keyboard_arrow_right
Deontologie

Resultaten

Resultaten

Profiel (van de medische activiteiten) van de arts25/03/2000 Documentcode: a088020
Gegevensinzameling betreffende het patiënteel van de algemeen geneeskundigen

Naar aanleiding van de bestudering van het koninklijk besluit van 21 september 1999 tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzake de gegevensinzameling betreffende het patiënteel van de algemeen geneeskundigen, (B.S. 9 oktober 1999, p. 38295), stelt de Nationale Raad zich de vraag of er voldoende waarborgen zijn inzake het beroepsgeheim en de persoonlijke levenssfeer wanneer de gegevens van de patiënten worden ingezameld aan de hand van de door deze Dienst voorgestelde vragenlijst voor de algemeen geneeskundigen met het oog op het maken van statistische tabellen betreffende hun patiënteel.

Op 11 december 1999 richt de Nationale Raad onderstaande brief aan de leidend ambtenaar van de Dienst voor geneeskundige verzorging van het Riziv :

De Nationale Raad vraagt zich af of er niet een zekere tegenspraak bestaat tussen het nieuwe artikel 351 bis ingevoegd in het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, en paragraaf 3 van artikel 206 van de wet betreffende de verplichte verzekering geneeskundige verzorging en uitkeringen, waarvan referenties in de inleiding van het koninklijk besluit.

Deze paragraaf 3 van artikel 206 van voornoemde wet bepaalt inderdaad in de laatste regel dat deze gegevens betrekking kunnen hebben op consumptiepatronen van elke individuele anonieme rechthebbende.

Paragraaf 2 van het nieuwe artikel 351 bis vraagt trouwens in de statistische tabellen de volgende gegevens op te nemen : 4. het geslacht van de patiënt; 5. het genot van de patiënt van de sociale franchise; 6. de sociale categorie van de patiënt; 7. de leeftijdscategorie van de patiënt. Met deze 4 elementen lijkt het niet moeilijk de volledige identiteit van de patiënt terug te vinden. Welke waarborg kan de Nationale Raad hierover hebben ? Bovendien vraagt de Nationale Raad zich af welke publiciteit er zal gegeven worden aan de ingezamelde informatie over de algemeen geneeskundigen. Welke bescherming zullen de op deze manier vrijgekomen gegevens genieten ?

Antwoord van de Dienst voor geneeskundige verzorging van het Riziv :

"Wat betreft uw vraag omtrent de identificeerbaarheid van de patiënten, wens ik u te antwoorden dat de identiteit van een individuele patiënt onmogelijk kan achterhaald worden. Het Toezichtscomité bij de Kruispuntbank van de sociale zekerheid werd hierover geraadpleegd en deze antwoordde dat aangezien het een inzameling van anonieme gegevens van statistische aard betrof, een machtiging van het Toezichtscomité niet vereist was. [...]
Op uw vraag welke publiciteit aan de patiënteelgegevens zal worden gegeven, kan ik u zeggen dat de gegevens werden ingezameld in opdracht van de Profielencommissie voor de verstrekkingen en de voorschriften van de algemeen geneeskundigen, die de informatie zal aanwenden in het kader van haar wettelijke opdrachten. Daarnaast zullen de gegevens worden gebruikt door Farmanet in het kader van een campagne betreffende het voorschrijven van geneesmiddelen. Voor beide toepassingen geldt dat de patiënteelgegevens van een individuele arts enkel aan de commissieleden en de betrokken arts zelf kunnen worden meegedeeld."

Antwoord van de Nationale Raad :

De Nationale Raad noteert dat de identiteit van de patiënt onmogelijk achterhaald kan worden bij de gegevensinzameling betreffende het patiënteel van de algemeen geneeskundigen.

Mochten er wijzigingen optreden in de wettelijke opdrachten van de profielencommissie voor de verstrekkingen en voorschriften van de artsen, wenst de Nationale Raad hiervan op de hoogte gehouden te worden.

Profiel (van de medische activiteiten) van de arts16/07/1988 Documentcode: a042007
Medische profielen

De heer Ph. Busquin, Minister van Sociale Zaken, verzoekt het Beheerscomité van het RIZIV om voorlegging van een rapport met het oog op de evaluatie van de medische profielen.

Naar aanleiding van bedoeld verzoek en aangezien de dossiers in kwestie regelmatig aan de raden van de Orde der geneesheren worden overgemaakt die bovendien ook op hun verzoek de profielen krijgen toegestuurd, vraagt de Directeur‑generaal van de Dienst voor geneeskundige verzorging het advies van de Nationale Raad in deze materie, advies dat in het rapport voor de Minister zal worden ingelast.

Na een uitgebreide beraadslaging en gelet op de complexiteit en de omvang van deze taak en de kosten van het dossieronderzoek, vraagt de Nationale Raad zich af of de resultaten wel opwegen tegen de kosten die de huidige methode meebrengt in de strijd tegen de misbruiken van de diagnostische en therapeutische vrijheid.

Advies van de Nationale Raad:

Na analyse van de door U verstrekte gegevens en deze waarover de Nationale Raad in dat verband beschikt, wordt het hiernavolgend advies uitgebracht.

De Nationale Raad stelt vast dat:

a. van 21 februari 1983 tot 26 februari 1987, 21 dossiers door de evaluatiecommissie aan de provinciale raden werden overgemaakt.

  1. Zeven van bedoelde dossiers hadden betrekking op zes radiologen en één anesthesist. In vier gevallen werd door de voorzitter van de Nationale Raad samen met een ondervoorzitter, hoger beroep ingesteld. In zeven gevallen bleek dat op het ogenblik van de uiteindelijke behandeling, de verstrekkers in kwestie hun dienst zodanig hadden uitgebreid, dat het aantal prestaties per verstrekker duidelijk was gedaald. De zeven gevallen werden uiteindelijk geseponeerd. Het onderzoek van deze profielen leidde tot meer dan een verdubbeling van het aantal verstrekkers in die diensten met mogelijk wel een verbetering van de kwaliteit van het verrichte werk maar zonder gunstige weerslag op het budget van de ziekteverzekering.

  2. Van de 21 dossiers haddden er slechts twee betrekking op specialisten in de klinische biologie. Eén van hen had reeds voor dezelfde feiten een schorsing van twee jaar opgelopen, zodat het overgemaakte dossier niet opnieuw kon worden behandeld gelet op het principe "non bis est idem".

  3. Hetzelfde gebeurde met het dossier van een gynaecoloog, die voor de vermelde overconsumptie reeds een jaar schorsing kreeg opgelegd.

  4. Het dossier van een internist werd op verzoek van de Provinciale raad van Luxemburg overgemaakt om na te gaan of de overconsumptie die zich jaren voordien had voorgedaan en waarvoor de arts correctioneel werd veroordeeld, nog bestond. Dit dossier laten we bijgevolg uit de lijst weg; het wordt vervangen door het dossier van een stomatoloog dat op de overgemaakte lijst ontbreekt maar door de evaluatiecommissie wel degelijk werd medegedeeld. Bedoelde stomatoloog werd zes maanden geschorst.

  5. Het dossier van een reumatoloog berust op een misverstand m.b.t. de spreiding van zijn medische activiteiten.

  6. Het dossier van een internist werd door de provinciale raad geseponeerd zonder dat hoger beroep werd ingesteld.

  7. Aan een chirurg (overwegend gynaecologische chirurgie) werd door de provinciale raad een jaar schorsing opgelegd, maar de zaak werd door de Raad van beroep geseponeerd op grond van de overweging dat in dit geval, misbruik van diagnostische en therapeutische vrijheid, niet bewezen was.

  8. De zeven overige dossiers hadden betrekking op huisartsen waarvan vijf geleid hebben tot schorsingen gaande van een dag tot zes maanden.
    De twee resterende dossiers zijn nog in onderzoek.

b. van 5 oktober 1987 tot 18 november 1987, 11 dossiers werden overgemaakt die allemaal betrekking hebben op huisartsen. Slechts in één van deze gevallen werd door de provinciale raad reeds een beslissing genomen (twee maanden schorsing).
Het mag niet verwonderen dat na acht maanden nog geen beslissing werd genomen aangezien het onderzoek van de overgemaakte dossiers een ontzaglijk werk betekent voor de provinciale raden. Het is immers noodzakelijk aan de hand van dossiers van patiënten aan te tonen dat het ongewoon profiel voortvloeit uit een misbruik van diagnostische en therapeutische vrijheid.

***

De vraag kan worden gesteld of de provinciale raden dit reusachtige en, naar de collegae toe, zeer vervelende werk, zonder enige vergoeding nog zullen wensen en/of willen verder zetten als het aantal dossiers nog in aantal mocht toenemen. Dit wat de analyse betreft van de 32 dossiers die tussen 21 februari 1983 en 18 november 1987 werden overgemaakt.

Als evaluatie is de Nationale Raad van oordeel dat deze enorme inspanningen tot een zeer pover resultaat hebben geleid, waarvan de weerslag op de wijze van zorgverlening door de artsen als minimaal moet worden beschouwd. Het is overigens zeer de vraag of de publicatie van deze analyse geen averechts effect zou sorteren.

De Nationale Raad is dan ook van mening dat, indien de werkwijze m.b.t. de evaluatie van de medische profielen niet aan een grondige herziening wordt onderworpen, een groot vraagteken moet worden gezet achter deze zeer veel geld en tijd rovende bezigheid.

Profiel (van de medische activiteiten) van de arts01/01/1979 Documentcode: a027021
Aktiviteitenprofiel van de arts

Het RIZIV heeft beschikkingen getroffen met het oog op een «aktiviteitenprofiel van de arts».

Via een statistische analyse van de gegevens per zorgenverstrekker hoopt het RIZIV de misbruiken van diagnostische en therapeutische vrijheid op te sporen en verduisteringen in verband met medische getuigschriften aan het licht te brengen.

De Nationale raad heeft de door het RIZIV genomen beschikkingen nader onderzocht en naar aanleiding daarvan gemeend aan de Minister van Sociale Voorzorg een schrijven te moeten richten om te herinneren aan de wettelijke prerogatieven van de Orde der Geneesheren.

«Mijnheer de Minister,

Betreft: aktiviteiten profiel per arts

Ik heb de eer U te laten weten dat de Nationale raad kennis genomen heeft van het verslag van het Beheerscomité van het Rijksinstituut voor ziekte‑ en invaliditeitsverzekering van 9 april 1979 betreffende de statistische analyse van de gegevens per zorgenverstrekker.

De Raad is van oordeel dat deze statistische gegevens de provinciale raden kunnen helpen bij het beteugelen van misbruiken van therapeutische vrijheid wanneer de gevallen van overconsumptie die uit deze analyse zullen blijken, regelmatig aan de provinciale raden worden medegedeeld.

De Raad wenst te onderstepen dat krachtens de wet, en meer bepaald volgens artikel 11 van het Koninklijk Besluit nr 78 van 10 november 1968 en artikel 35 van de wet van 9 augustus 1963, enkel de provinciale raden van de Orde bevoegd zijn om de misbruiken van therapeutische vrijheid te beteugelen en dat zij de enige zijn om dit te kunnen doen zonder het medische beroepsgeheim te schenden.

Met onze blijken van oprechte hoogachting,
de Voorzitter»