Medische profielen
De heer Ph. Busquin, Minister van Sociale Zaken, verzoekt het Beheerscomité van het RIZIV om voorlegging van een rapport met het oog op de evaluatie van de medische profielen.
Naar aanleiding van bedoeld verzoek en aangezien de dossiers in kwestie regelmatig aan de raden van de Orde der geneesheren worden overgemaakt die bovendien ook op hun verzoek de profielen krijgen toegestuurd, vraagt de Directeur‑generaal van de Dienst voor geneeskundige verzorging het advies van de Nationale Raad in deze materie, advies dat in het rapport voor de Minister zal worden ingelast.
Na een uitgebreide beraadslaging en gelet op de complexiteit en de omvang van deze taak en de kosten van het dossieronderzoek, vraagt de Nationale Raad zich af of de resultaten wel opwegen tegen de kosten die de huidige methode meebrengt in de strijd tegen de misbruiken van de diagnostische en therapeutische vrijheid.
Advies van de Nationale Raad:
Na analyse van de door U verstrekte gegevens en deze waarover de Nationale Raad in dat verband beschikt, wordt het hiernavolgend advies uitgebracht.
De Nationale Raad stelt vast dat:
a. van 21 februari 1983 tot 26 februari 1987, 21 dossiers door de evaluatiecommissie aan de provinciale raden werden overgemaakt.
Zeven van bedoelde dossiers hadden betrekking op zes radiologen en één anesthesist. In vier gevallen werd door de voorzitter van de Nationale Raad samen met een ondervoorzitter, hoger beroep ingesteld. In zeven gevallen bleek dat op het ogenblik van de uiteindelijke behandeling, de verstrekkers in kwestie hun dienst zodanig hadden uitgebreid, dat het aantal prestaties per verstrekker duidelijk was gedaald. De zeven gevallen werden uiteindelijk geseponeerd. Het onderzoek van deze profielen leidde tot meer dan een verdubbeling van het aantal verstrekkers in die diensten met mogelijk wel een verbetering van de kwaliteit van het verrichte werk maar zonder gunstige weerslag op het budget van de ziekteverzekering.
Van de 21 dossiers haddden er slechts twee betrekking op specialisten in de klinische biologie. Eén van hen had reeds voor dezelfde feiten een schorsing van twee jaar opgelopen, zodat het overgemaakte dossier niet opnieuw kon worden behandeld gelet op het principe "non bis est idem".
Hetzelfde gebeurde met het dossier van een gynaecoloog, die voor de vermelde overconsumptie reeds een jaar schorsing kreeg opgelegd.
Het dossier van een internist werd op verzoek van de Provinciale raad van Luxemburg overgemaakt om na te gaan of de overconsumptie die zich jaren voordien had voorgedaan en waarvoor de arts correctioneel werd veroordeeld, nog bestond. Dit dossier laten we bijgevolg uit de lijst weg; het wordt vervangen door het dossier van een stomatoloog dat op de overgemaakte lijst ontbreekt maar door de evaluatiecommissie wel degelijk werd medegedeeld. Bedoelde stomatoloog werd zes maanden geschorst.
Het dossier van een reumatoloog berust op een misverstand m.b.t. de spreiding van zijn medische activiteiten.
Het dossier van een internist werd door de provinciale raad geseponeerd zonder dat hoger beroep werd ingesteld.
Aan een chirurg (overwegend gynaecologische chirurgie) werd door de provinciale raad een jaar schorsing opgelegd, maar de zaak werd door de Raad van beroep geseponeerd op grond van de overweging dat in dit geval, misbruik van diagnostische en therapeutische vrijheid, niet bewezen was.
De zeven overige dossiers hadden betrekking op huisartsen waarvan vijf geleid hebben tot schorsingen gaande van een dag tot zes maanden.
De twee resterende dossiers zijn nog in onderzoek.
b. van 5 oktober 1987 tot 18 november 1987, 11 dossiers werden overgemaakt die allemaal betrekking hebben op huisartsen. Slechts in één van deze gevallen werd door de provinciale raad reeds een beslissing genomen (twee maanden schorsing).
Het mag niet verwonderen dat na acht maanden nog geen beslissing werd genomen aangezien het onderzoek van de overgemaakte dossiers een ontzaglijk werk betekent voor de provinciale raden. Het is immers noodzakelijk aan de hand van dossiers van patiënten aan te tonen dat het ongewoon profiel voortvloeit uit een misbruik van diagnostische en therapeutische vrijheid.
***
De vraag kan worden gesteld of de provinciale raden dit reusachtige en, naar de collegae toe, zeer vervelende werk, zonder enige vergoeding nog zullen wensen en/of willen verder zetten als het aantal dossiers nog in aantal mocht toenemen. Dit wat de analyse betreft van de 32 dossiers die tussen 21 februari 1983 en 18 november 1987 werden overgemaakt.
Als evaluatie is de Nationale Raad van oordeel dat deze enorme inspanningen tot een zeer pover resultaat hebben geleid, waarvan de weerslag op de wijze van zorgverlening door de artsen als minimaal moet worden beschouwd. Het is overigens zeer de vraag of de publicatie van deze analyse geen averechts effect zou sorteren.
De Nationale Raad is dan ook van mening dat, indien de werkwijze m.b.t. de evaluatie van de medische profielen niet aan een grondige herziening wordt onderworpen, een groot vraagteken moet worden gezet achter deze zeer veel geld en tijd rovende bezigheid.