keyboard_arrow_right
Deontologie

Resultaten

Resultaten

Vorige pagina

4

pagina

Beroepsgeheim20/04/1985 Documentcode: a033031
Beroepsgeheim en medische registratie

Een provinciale raad van de Orde der geneesheren verzoekt de Nationale Raad om advies in verband met het medisch beroepsgeheim en de medische registratie.

In zijn vergadering van 20 april 1985 heeft de Nationale Raad als volgt geantwoord:

De Nationale Raad heeft Uw schrijven van 18 januari 1985 in goede orde ontvangen. Na beraadslaging op zijn vergadering van 20 april II., heeft de Raad gemeend als volgt op de door U gestelde vragen te kunnen antwoorden:

Vraag A: Welke gegevens mogen in de medische registratie in ziekenhuizen worden vermeld ?

Alle gegevens vermeld in de medische registratie zijn elementen vereist voor de medische verzorging van de patiënt. Bedoelde gegevens mogen worden medegedeeld voor zover gewaarborgd wordt dat zij binnen het ziekenhuis blijven.

Vraag B: Onder wiens verantwoordelijkheid dient die registratie te staan ?

Verantwoordelijkheid voor de registratie betekent o.i. de verantwoordelijkheid enerzijds, voor de aard van de opgeslagen gegevens en, anderzijds, voor de mededeling ervan. De hoofdgeneesheer van het ziekenhuis is verantwoordelijk voor de registratie.

Vraag C: Welke bijzondere voorzorgen dienen te worden genomen ter vrijwaring van het beroepsgeheim ?

Vooreerst dient er te worden aan herinnerd dat het medisch geheim van openbare orde is. Zowel volgens de wet, de constante jurisprudentie van onze hoven en rechtbanken, als volgens de principes van de Code van geneeskundige Plichtenleer van 1975, mogen gegevens aangaande patiënten slechts worden medegedeeld met hun instemming en voor zover zij bestemd zijn voor een andere arts belast met de "vervollediging van de diagnose of de voortzetting van de behandeling" of nog, in het kader van een medisch‑sociaal consult. Zelfs in bovenvermelde omstandigheden moet de mededeling tot de onmisbare gegevens beperkt blijven.

In antwoord op Uw vraag kan bijgevolg worden gesteld dat ter vrijwaring van het medisch beroepsgeheim, de gebruikelijke voorzorgsmaatregelen tot bescherming van de medische gegevens, ten zeerste zijn aangewezen.

Orde der artsen (Organisatie en werking van de-)16/03/1985 Documentcode: a033030
Medisch kadaster

Een wetsontwerp tot wijziging en aanvulling van de beschikkingen van artikel 37 van het koninklijk besluit nr 78 van 10 november 1967 betreffende de Geneeskunst heeft tot doel alle in ons land praktizerende geneesheren te verplichten aan de provinciale geneeskundige commissies een reeks bij koninklijk besluit vastgelegde gegevens te verstrekken.

Wettelijk zou worden bepaald dat ingeval de betrokken beoefenaars de gevraagde gegevens op een onjuiste of onvolledige manier ter registratie zouden mededelen, het visum door de bevoegde provinciale geneeskundige commissie kan worden ingetrokken.

In zijn vergadering van 16 maart 1985 heeft de Nationale Raad dat wetsontwerp grondig onderzocht en volgend schrijven gericht aan de Voorzitter van de Hoge Raad van Geneesheren specialisten en huisartsen :

De Nationale Raad heeft in zijn vergadering van 16 maart 1985, kennis genomen van een schrijven vanwege Minister DEHAENE van 4 februari 1985 aangaande de tekst van een wetsontwerp tot wijziging en aanvulling van de beschikkingen van artikel 37 van het koninklijk besluit nr 78 van 10 november 1967 betreffende de Geneeskunst.

Het is de bedoeling op die manier de in ons land praktizerende artsen te verplichten aan de provinciale geneeskundige commissies gegevens te verstrekken met het oog op een kadaster van de geneeskundige praktijk in België.

Wettelijk zou worden bepaald dat ingeval de betrokken beoefenaars de gevraagde gegevens op een onjuiste of onvolledige wijze ter registratie zouden mededelen, het visum door de bevoegde provinciale geneeskundige commissie kan worden ingetrokken.

Volgens de Raad is dit laatste een vexatoire maatregel en een buitengewoon ernstige sanctie aangezien dit neerkomt op een verbod tot verdere uitoefening van het medisch beroep.

De Nationale Raad is van mening dat het door Minister DEHAENE nagestreefde doel eveneens buiten de parlementaire weg kan worden bereikt door gebruik te maken van de beschikkingen van artikel 6.1 van het KB nr 79 en artikel 20 van het KB van 6 februari 1970.
In bedoelde artikelen wordt bepaald dat de provinciale raden van de Orde de lijst opmaken van de artsen die gemachtigd zijn de geneeskunde uit te oefenen, deze lijst bijhouden en de bevoegde overheden waaronder de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort en de provinciale geneeskundige commissies, regelmatig daarvan in kennis stellen.

Sinds verscheidene jaren worden door een aantal provinciale raden aan de op hun lijst ingeschreven artsen regelmatig en bij herhaling vragenlijsten gestuurd in de lijn van de bij het ministerieel schrijven gevoegde type‑vragenlijst.

Het zou de Minister bijgevolg volstaan deze opdracht formeel aan de Raden van de Orde toe te vertrouwen. Desnoods zou artikel 20 van het KB van 6 februari 1970 door een nieuw koninklijk besluit kunnen worden aangevuld waarin wordt gepreciseerd dat, naast de lijst van de Orde, de provinciale raden tegelijk een kadaster over de beroepsuitoefening moeten bijhouden met nadere omschrijving van de gegevens.

Naast het voordeel dat aldus een parlementaire tussenkomst overbodig is, biedt ons voorstel de mogelijkheid om de eventuele sancties aan te passen, om het beroepsgeheim waarvan sprake op pagina 2 van het ministerieel schrijven van 4 februari 1985 te waarborgen en om aan geneesheren die erom vragen, op een soepele manier informatie te verstrekken over de vestigingsmogelijkheden.

De bevoegdheid van de provinciale raden inzake overdreven spreiding van medische activiteiten over verschillende kabinetten, werd bij arrest van het Hof van cassatie erkend.

De Raden van de Orde leggen derhalve aan de geneesheren verplichtingen op i.v.m. de continuïteit van de verzorging en de concentratie van hun activiteiten.

Een kadaster over de medische beroepsuitoefening zou de provinciale raden daarbij van groot nut zijn.

Beroepsgeheim16/06/1984 Documentcode: a033005
Systeem voor inzamelen en verwerken van informatie omtrent de medische activiteiten

Systeem voor inzamelen en verwerken van informatie omtrent de medische activiteiten

-In zijn vergadering van 19 mei 1984 nam de Nationale Raad kennis van moeilijkheden die rijzen naar aanleiding van de "Onderrichtingen om te komen tot een systeem voor het inzamelen en verwerken van informatie omtrent de medische activiteiten" zoals door de Minister van Sociale Zaken aan het Beheerscomité van het RIZIV voorgesteld.

-De Nationale Raad gaf onmiddellijk aan de Minister zijn ongerustheid te kennen in verband met de problemen die bij toepassing van bedoeld systeem zullen rijzen inzake de bescherming van het privé leven en de vrijwaring van het medisch beroepsgeheim (ctr. Officieel Tijdschrift nr 32 - p. 50).

-Een commissie werd belast met een nader onderzoek van bedoeld ontwerp.

In zijn vergadering van 16 juni 1984 onderzocht de Nationale Raad het rapport zoals voorgelegd door de commissie en verleende, na beraadslaging, volgend advies aan de heer DEHAENE, Minister van Sociale Zaken:

De Nationale Raad meent vier opmerkingen te moeten formuleren in verband met het project tot registratie van het profiel van de gehospitaliseerde patiënten in een centrale databank.

  1. Verstrekken van gegevens over de patiënten door een arts die gebonden is door het beroepsgeheim.

    Het project veronderstelt het verstrekken van gegevens door de ziekenhuisgeneesheren aangaande in het ziekenhuis opgenomen patiënten en dat in overtreding van de bepalingen van artikel 458 van het Strafwetboek.
    Het beroepsgeheim van de arts is van openbare orde.

    Zowel volgens de wet, de constante jurisprudentie van onze hoven en rechtbanken als volgens de principes van de Code van geneeskundige Plichtenleer van 1975, worden gegevens betreffende zieken slechts verstrekt met de goedkeuring van deze laatsten en voor zover de gegevens bestemd zijn voor een andere arts belast met de voortzetting van de diagnosestelling of de behandeling, of in het kader van een medisch-sociaal consult.
    Zelfs in genoemde omstandigheden blijft de mededeling strikt beperkt tot de onmisbare gegevens.

    Het mededelen van het profiel van de patiënt zoals voorgesteld onder 1.4. van Uw brief, is in strijd met artikel 458 van het Strafwetboek.

  2. Opmaken van medische statistieken.

    De Nationale Raad die reeds herhaaldelijk door organismen werd geraadpleegd in verband met medische statistieken, heeft altijd gunstig gereageerd op het principe van een verder doorgedreven medisch-wetenschappelijke kennis en de bevordering van een betere zorgenverlening door middel van adequate statistieken. De Nationale Raad heeft evenwel steeds opnieuw geëist dat de gegevens worden verzameld zonder de anonimiteit van de patiënten in het gedrang te brengen.

    Het goede beheer van de ziekteverzekering kan zonder twijfel op uitstekende wijze worden georganiseerd met inachtneming van de anonimiteit van de verzamelde statistische gegevens.

    De Nationale Raad is uitermate verontrust over het voorstel vervat in punt 1.2. van Uw brief inzake de registratie van het profiel van de patiënt uitgaande van het nationaal identificatienummer van het Rijksregister.
    De anonimiteit van de medische gegevens kan in die omstandigheden niet worden gewaarborgd.

  3. Scheiding van de medische en de administratieve gegevens.

    Om de geest van de wet op het beroepsgeheim te vrijwaren, is het volgens de Nationale Raad nodig dat de medische gegevens die onder het beroepsgeheim vallen zorgvuldig van de administratieve gegevens gescheiden blijven. De controle op de conformiteit tussen deze anonieme gegevens en de realiteit kan, zoals dat overigens nu reeds het geval is, zonder problemen worden toevertrouwd aan artsen die met deze specifieke opdracht zijn belast en op hun beurt door het beroepsgeheim zijn gebonden.

  4. Bescherming van de privacy.

    De Nationale Raad meent dat de bescherming van de privacy een essentieel kenmerk is van onze samenleving en voorrang heeft op elke andere overweging.

    De koppeling van de persoonlijke gegevens van de patiënt die onder het medisch geheim vallen en de louter administratieve gegevens kan een gevaarlijke verwarring teweegbrengen die de bescherming van de privacy in het gedrang brengt.

    Wij zijn ervan overtuigd dat ongeacht alle denkbare garanties, onze medeburgers niet zullen aanvaarden dat de meest intieme gegevens over hun leven in een centraal gecomputeriseerd register worden opgeslagen.

De Nationale Raad is ervan overtuigd dat andere oplossingen kunnen worden gevonden die, naast een beter beheer van de ziekteverzekering, tevens de nodige garanties bieden voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de patiënt, die zich aan zijn arts toevertrouwt.

Beroepsgeheim10/01/1981 Documentcode: a029015
Medische registratie

De Nationale Raad ontving een verzoek om advies vanwege een Provinciale Raad in verband met de nationale «medische registratie» van zieken door tussenkomst van ziekenhuizen en klinieken.

In zijn vergadering van 10 januari 1981, formuleerde de Nationale Raad volgend antwoord:

Naar aanleiding van Uw brief houdende de vraag of «medische registratie» verenigbaar is met het beroepsgeheim, heb ik de eer U ingesloten een fotocopie te doen geworden van de suggesties die de Provinciale Raad van Antwerpen daaromtrent heeft gedaan en die door de Nationale Raad eerder werden goedgekeurd. (*)

Wat betreft de beperking van de vrijheid in de keuze van behandeling en de keuze van diagnostische middelen, is de Nationale Raad de mening toegedaan dat de «medische registratie» eventueel tot een beperking van voormelde vrijheid kan leiden. Deze vrijheid wordt door artikelen 11 van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 en 36 van de Code van geneeskundige Plichtenleer gevrijwaard. (**)

(*) In zijn schrijven van 17 april 1978 keurde de Nationale Raad het door de Provinciale Raad van Antwerpen hieronder gegeven antwoord goed:

  • Het is een geneesheer wel toegelaten, met het oog op een registratie of statistiek e.d.m., bepaalde gegevens uit medische dossiers, waarvoor hij verantwoordelijk is, aan derden mee te delen, doch slechts voor zover hij het beroepsgeheim niet schendt; en bijgevolg zeker zonder vermelding van de naam of enig ander gegeven wat zou kunnen leiden tot identificatie van de patiënt. In deze zin kan het bijgevoegde formulier in zijn huidige vorm niet worden geaccepteerd (naam en voornaam, geboortedatum, ...).
  • Het medisch geheim is van openbare orde, en de uitzonderingen hierop zijn door de wetgever expliciet aangeduid (cfr. eveneens art. 58 van de Code). Deze openbare orde is uiteraard niet afhankelijk van een particuliere toestemming, beslissing of garantie, ook niet vanwege de patiënt. Bijgevolg voldoet een administratieve waarborg vanwege o.a. een kliniekdirectie, niet.

(**) Art. 11 van het KB nr. 78 van 10 november 1967:

Aan de beoefenaars bedoeld bij de artikelen 2, 3 en 4 mogen geen reglementaire beperkingen worden opgelegd bij de keuze van de middelen die aangewend moeten worden, hetzij voor het stellen van de diagnose, hetzij voor het instellen en uitvoeren van de behandeling, hetzij voor het uitvoeren van magistrale bereidingen.
De misbruiken van de vrijheid waarvan zij in dit drievoudig opzicht genieten, worden beteugeld door de raden van de Orde waarvan zij afhangen.

Art. 36 van de Code van geneeskundige Plichtenleer

De geneesheer beschikt over de diagnostische en therapeutische vrijheid. Hij zal vermijden onnodig dure onderzoekingen en behandelingen voor te schrijven of overbodige verstrekkingen te verrichten.

Vorige pagina

4

pagina