keyboard_arrow_right
Deontologie

Resultaten

Resultaten

Vorige pagina

3

pagina

Beroepsgeheim15/02/1992 Documentcode: a056008
Provinciale geneeskundige commissies

Een afvaardiging van de Nationale Raad heeft de Voorzitters van de Provinciale geneeskundige commissies ontvangen teneinde twee problemen met betrekking tot het beroepsgeheim te bespreken.

1. Artikel 36 van het Koninklijk Besluit nr. 78 betreffende de uitoefening van de geneeskunst (1967) kent de geneeskundige commissies de taak toe het visum in te trekken of zijn behoud afhankelijk te maken van de aanvaarding, door de betrokkene, van de opgelegde beperkingen, wanneer, op advies van geneesheren deskundigen aangeduid door de Nationale Raad van de Orde der geneesheren, vastgesteld wordt dat hij niet meer voldoet aan de vereiste fysieke of psychische geschiktheden om, zonder risico's, de uitoefening van zijn beroep voort te zetten.
Wanneer een provinciale raad verneemt dat een geneesheer mogelijkerwijze niet meer voldoet aan de vereiste fysieke of psychische geschiktheden om zijn beroep zonder risico's voort te zetten of wanneer een provinciale raad een klacht betreffende een concreet geval ontvangt, moet hij de betrokken geneesheer voor de Provinciale geneeskundige commissie brengen. De leden van de provinciale raad zijn echter door het beroepsgeheim gebonden in alle zaken waarvan zij kennis nemen tijdens de uitoefening van hun beroep. Welke inlichtingen mag de provinciale raad in deze omstandigheden mededelen aan de Provinciale geneeskundige commissie wanneer hij een geneesheer voor deze commissie brengt ?

2. Het tweede probleem had betrekking op de eerbiediging van het beroepsgeheim in toxicomaniegevallen en de uitwisseling van informatie dienaangaande tussen de provinciale raden van de Orde en de Provinciale geneeskundige commissies.

Na afloop van deze vergadering heeft de Nationale Raad de bestudering van deze twee problemen toevertrouwd aan een Commissie. Deze brengt verslag uit bij de Nationale Raad en legt hem een ontwerp‑brief aan de Voorzitters van de Provinciale geneeskundige commissies voor.
Na een gedachtenwisseling en enkele wijzigingen wordt de tekst van de Commissie goedgekeurd.

Brief van de Nationale Raad:

Zoals U wel bekend zijn de Voorzitters van de Provinciale geneeskundige commissies samengekomen met een vertegenwoordiging van de Nationale Raad teneinde het probleem te bespreken omtrent het beroepsgeheim betreffende klachten die bij een Provinciale Raad van de Orde worden neergelegd in verband met mogelijke fysieke of psychische ongeschiktheid van artsen.

De Provinciale geneeskundige commissie heeft namelijk de wettelijke bevoegdheid te waken over de fysieke en/of psychische geschiktheid van artsen om zonder risico's hun beroep uit te oefenen.

Krachtens Art. 30 van het K.B. nr. 79 betreffende de Orde der geneesheren zijn de leden van de Provinciale Raad door het beroepsgeheim gebonden in alle zaken waarvan zij kennis hebben gekregen bij of ter gelegenheid van de uitoefening van hun ambt. Wanneer de Provinciale Raad van de Orde bij vermoeden van ongeschiktheid dit ambtshalve dient mede te delen aan de Provinciale geneeskundige commissie voor verder gevolg, kan de Provinciale Raad bijgevolg geen enkel gegeven verstrekken uit het dossier.
Dit brengt echter met zich dat de Provinciale geneeskundige commissie op deze manier over weinig of geen gegevens beschikt om met goed gevolg het eigen onderzoek te voeren.

Daarom stelt de Nationale Raad voor dat de Provinciale Raad bij dergelijke klachten geen eigen onderzoek zou instellen, doch de klacht onmiddellijk aan de Provinciale geneeskundige commissie zou overmaken, dit zo mogelijk met het akkoord van de klager.

Mocht op deontologische gronden toch reeds een onderzoek gestart zijn, dan zou de Provinciale Raad van de Orde relevante gegevens uit zijn dossier aan de geneeskundige commissie kunnen overmaken, doch alleen in die uitzonderlijke omstandigheden waarin het algemeen belang duidelijk zou overwegen op het beroepsgeheim. Is dit niet het geval dan dient de Provinciale Raad zich te beperken tot een verzoek om geschiktheidsonderzoek.

Een tweede probleem werd tijdens bovenvermelde samenkomst aangesneden, namelijk dit betreffende de eerbiediging van het beroepsgeheim aangaande drugverslaafden.

De Nationale Raad bevestigt dat het medisch geheim evengoed tegenover deze patiënten als tegenover andere zieken dient geëerbiedigd te blijven.

Er dient echter op gewezen te worden dat, binnen de huidige stand van de wetenschap, de behandeling van drugverslaafden met substitutieprodukten niet meer door een alleenstaand arts mag worden aangepakt, ongeacht zijn kwalificatie. Hierbij dient onder een alleenstaand arts verstaan te worden: een geneesheer die niet beschikt over de hulp van een psychosociaal team noch een beroep kan doen op de raadgevingen van ter zake bevoegde confraters.

De ambulante en/of langdurige verstrekking van morfinomimetica of van stoffen die verslavend werken, is therapeutisch niet te verantwoorden. Indien de behandelend arts oordeelt dat het om een uitzonderlijk geval gaat, dient hij een gemotiveerd verslag voor te leggen aan de bevoegde Provinciale Raad van de Orde.

Aangezien de arts, gebonden door het medisch geheim, zijn patiënt niet kenbaar mag maken aan de geneeskundige commissie, dient hij de patiënt ervan te overtuigen zichzelf alsmede zijn behandeling te melden aan deze geneeskundige commissie. Dit kan hij doen bij middel van een formulier zoals in bijlage voorzien. De arts dient hieraan een gemotiveerd verslag van de behandeling toe te voegen.

Indien de patiënt weigert deze stap te zetten, dient de arts af te zien van verdere verslavingsbehandeling.

De Nationale Raad acht het opportuun dat u langs de daartoe geëigende kanalen deze richtlijnen ter kennis zoudt brengen van alle artsen die onder uw bevoegdheid ressorteren.

Bijlage:

NAAM en Voornaam: De Heer Voorzitter van de
Provinciale Geneeskundige
Commissie van..........

Gewone verblijfplaats:
gemeente, straat, nummer)
Geboorteplaats en ‑datum:

Datum

Geachte Voorzitter,

Hij die tekent,..............................,

(naam, voornaam)
verklaart de behandeling van zijn verslaving

met substitutieprodukten toe te vertrouwen

aan Dokter................................

wonende te...........................................

en de substitutieprodukten uitsluitend te laten afleveren

door apotheker..........

wonende te.............................

Handtekening

Formulier in viervoud in te vullen:
1. Provinciale Geneeskundige Commissie.
2. Provinciale Raad van de Orde der Geneesheren.
3. Patiënt.
4. Behandelend arts.

Beroepsgeheim24/03/1990 Documentcode: a048020
Toxicomanie - Provinciale geneeskundige commissie - Beroepsgeheim

Toxicomanie ‑ Provinciale geneeskundige commissie
Beroepsgeheim

De Nationale Raad, die hierom verzocht werd door een Provinciale Raad, heeft in zijn zittingen van januari en februari de discussie op gang gebracht in verband met een omzendbrief van een Provinciale geneeskundige commissie.

Laatste spoorde de geneesheren die regelmatig aan een patiënt verdovende of psychotropische middelen voorschrijven aan, om de Provinciale geneeskundige commissie schriftelijk de namen en de adressen te doen geworden van de begunstigden van deze voorschriften (zie hierboven pag. 21).

De Provinciale Raad van de Orde meent dat het beroepsgeheim geschonden dreigt te worden.
De leden van de Raad hebben kennis genomen van de wetsteksten, van de voorgaande adviezen van de Provinciale Raden van de Orde en van de Nationale Raad, alsmede van de studie die een raadsheer aan het probleem gewijd heeft.

De discussie binnen de Raad heeft vooral betrekking op de eerbiediging van het beroepsgeheim en op de gevaren voor een alleenstaande arts die de behandeling van een toxicomaan op zich neemt.

Advies van de Nationale Raad:

De Nationale Raad heeft in zijn vergaderingen van 20 januari, 17 februari en 24 maart 1990 kennis genomen van uw brief van 29 november 1989 met betrekking tot de eventuele schending van het beroepsgeheim door de omzendbrief van de Provinciale geneeskundige commissie van september 1989.

De Nationale Raad kan zich aansluiten bij uw mening dat het voorstel aan alle geneesheren van West‑Vlaanderen om de identificatie mee te delen van de personen aan wie ze verdovende of psychotropische geneesmiddelen voorschrijven, niet strookt met de deontologie inzake het beroepsgeheim.

De Nationale Raad acht het nuttig te verwijzen naar de circulaire van de Provinciale Raad van Henegouwen welke hij op 18 oktober 1986 heeft goedgekeurd, alsook naar zijn advies van 16 januari 1988 over toxicomanie.

Beroepsgeheim17/02/1990 Documentcode: a048009
Toxicomanie - Provinciale geneeskundige commissie - Beroepsgeheim

Toxicomanie ‑ Provinciale geneeskundige commissie
Beroepsgeheim

Tijdens de vergadering van januari (zie hierboven, p.16), is de Nationale Raad, nadat hij door een Provinciale Raad van de Orde verzocht werd zijn advies uit te brengen over een omzendbrief van de Provinciale geneeskundige commissie, begonnen met de bestudering van deze omzendbrief. Hierin werden de geneesheren die regelmatig verdovende middelen of psychotropische geneesmiddelen voorschrijven aan een patiënt, verzocht diens naam mede te delen aan de Provinciale geneeskundige commissie.

Bovendien wint de Voorzitter van een Provinciale geneeskundige commissie het advies in van de Nationale Raad aangaande het volgende feit: een geneesheer geeft aan zijn Provinciale Raad de verslaving aan die hij vastgesteld heeft bij een confrater ter gelegenheid van een medisch onderzoek. De Raad van de Orde maakt vervolgens de naam van deze confrater bekend aan de Provinciale geneeskundige commissie.

Er ontstaat een lange discussie waarin het beroepsgeheim, het belang van de verslaafde, het algemeen belang, de geschiktheid van een verslaafde geneesheer om de geneeskunst te blijven uitoefenen, de vrijheid om verslaafd te zijn, de behandeling van een verslaafde, de toevallige ontdekking van verslaving bij een patiënt, enz., met elkaar geconfronteerd worden.

De Studiedienst zal een nota voorleggen over dit onderwerp. Verder zullen bij de volgende vergadering ontwerp‑antwoorden op de twee gestelde vragen, ingediend worden.

Provinciale Geneeskundige Commissie20/01/1990 Documentcode: a048002
Provinciale geneeskundige commissie

Tijdens de vergadering van december kon de Nationale Raad, die hierom verzocht werd door een Provinciale geneeskundige commissie, geen college van deskundigen aanstellen, belast met het onderzoek van de psychische en fysische geschiktheid van een geneesheer om de uitoefening van zijn beroep voort te zetten, aangezien verschillende leden die vroeger reeds tussengekomen waren in de bedoelde zaak zich onbevoegd verklaarden.
De anders samengestelde Raad duidt het gewenste college van deskundigen aan.

Op verzoek van de voorzitter van deze Provinciale geneeskundige commissie bestudeert de Nationale Raad tevens de te volgen procedure wanneer de betrokken praktizerende arts niet antwoordt op de uitnodigingen van de verschillende deskundigen die gelast zijn hem te onderzoeken.
Op dit ogenblik is er geen enkele procedure voorzien voor het geval dat de betrokken persoon verstek laat gaan.

De Nationale Raad is van oordeel dat weigeren van te verschijnen kan beschouwd worden als een deontologische fout.

Advies van de Nationale Raad:

Naar aanleiding van uw brief van 29 november 1989 met betrekking tot de procedure die gevolgd dient te worden wanneer een praktizerend geneesheer niet antwoordt op de uitnodigingen van de verschillende deskundigen, heb ik de eer U het advies te doen geworden van de Nationale Raad. Deze is van oordeel dat weigeren van te verschijnen voor een college van deskundigen, een deontologische fout uitmaakt die de Provinciale Raad zal beoordelen.

Provinciale Geneeskundige Commissie27/02/1988 Documentcode: a040015
report_problem Dit advies is vervallen ten gevolge van de opheffing van de wetten van 18 juni 1850 en 28 december 1873 op de behandeling van de krankzinnigen. Deze wetten werden vervangen door de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke.
Provinciale geneeskundige commissie : procedure mbt intrekken van visum

Provinciale geneeskundige commissie: procedure m.b.t. intrekken van visum

De Provinciale geneeskundige commissie (KB nr 78, art. 37, §1, 2°) heeft tot taak, in het bijzonder:
a/ de echtheid na te gaan van en het visum te hechten aan de titels van de beoefenaars van de geneeskunde en van de artsenijbereidkunde, van de veeartsen, van de beoefenaars van de verpleegkunde en van de beoefenaars van de paramedische beroepen;
b/ het visum in te trekken of zijn behoud afhankelijk te maken van de aanvaarding, door de betrokkene, van de opgelegde beperkingen, wanneer, op advies van geneesheren deskundigen aangeduid door de Nationale Raad van de Orde der geneesheren of door de Nationale Raad van de Orde waaronder hij ressorteert, vastgesteld wordt dat een beoefenaar bedoeld bij de artikelen 2, 3 of 4, (...) niet meer voldoet aan de vereiste fysieke of psychische geschiktheden om, zonder risico's, de uitoefening van zijn beroep voort te zetten.

De Nationale Raad wordt er door een provinciale raad attent op gemaakt dat, ten gevolge van de procedure voor de Provinciale geneeskundige commissie, de raden niet zelden worden geconfronteerd met de risico's die worden gelopen door patiënten van geneesheren die niet langer voldoen aan de gestelde eisen en normen om hun beroep zonder gevaar verder uit te oefenen. Voorts wordt nog gewezen op de trage procedure en de schorsende werking van het hoger beroep, waardoor heel wat tijd verloopt tussen het ogenblik waarop het risico aan het licht komt en het ogenblik waarop de beslissing definitief wordt. Zou het niet mogelijk zijn aldus de provinciale raad, om in zeer evidente gevallen, een snellere en algemeengeldende procedure te voorzien met inachtneming van het recht op verhaal van de betrokkenen ?

Nadat deze aangelegenheid grondig wordt besproken en onderzocht, brengt de Nationale Raad onderstaand advies uit:

De Nationale Raad is de mening toegedaan dat wanneer een arts ten gevolge van zijn geestestoestand, een reëel gevaar betekent voor zichzelf of voor anderen, de wetten van 18 juni 1850 en 28 december 1873 op de behandeling van de krankzinnigen moeten worden toegepast. In dergelijke gevallen behoort het de Voorzitter van de Provinciale geneeskundige commissie om zijn verantwoordelijkheid op te nemen en het voor de collocatie vereiste getuigschrift op te stellen conform artikel 8 van hogergeciteerde wet.

Krachtens artikel 7 van de wet, moet bedoeld getuigschrift worden overgemaakt aan de bevoegde plaatselijke overheid.

Orde der artsen (Organisatie en werking van de-)16/03/1985 Documentcode: a033030
Medisch kadaster

Een wetsontwerp tot wijziging en aanvulling van de beschikkingen van artikel 37 van het koninklijk besluit nr 78 van 10 november 1967 betreffende de Geneeskunst heeft tot doel alle in ons land praktizerende geneesheren te verplichten aan de provinciale geneeskundige commissies een reeks bij koninklijk besluit vastgelegde gegevens te verstrekken.

Wettelijk zou worden bepaald dat ingeval de betrokken beoefenaars de gevraagde gegevens op een onjuiste of onvolledige manier ter registratie zouden mededelen, het visum door de bevoegde provinciale geneeskundige commissie kan worden ingetrokken.

In zijn vergadering van 16 maart 1985 heeft de Nationale Raad dat wetsontwerp grondig onderzocht en volgend schrijven gericht aan de Voorzitter van de Hoge Raad van Geneesheren specialisten en huisartsen :

De Nationale Raad heeft in zijn vergadering van 16 maart 1985, kennis genomen van een schrijven vanwege Minister DEHAENE van 4 februari 1985 aangaande de tekst van een wetsontwerp tot wijziging en aanvulling van de beschikkingen van artikel 37 van het koninklijk besluit nr 78 van 10 november 1967 betreffende de Geneeskunst.

Het is de bedoeling op die manier de in ons land praktizerende artsen te verplichten aan de provinciale geneeskundige commissies gegevens te verstrekken met het oog op een kadaster van de geneeskundige praktijk in België.

Wettelijk zou worden bepaald dat ingeval de betrokken beoefenaars de gevraagde gegevens op een onjuiste of onvolledige wijze ter registratie zouden mededelen, het visum door de bevoegde provinciale geneeskundige commissie kan worden ingetrokken.

Volgens de Raad is dit laatste een vexatoire maatregel en een buitengewoon ernstige sanctie aangezien dit neerkomt op een verbod tot verdere uitoefening van het medisch beroep.

De Nationale Raad is van mening dat het door Minister DEHAENE nagestreefde doel eveneens buiten de parlementaire weg kan worden bereikt door gebruik te maken van de beschikkingen van artikel 6.1 van het KB nr 79 en artikel 20 van het KB van 6 februari 1970.
In bedoelde artikelen wordt bepaald dat de provinciale raden van de Orde de lijst opmaken van de artsen die gemachtigd zijn de geneeskunde uit te oefenen, deze lijst bijhouden en de bevoegde overheden waaronder de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort en de provinciale geneeskundige commissies, regelmatig daarvan in kennis stellen.

Sinds verscheidene jaren worden door een aantal provinciale raden aan de op hun lijst ingeschreven artsen regelmatig en bij herhaling vragenlijsten gestuurd in de lijn van de bij het ministerieel schrijven gevoegde type‑vragenlijst.

Het zou de Minister bijgevolg volstaan deze opdracht formeel aan de Raden van de Orde toe te vertrouwen. Desnoods zou artikel 20 van het KB van 6 februari 1970 door een nieuw koninklijk besluit kunnen worden aangevuld waarin wordt gepreciseerd dat, naast de lijst van de Orde, de provinciale raden tegelijk een kadaster over de beroepsuitoefening moeten bijhouden met nadere omschrijving van de gegevens.

Naast het voordeel dat aldus een parlementaire tussenkomst overbodig is, biedt ons voorstel de mogelijkheid om de eventuele sancties aan te passen, om het beroepsgeheim waarvan sprake op pagina 2 van het ministerieel schrijven van 4 februari 1985 te waarborgen en om aan geneesheren die erom vragen, op een soepele manier informatie te verstrekken over de vestigingsmogelijkheden.

De bevoegdheid van de provinciale raden inzake overdreven spreiding van medische activiteiten over verschillende kabinetten, werd bij arrest van het Hof van cassatie erkend.

De Raden van de Orde leggen derhalve aan de geneesheren verplichtingen op i.v.m. de continuïteit van de verzorging en de concentratie van hun activiteiten.

Een kadaster over de medische beroepsuitoefening zou de provinciale raden daarbij van groot nut zijn.

Vorige pagina

3

pagina