Resultaten
Resultaten
Dossiers in de computer
De Nationale Raad werd hieromtrent door twee provinciale raden om advies verzocht.
1. In de eerste brief wordt gewag gemaakt van de vragen voorgelegd door een arts in verband met de automatische verwerking van zijn medische dossiers:
- bescherming van het medisch beroepsgeheim
- gemakkelijke uitwissing van bestanden
- inbeslagneming van dossiers door het gerecht; de inbeslagneming van een computerschijf betekent dat gelijktijdig een reeks andere dossiers worden aangeslagen en houdt een gevaar in voor het medisch beroepsgeheim.
2. Het tweede verzoek om advies betreft de houding van de afgevaardigde van de Raad van de Orde bij de inbeslagneming van een "hard disk" waarop meerdere dossiers zijn opgeslagen.
Antwoord op de eerste vraag:
De Nationale Raad is van oordeel dat de geneesheer altijd verantwoordelijk is voor het medisch dossier ongeacht de manier waarop het wordt samengesteld.
Antwoord op de tweede vraag:
De Nationale Raad is van oordeel dat de regels die tot op heden werden uitgewerkt, van toepassing blijven op de automatisch verwerkte dossiers.
De vertegenwoordiger van de Raad van de Orde moet erop letten dat bij de print‑out van de gegevens, de onderzoeksrechter de principes inzake het beroepsgeheim eerbiedigt. Indien z.i. bedoelde principes niet worden nageleefd, is het zijn taak daarop te wijzen (1).
(1) Praktische nota van de Nationale Raad aangaande de huiszoekingen in medische kabinetten, klinieken en hospitalen (cf. circulaire van de Nationale Raad van 8 maart 1975):
"ln principe mag de rechter alles in beslag nemen wat hem nuttig schijnt. "De taak van het lid van de raad der Orde zal erin bestaan te waken over de beveiliging van het medisch beroepsgeheim betreffende personen die met de overtreding niets te maken hebben; zo moet hij zich bv. verzetten tegen de inbeslagneming van een hele fichesdoos, maar hij moet wèl toelaten dat de door de rechter aangeduide fiches er worden uitgenomen.
"Alle andere bewijsstukken mogen eveneens in beslag worden genomen, bv. materiaal dat voor een illegale interventie werd aangewend".
Medische registratie
De Nationale Raad ontving een verzoek om advies vanwege een Provinciale Raad in verband met de nationale «medische registratie» van zieken door tussenkomst van ziekenhuizen en klinieken.
In zijn vergadering van 10 januari 1981, formuleerde de Nationale Raad volgend antwoord:
Naar aanleiding van Uw brief houdende de vraag of «medische registratie» verenigbaar is met het beroepsgeheim, heb ik de eer U ingesloten een fotocopie te doen geworden van de suggesties die de Provinciale Raad van Antwerpen daaromtrent heeft gedaan en die door de Nationale Raad eerder werden goedgekeurd. (*)
Wat betreft de beperking van de vrijheid in de keuze van behandeling en de keuze van diagnostische middelen, is de Nationale Raad de mening toegedaan dat de «medische registratie» eventueel tot een beperking van voormelde vrijheid kan leiden. Deze vrijheid wordt door artikelen 11 van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 en 36 van de Code van geneeskundige Plichtenleer gevrijwaard. (**)
(*) In zijn schrijven van 17 april 1978 keurde de Nationale Raad het door de Provinciale Raad van Antwerpen hieronder gegeven antwoord goed:
- Het is een geneesheer wel toegelaten, met het oog op een registratie of statistiek e.d.m., bepaalde gegevens uit medische dossiers, waarvoor hij verantwoordelijk is, aan derden mee te delen, doch slechts voor zover hij het beroepsgeheim niet schendt; en bijgevolg zeker zonder vermelding van de naam of enig ander gegeven wat zou kunnen leiden tot identificatie van de patiënt. In deze zin kan het bijgevoegde formulier in zijn huidige vorm niet worden geaccepteerd (naam en voornaam, geboortedatum, ...).
- Het medisch geheim is van openbare orde, en de uitzonderingen hierop zijn door de wetgever expliciet aangeduid (cfr. eveneens art. 58 van de Code). Deze openbare orde is uiteraard niet afhankelijk van een particuliere toestemming, beslissing of garantie, ook niet vanwege de patiënt. Bijgevolg voldoet een administratieve waarborg vanwege o.a. een kliniekdirectie, niet.
(**) Art. 11 van het KB nr. 78 van 10 november 1967:
Aan de beoefenaars bedoeld bij de artikelen 2, 3 en 4 mogen geen reglementaire beperkingen worden opgelegd bij de keuze van de middelen die aangewend moeten worden, hetzij voor het stellen van de diagnose, hetzij voor het instellen en uitvoeren van de behandeling, hetzij voor het uitvoeren van magistrale bereidingen.
De misbruiken van de vrijheid waarvan zij in dit drievoudig opzicht genieten, worden beteugeld door de raden van de Orde waarvan zij afhangen.
Art. 36 van de Code van geneeskundige Plichtenleer
De geneesheer beschikt over de diagnostische en therapeutische vrijheid. Hij zal vermijden onnodig dure onderzoekingen en behandelingen voor te schrijven of overbodige verstrekkingen te verrichten.