behoren ingelichte moeder van de patiënt om op haar beurt de opvangmoeder op de hoogte te brengen. Gezien de communicatiemoeilijkheden kan de arts voorstellen de nodige hulp te bieden voor het inlichten van de opvangmoeder. Deze laatste zal enkel de informatie krijgen die voor haar nuttig is, bijvoorbeeld de besmettingswijze en de instructies i.v.m. de behandeling en de preventie van secondaire besmettingen.

Naar analogie met wat gebeurt in de scholen voor leerplichtige kinderen, is het deontologisch niet te rechtvaardigen de ouders van de andere kinderen die opgevangen worden door de onthaalmoeder in te lichten gezien het quasi onbestaande risico op besmetting tussen kinderen.

Arts (Adviserend-)20/08/1994 Documentcode: a066001
O.C.M.W.

De Nationale Raad wordt door een provinciale raad om advies verzocht aangaande het voorstel van een 0. C. M. W. tot aanstelling van een geneesheer door het 0. C. M. W. met als opdracht genieters van financiële steun te onderzoeken en advies te geven nopens geneesmiddelengebruik en geneeskundige behandelingen.

Advies van de Nationale Raad:

De Nationale Raad heeft in zijn vergadering van 20 augustus het voorstel onderzocht tot aanstelling van een geneesheer door het O.C.M.W. met als opdracht genieters van financiële steun te onderzoeken en advies te geven nopens geneesmiddelengebruik en geneeskundige behandelingen.

Het lijkt de Nationale Raad in deze optiek opportuun een arts, voltijds of deeltijds aan te stellen als raadgevend geneesheer, dit naar analogie met de functie van adviserend geneesheer van een mutualiteit. Deze geneesheer dient te worden aangesteld in overleg met de betrokken lokale (huis)artsenkring teneinde de collegiale betrekkingen optimaal te waarborgen.

Het spreekt vanzelf dat dergelijk geneesheer zijn medische opdracht volledig autonoom en onafhankelijk moet kunnen uitvoeren.

Het uitgebracht advies aan het Bijzonder Comité van de Sociale Dienst mag geen gegevens over de ziektegeschiedenis van de patiënt inhouden en dient niet gemotiveerd te zijn.

De verhouding met de behandelende arts dient te verlopen langs mondelinge of schriftelijke informatievraag waarop deze, met instemming van de patiënt, vrij is al dan niet te antwoorden.

De vrije keuze van arts of ziekenhuis door de patiënt dient te allen tijde gewaarborgd te blijven. Wel kan een in brede consensus opgesteld formularium als leidraad fungeren voor de terugbetaalbare geneesmiddelen.

U gelieve Dokter X, die U om advies verzocht, en het O.C.M.W. Y desomtrent te willen inlichten.

Beroepsgeheim21/10/1989 Documentcode: a047004
O.C.M.W. - Beroepsgeheim

O.C.M.W.-Beroepsgeheim

Een O.C.M.W. brengt artikel 36 van de organieke wet betreffende de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn van 8 juli 1976 in herinnering, waarin het navolgende wordt bepaald: "De Leden van de raad voor maatschappelijk welzijn hebben het recht om ter plaatse kennis te nemen van alle akten stukken en dossiers betreffende het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.
De leden van de raad, alsmede alle andere personen die krachtens de wet de vergaderingen van de raad, het vast bureau en de bijzondere comités bijwonen, zijn tot geheimhouding verplicht", en vraagt aan een provinciale raad of een lid van de raad voor maatschappelijk welzijn het recht heeft om de individuele patiëntenfiche (van het ziekenhuis X) te raadplegen en of bedoelde fiches niet onder het beroepsgeheim ressorteren waardoor derden de toegang wordt ontzegd.

Advies van de Nationale Raad:

Wij stellen dat de inhoud van artikel 36 van de organieke wet betreffende de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn van 8 juli 1976 niet kan betekenen dat de medische dossiers (of patiëntenfiches), hoe deze ook worden geklasseerd, door alle O.C.M.W. leden kunnen worden ingezien, zelfs wanneer ze gehouden zijn aan geheimhouding.

Het medisch beroepsgeheim is van openbare orde en bijgevolg kunnen medische gegevens slechts onder medische voorwaarde in het kader van onderzoek en/of behandeling meegedeeld worden aan degenen die hierin zijn betrokken. Elk gedeeld geheim blijft voor ieder een beroepsgeheim. Deze patiëntenfiches kunnen dus onder geen enkele voorwaarde ter inzage van derden liggen.

Wellicht is de tekst van het wetsartikel misleidend, maar dan zou het moeten worden aangepast.

Honoraria19/03/1988 Documentcode: a040024
Geneesheren - O.C.M.W.

Geneesheren ‑ O.C.M.W.

Door een provinciale raad wordt om advies gevraagd m.b.t. een clausule in een contract tussen een arts en een O.C.M.W. waarin wordt gestipuleerd "dat de werknemer afziet van honoraria van welke aard ook, inclusief de honoraria die recht geven op een terugbetaling door de Ziekte‑ en Invaliditeitsverzekering," ten voordele van de administratie in geval van forfaitaire vergoeding.

Advies van de Nationale Raad:

De Nationale Raad is de mening toegedaan dat artikel 82 van de Code van geneeskundige Plichtenleer het antwoord geeft op de gestelde vraag.(1)

Voorts moet elk contract tussen een ziekenhuisgeneesheer en een O.C.M.W. door de medische raad worden goedgekeurd.

(1) Art. 82. Wanneer de geneesheer een forfaitaire vergoeding krijgt, mag zijn beroepsactiviteit daardoor niet ondergeschikt worden aan de financiële belangen van de natuurlijke of rechtspersonen die hem bezoldigen. Laatstgenoemden mogen geen enkel voordeel halen uit een mogelijk verschil tussen het ereloon dat zij innen als gemachtigden van de geneesheer en zijn forfaitaire vergoeding. Enkel de normale kosten die voortvloeien uit de medische activiteiten kunnen, indien zij door de geneesheer gekend en goedgekeurd zijn, een dergelijk verschil rechtvaardigen. De forfaitaire vergoeding mag niet lager liggen dan het overeenkomstige inkomen van een geneesheer die voor gelijkwaardige activiteiten per prestatie wordt vergoed. Elk contract of statuut, dat in forfaitaire vergoeding van de geneesheer voorziet, moet voor de afsluiting of goedkeuring ervan door de geneesheer, voor advies aan de bevoegde provinciale raad van de Orde worden voorgelegd.