keyboard_arrow_right
Deontologie

Resultaten

Resultaten

Beroepsgeheim25/03/2023 Documentcode: a170008
Overleden patiënt - Informatie aan de verzekeringsmaatschappij

De nationale raad van de Orde der artsen wordt om advies verzocht betreffende de medische inlichtingen die de arts van een overleden persoon mag meedelen in het kader van de uitvoering van een verzekeringsovereenkomst.

Artikel 61, 4de lid, van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen stelt: “Mits de verzekeraar aantoont de voorafgaande toestemming van de verzekerde te bezitten, geeft de arts van de verzekerde aan de adviserend arts van de verzekeraar een verklaring af over de doodsoorzaak.”

De interpretatie van de voorwaarden en beperkingen waaraan dit artikel de opheffing van het medisch geheim onderwerpt, zorgt voor discussie. Het gaat er immers om de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van een overledene te verzoenen met de goede uitvoering van de verzekeringsovereenkomst.

Wanneer afgeweken wordt van het medisch geheim dat beschermd wordt door artikel 458 van het Strafwetboek, meent de nationale raad dat het raadzaam is dat de arts zich houdt aan de bewoordingen van dit artikel.

1. Het is aan de verzekeraar om te bewijzen dat de verzekerde er tijdens zijn leven mee ingestemd heeft dat zijn arts een verklaring over de doodsoorzaak mag verstrekken aan de adviserend arts van de verzekering.

De wet bepaalt niet dat de begunstigde van de verzekering het gebrek aan instemming van de verzekerde kan ondervangen.

2. De informatie over de doodsoorzaak moet onder gesloten omslag meegedeeld worden aan de adviserend arts van de verzekeraar en niet rechtstreeks aan deze laatste.

3. De wet schrijft voor dat de informatie meegedeeld wordt door de arts van de overleden patiënt. Deze moet niet met naam aangeduid zijn door de patiënt tijdens zijn leven.

Onverminderd het recht van de nabestaanden om via een beroepsbeoefenaar inzage te hebben in het dossier van een overleden persoon (artikel 9, § 4, van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt) is het onaanvaardbaar dat ze de adviserend arts van de verzekeringsmaatschappij aanstellen om hun onrechtstreekse inzagerecht in het dossier uit te oefenen zodat hij de informatie kan verkrijgen die hij nuttig acht voor de uitvoering van het verzekeringscontract (cfr. advies van 25 november 2006 betreffende de inzage van het medisch dossier van een overledene door de raadgevende arts van een verzekeringsmaatschappij, TNR 115, maart 2007, p. 3; advies van 21 juni 2013 van de Federale commissie ‘Rechten van de patiënt’ over het onrechtstreekse inzagerecht in het dossier van een overleden patiënt).

Indien het overlijden onderzocht wordt in het kader van een gerechtelijke procedure bestaat er geen deontologisch bezwaar dat de arts-gerechtelijk deskundige, op verzoek van de nabestaanden, door de instantie die hem de opdracht gegeven heeft, gelast wordt de doodsoorzaak te preciseren aan de verzekeraar.

4. De opheffing van het geheim slaat op de doodsoorzaak

Verzekeringsmaatschappijen verdedigen met name een functionele interpretatie van artikel 61, 4de lid, van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen. Volgens hen laat het artikel de verzekeraar toe na te gaan of de schade gedekt is door de aangegane verzekering en of de verzekerde zijn contractuele verplichtingen nagekomen is (waaronder de verplichting om, bij het sluiten van het contract, alle omstandigheden aan te geven die door hem gekend zijn en waarvan hij redelijkerwijze moet weten dat ze voor de verzekeraar elementen zijn om het risico te beoordelen).

Om deze reden gebeurt het dat de verzekeringsmaatschappijen inlichtingen inwinnen die niet beperkt zijn tot een verklaring over de doodsoorzaak.

Gelet op de voornoemde bepaling acht de nationale raad het raadzaam dat de arts alleen een verklaring over de doodsoorzaak meedeelt.

De oorzaak van het overlijden (bijvoorbeeld geneesmiddelenintoxicatie) mag niet verward worden met de aard van het overlijden (ongeval, zelfdoding, iatrogeen).

Bij twijfel dient gepreciseerd te worden dat de oorzaak van het overlijden niet bepaald kan worden.

Het is aan de hoven en rechtbanken te oordelen over de wettelijkheid van een clausule volgens welke een verzekerde ermee instemt dat zijn arts na zijn overlijden meer inlichtingen meedeelt dan alleen een verklaring over de oorzaak van zijn overlijden.

Bij geschillen is het aan de rechtbank waarbij de zaak aanhangig gemaakt werd te beslissen om eventueel de arts te horen als getuige of de voorlegging van documenten uit het medisch dossier te gelasten.

Keuze (Vrije artsen-)19/11/2022 Documentcode: a169025
SECOND OPINION – initiatief van een verzekeringsmaatschappij

De nationale raad van de Orde der artsen bestudeerde in zijn vergadering van 19 november 2022 het initiatief “Second Medical Opinion”, een dienst die een verzekeringsmaatschappij wenst aan te bieden in het kader van haar gezondheidsverzekering.

Om dit initiatief te concretiseren, is de verzekeringsmaatschappij zinnens artsen aan te stellen die in een eerste fase het medisch dossier van de patiënt voorbereiden en dit na fysiek of digitaal contact. In een tweede fase kiest de patiënt een specialist die voorkomt op een lijst aangeboden door de ziekenhuizen die bereid zijn mee te werken aan dit initiatief. Deze specialist brengt - doorgaans na fysiek contact met de patiënt - het tweede advies uit.

Op basis van de toestemming van de patiënt en de alzo ontstane therapeutische relatie claimt de verzekeringsmaatschappij in de voorbereidende stukken dat haar aangestelde artsen toegang verkrijgen tot al diens medische gegevens via het eHealth-platform.

De nationale raad onderschrijft het belang van een second opinion, zeker in het geval van complexe en ernstige ziektebeelden.

De nationale raad heeft evenwel enkele deontologische bezwaren bij het voorgestelde initiatief:

  1. De huisarts van de patiënt wordt in dit initiatief niet betrokken, hoewel deze het best geplaatst is om in de eerste fase de patiënt te informeren en de triage te maken van relevante en noodzakelijke medische gegevens die moeten worden aangeleverd. Ook na het uitbrengen van een second opinion is de huisarts de meest aangewezen persoon om de patiënt te begeleiden bij het nemen van een beslissing.
  2. De toegang via het eHealth-platform tot alle medische stukken door artsen aangesteld door de verzekeringsmaatschappij staat haaks op de nota van het Informatieveiligheidscomité die een therapeutische en een zorgrelatie beschrijft.[1] Deze nota stipuleert dat “voor zover een uitwisselingsnetwerk wordt geconcipieerd met als doeleinde de diagnostische, preventieve of zorgverlenende behandeling van de patiënt, dienen de verzekeringsgeneeskunde, de controlegeneeskunde en de gerechtelijke geneeskunde in principe te worden uitgesloten”. Bovendien strookt de toegang tot alle medische stukken via het eHealth-platform niet met de basisbeginselen van de privacyregelgeving, met name de finaliteit en de proportionaliteit. Ook het artikel 38 van de Kwaliteitswet[2] stelt uitdrukkelijk dat, zelfs mits het bestaan van een therapeutische relatie, de toegang zich beperkt tot de gegevens die dienstig en pertinent zijn in het kader van het verstrekken van gezondheidszorg.

Om hoger vernoemde redenen, verzoekt de nationale raad de verzekeringsmaatschappij hun toekomstig product in die zin bij te sturen alvorens het aan hun verzekerden aan te bieden.


[1] Nota betreffende de elektronische bewijsmiddelen van een therapeutische relatie en een zorgrelatie https://www.ehealth.fgov.be/ehealthplatform/file/view/AWdem6oKkOz9DrMX5-eO?filename=nota-therapeutische-relatie.pdf

[2] Wet inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg van 22 april 2019.

Medisch dossier11/12/2021 Documentcode: a168026
Medisch document nodig voor het afsluiten of het uitvoeren van een verzekeringscontract sector leven ingevuld door een behandelend arts

In zijn vergadering van 11 december 2021, heeft de nationale raad van de Orde der artsen onderzocht of het in overeenstemming is met de medische deontologie dat een behandelend arts een medisch document invult nodig voor het afsluiten of het uitvoeren van een verzekeringscontract sector leven.

De medische deontologie verbiedt om de rol van zorgverlener met een therapeutische relatie en de beoordeling van de gezondheidstoestand van eenzelfde patiënt gelijktijdig uit te voeren wanneer deze aanvraag uitgaat van een derde (artikel 43 van de Code van medische deontologie).

Wanneer het de patiënt is die het hem vraagt, kan de behandelend arts aanvaarden de medische documenten in te vullen nodig voor het afsluiten of het uitvoeren van een verzekeringscontract sector leven (levensverzekering, schuldsaldoverzekering, gewaarborgd loon).

De behandelend arts gebruikt de gezondheidsgegevens waarover hij als behandelend arts beschikt om de documenten in kwestie in te vullen enkel met het uitdrukkelijke akkoord van de patiënt.

Hij legt aan deze laatste uit welke gegevens hij bekendmaakt in het medisch document zodat de patiënt, perfect ingelicht over de inhoud ervan, vrij beslist welk gebruik hij ervan zal maken op grond van zijn zelfbeschikkingsrecht.

Indien de patiënt zich verzet tegen bepaalde bekendmakingen, beoordeelt de arts of hij moet weigeren het document op te stellen met als reden dat de door de patiënt gevraagde weglating de oprechtheid van zijn verklaringen aantast.

De arts heeft de verantwoordelijkheid om bij het opstellen van een medisch document de beginselen van oprechtheid, objectiviteit, voorzichtigheid en discretie in acht te nemen.

In het belang van de patiënt verwijst de behandelend arts hem door naar een arts gespecialiseerd in verzekeringsgeneeskunde en medische expertise indien hij vaststelt dat een bijzondere technische kennis vereist is om de documenten in te vullen of om de patiënt in te lichten over zijn rechten.

Tot slot herinnert de nationale raad aan zijn advies van 15 september 2018, met als titel Vraag van de patiënt aan de behandelende arts om medische formulieren in te vullen voor het afsluiten of het uitvoeren van een verzekeringscontract (a162008).

Het is een deontologische plicht van de behandelend arts, binnen de grenzen van zijn bekwaamheden en objectief, te voldoen aan de rechtmatige vragen van de patiënt die slechts kunnen worden geconcretiseerd met zijn medewerking. Hij kan zich er niet aan onttrekken zonder gegronde reden. (artikel 26 van de Code van medische deontologie).

De woorden “ Het medisch onderzoek dat voorafgaat aan het sluiten van een verzekeringsovereenkomst van de sector leven (levensverzekering, schuldsaldoverzekering, gewaarborgd loon) is een verrichting die gevraagd en vergoed wordt door de verzekeringsmaatschappij. De behandelend arts dient deze opdracht dan ook niet te aanvaarden.” worden weggelaten uit de commentaar bij artikel 43 van de Code van medische deontologie en uit het advies van 15 februari 2020 met als titel Inzage in de medische gegevens van een persoon door de arts die zijn gezondheidstoestand dient te beoordelen (a167002).

Verzekeringen van de patiënt15/02/2020 Documentcode: a167002
report_problem
  1. cf. advies van 11 december 2021 (a168026) : De woorden ‘Het medisch onderzoek dat voorafgaat aan het sluiten van een verzekeringsovereenkomst van de sector leven (levensverzekering, schuldsaldo-verzekering, gewaarborgd loon) is een verrichting die gevraagd en vergoed wordt door de verzekeringsmaatschappij. De behandelend arts dient deze opdracht dan ook niet te aanvaarden.’ worden weggelaten.
Inzage in de medische gegevens van een persoon door de arts die zijn gezondheidstoestand dient te beoordelen

De nationale raad van de Orde der artsen wordt om advies verzocht over de inzage in de medische gegevens van een persoon door de arts die zijn gezondheidstoestand dient te beoordelen.

1- De opdrachten voor de beoordeling van de gezondheidstoestand, die hoofdzakelijk toevertrouwd worden aan de artsen die beschikken over de beroepstitel van arts-specialist in de verzekeringsgeneeskunde en medische expertise, zijn verscheiden. Bepaalde van die opdrachten worden gedefinieerd door de wet(1):

Voor de goede toepassing van de regels betreffende de eerbiediging van het beroepsgeheim en van de persoonlijke levenssfeer dient aandacht geschonken te worden aan de aard van de opdracht waarmee de arts belast is en aan de persoon die hem mandateert.

De artikelen 43 en 44 van de Code van medische deontologie 2018 formuleren de deontologische regels die van toepassing zijn.

2- Indien de inzage in de gezondheidsgegevens in het kader van een expertise uitdrukkelijk bij wet geregeld is, dient men zich hiernaar te schikken.

3- Indien de arts gemandateerd wordt door de persoon wiens gezondheidstoestand beoordeeld wordt, bezorgt deze persoon hem de stukken nodig voor de expertiseopdracht.

De patiënt kan het verzamelen van de stukken die nodig zijn voor een expertise toevertrouwen aan een vertrouwenspersoon (artikel 9, §3, van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt). De bijstandsarts kan worden aangeduid als vertrouwenspersoon. Het toevertrouwen van deze opdracht gebeurt aan de hand van een geschreven document dat de aangewezen arts bij zijn verzoek voegt om een afschrift te ontvangen. In dit verzoek preciseert hij de gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van zijn mandaat en de hoedanigheid waarin hij optreedt.

Verscheidene regionale uitwisselingsnetwerken (CoZO/Collaboratief Zorgplatform, Abrumet/Brussels Gezondheidsnetwerk, Réseau Santé Wallon, Vlaams ziekenhuisnetwerk KU Leuven) hebben tot doel aan de gezondheidswerkers inzage te geven in de gezondheidsgegevens in het kader van een therapeutische relatie. De arts die belast is met een opdracht in het kader van de verzekerings-, controle- en gerechtelijke geneeskunde heeft geen therapeutische relatie met de persoon wiens gezondheidstoestand hij dient te beoordelen(2). Hij kan dit netwerk dus niet gebruiken om diens gegevens in te kijken.

Indien een persoon zijn behandelend arts aanwijst om hem te vertegenwoordigen of om zijn belangen te verdedigen, mag de behandelende arts, voor het vervullen van de toevertrouwde opdracht, slechts de gezondheidsgegevens van de patiënt gebruiken, mits de uitdrukkelijke toestemming van de patiënt. Alvorens ze te gebruiken, laat de behandelend arts aan zijn patiënt weten welke informatie hij van plan is aan de andere partijen te bezorgen en vraagt hij zijn uitdrukkelijke toestemming voor de overdracht.

Het medisch onderzoek dat voorafgaat aan het sluiten van een verzekeringsovereenkomst van de sector leven (levensverzekering, schuldsaldoverzekering, gewaarborgd loon) is een verrichting die gevraagd en vergoed wordt door de verzekeringsmaatschappij. Het is dan ook raadzaam dat de behandelend arts deze opdracht niet aanvaardt.

4- Wanneer de arts gemandateerd wordt door een andere partij (private verzekeringsmaatschappij) dan de persoon wiens gezondheidstoestand beoordeeld wordt, bezorgt de te onderzoeken persoon hem de stukken nodig voor de expertiseopdracht (eventueel via zijn bijstandsarts of zijn advocaat).

De raadgevend arts die belast is met een expertiseopdracht mag zich via de netwerken geen rechtstreekse inzage verschaffen in de gezondheidsgegevens van een persoon die hij moet onderzoeken.

Op vraag van de persoon wiens gezondheidstoestand beoordeeld wordt geeft zijn behandelend arts zelf de medische gegevens door aan de arts belast met de evaluatieopdracht. De behandelend arts heeft vooraf aan zijn patiënt meegedeeld welke informatie gevraagd werd door de arts belast met de evaluatie en heeft de uitdrukkelijke toestemming van de patiënt verkregen voor het doorgeven van zijn gezondheidsgegevens.

De medische deontologie verbiedt om de rol van zorgverlener met een therapeutische relatie en de beoordeling van de gezondheidstoestand van een zelfde patiënt tegelijk uit te voeren wanneer deze aanvraag uitgaat van een derde.

De grondslag van de therapeutische relatie is het vertrouwen. Door de vertrouwelijke mededelingen van zijn patiënt en de inlichtingen vernomen tijdens de therapeutische relatie te gebruiken voor een beoordeling in opdracht van een derde, beschaamt de arts dit vertrouwen(3).

5- De arts-gerechtsdeskundige aangesteld door de rechtbank, ontvangt de stukken die de betrokken partijen overleggen. Hoewel de vragende partij haar schade dient te bewijzen, behoudt ze de vrije beoordeling van de stukken die ze hiervoor aanwendt.

De persoon op wiens gezondheidstoestand de expertise betrekking heeft, kan aan de expert toestemming geven om bij de met naam aangewezen derden (al dan niet artsen) de objectieve medische gegevens te verzamelen die rechtstreeks verband houden met het precieze doel van de expertise.

Het schriftelijke akkoord van de patiënt en de beschikking van de rechter die de opdracht van de deskundige preciseert dienen gericht te worden aan de derde aan wie gevraagd wordt stukken door te geven(5).

Indien er beslag gelegd wordt op het medisch dossier, kan de verzoekende overheid, indien ze het nuttig acht, de arts-gerechtsdeskundige toelaten het te raadplegen. In dit geval is de toestemming van de betrokken persoon niet vereist.

6- In de actualiteit wordt opnieuw melding gemaakt van onwettige inzage in elektronische medische dossiers door artsen.

De nationale raad vestigt de aandacht op de artikelen 43 en 44 van de Code van medische deontologie 2018 en de commentaar erbij.

Indien een arts persoonsgegevens betreffende de gezondheid in een medisch dossier wenst in te kijken, is de toestemming van de patiënt of van de wet vereist. Indien deze ontbreekt, wordt de persoonlijke levenssfeer van de patiënt geschonden.

Bovendien voorziet het Strafwetboek in straffen voor diegene die zich toegang verschaft tot een informaticasysteem terwijl hij weet dat hij daartoe niet gerechtigd is (art. 550bis van het Strafwetboek).

De inzage in gezondheidsgegevens van de patiënt via het elektronische netwerk is voorbehouden aan de gezondheidswerkers die een therapeutische relatie hebben met de patiënt(6).

De verantwoordelijken van de ziekenhuisinstellingen en de beheerders van de elektronische netwerken dienen alle preventie- en controlemaatregelen te nemen om de persoonsgegevens te beschermen tegen elke niet-toegelaten inzage en verdere verwerking ervan.

De veralgemening van de mogelijkheid voor de patiënt om te zien wie zijn dossier ingekeken heeft, is een positieve maatregel met name omdat ze bijdraagt tot deze doelstelling.

De Orde der artsen staat tot beschikking van haar leden om hun vragen te beantwoorden over goede praktijkvoering op dit gebied en ten dienste van de gemeenschap via haar tuchtbevoegdheid.


(1)

- controlearts: een arts die controlegeneeskunde verricht. Hieronder wordt verstaan de medische activiteit die door een arts wordt verricht in opdracht van een werkgever om de arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of ongeval van een werknemer te controleren (art. 2 van de wet van 13 juni 1999 betreffende de controlegeneeskunde);

- arts-scheidsrechter: een arts die optreedt als scheidsrechter in de scheidsrechterlijke procedure bepaald in artikel 31 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten;

- adviserend arts van een verzekeringsinstelling: een arts die als opdracht heeft (art. 153 en 164 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994 en koninklijk besluit nr. 35 van 20 juli 1967 houdende het statuut en het barema van de adviserend geneesheren die tot taak hebben bij de verzekeringsinstellingen in te staan voor de geneeskundige controle op de primaire arbeidsongeschiktheid en op de gezondheidszorgverstrekkingen overeenkomstig de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994):

a. de sociaal verzekerden advies, informatie en sociale begeleiding te verlenen, teneinde ervoor te zorgen dat hen de meest geschikte verzorging en behandeling tegen de beste prijs wordt verleend, rekening houdende met de globale middelen van de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen;

b. de zorgverleners te informeren, teneinde de correcte toepassing van de reglementering betreffende de verzekering voor geneeskundige verzorging voor hen te verduidelijken, door toe te zien op het optimale gebruik van de middelen van deze verzekering;

c.de arbeidsongeschiktheid te controleren;

d. de geneeskundige verstrekkingen te controleren.

- adviserend arts van Medex: een arts die optreedt in het kader van de opdrachten van het Bestuur van de medische expertise (koninklijk besluit van 24 januari 1969 betreffende de schadevergoeding, ten gunste van de personeelsleden van de overheidssector, voor arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en van het werk en koninklijk besluit van 13 juli 1970 betreffende de schadevergoeding, ten gunste van sommige personeelsleden van overheidsdiensten of overheidsinstellingen van de lokale sector, voor arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en van het werk);

- raadgevend arts van een private verzekeringsmaatschappij;

- arts-ambtenaar: een arts door de wet belast met het uitvoeren van een opdracht van openbaar belang;

- arts-gerechtelijk deskundige: een arts ingeschreven in het nationaal register voor gerechtsdeskundigen (art. 991ter van het Gerechtelijk Wetboek) of aangewezen door de gerechtelijke overheid op basis van artikel 991decies van het Gerechtelijk Wetboek;

- arts-deskundige bij het Fonds voor medische ongevallen bedoeld in artikel 17 van de wet van 31 maart 2010 betreffende de vergoeding van schade als gevolg van gezondheidszorg.

Deze lijst bevat niet alle artsen die ertoe gebracht kunnen worden de gezondheidstoestand in opdracht van een derde te beoordelen.

(2) Cf. Punt 4.2. van de nota betreffende de elektronische bewijsmiddelen van een therapeutische relatie en van een zorgrelatie, goedgekeurd door de afdeling Gezondheid van het Sectoraal comité van de sociale zekerheid en van de gezondheid in haar beraadslaging nr. 11/088 van 18 oktober 2011, gewijzigd door de kamer sociale zekerheid en gezondheid van het Informatieveiligheidscomité op 21 juni 2016, p. 6

(3) Commentaar bij artikel 43 van de Code van medische deontologie

(4) Advies van de nationale raad van 7 februari 2015, Ontwerp met het oog op het ontvangen van alle informatie met betrekking tot een schadegeval, in het kader van een gerechtelijke expertise, Tijdschrift van de nationale raad nr. 148

Advies van de nationale raad van 24 maart 2012, "Inzage in het medisch dossier door een wetsdokter", Tijdschrift van de nationale raad nr. 137

(5) Advies van de nationale raad van 28 mei 2011, "Inzage in het medisch dossier door een wetsdokter", Tijdschrift van de nationale raad nr. 134

(6) Cf. Punt 4.2. van de nota betreffende de elektronische bewijsmiddelen van een therapeutische relatie en van een zorgrelatie, goedgekeurd door de afdeling Gezondheid van het Sectoraal comité van de sociale zekerheid en van de gezondheid in haar beraadslaging nr. 11/088 van 18 oktober 2011, gewijzigd door de kamer sociale zekerheid en gezondheid van het Informatieveiligheidscomité op 21 juni 2016, p. 6

Zie ook het advies van de nationale raad van 21 september 2019, "Raadplegen van medische dossiers via de telematicamiddelen in een ziekenhuis door een arts zonder de uitdrukkelijke toestemming van de patiënt", Tijdschrift van de Nationale Raad nr. 166


Arts (Adviserend-)27/04/2019 Documentcode: a165003
Rol van medewerkers van de adviserend arts van de verzekeringsinstelling bij de controle van de arbeidsongeschiktheid

De nationale raad heeft op 27 april 2019 de rol van medewerkers van de adviserend arts van de verzekeringsinstelling bij de controle van de arbeidsongeschiktheid besproken.

1°/ De adviserend arts van de verzekeringsinstelling is beëdigd. Hij beschikt over de beslissingsbevoegdheid, heeft een statuut dat zijn beroepsonafhankelijkheid waarborgt(1) en is onderworpen aan een accrediteringsstelsel(2).

Het evalueren van de arbeidsongeschiktheid behoort tot zijn wettelijke opdrachten(3). Het is een medische beslissing die de arts in volledige onafhankelijkheid neemt(4), in omstandigheden die de vertrouwelijkheid van de medische gegevens waarborgen, zowel bij de verwerking ervan, als bij het vertrouwelijk contact tussen de sociaal verzekerde en de adviserend arts(5).

De adviserend arts kan zich laten leiden door beoordelingscriteria, maar hij moet zijn volle beroepsvrijheid en -onafhankelijkheid behouden.

Bij het evalueren van de arbeidsongeschiktheid is de eerbiediging van de waardigheid van de patiënt van fundamenteel belang voor de vertrouwensrelatie tussen de adviserend arts en de patiënt. De adviserend arts gaat empathisch, attent en respectvol om met elke patiënt en communiceert duidelijk en correct met de patiënt (artikelen 16 en 19 van de code van medische deontologie 2018).

2°/ Wanneer de rechthebbende opgeroepen wordt voor een medisch onderzoek in het kader van de controle van de arbeidsongeschiktheid voert de adviserend arts dit zelf uit.

De medewerker van de adviserend arts, die geen arts is, mag de raadpleging voorbereiden door socioprofessionele, medische en administratieve inlichtingen in te zamelen(6), maar dit enkel op basis van een uitdrukkelijke opdracht van de adviserend arts, in het bijzonder wanneer het gaat om medische elementen. De medewerker die geen arts is, mag geen prestaties verrichten die onder de geneeskunde vallen, met voorbehoud van de medische handelingen die opgedragen kunnen worden in overeenstemming met de gecoördineerde wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen.

De adviserend arts mag in geen geval de uitvoering van het medisch onderzoek volledig aan anderen overlaten of zijn medewerkers niet-artsen betrekken bij het nemen van zijn beslissing.

De adviserend arts mag de rechthebbende van de zorgverzekering de onderzoeken doen ondergaan die hij nodig acht voor de uitvoering van zijn opdracht. In principe raadpleegt hij vooraf de behandelend arts, die in elk geval een kopie van de uitslagen van de onderzoeken ontvangt(7).

3°/ De persoonsgegevens betreffende de gezondheid verzameld door de adviserend arts in het kader van de evaluatie van de arbeidsongeschiktheid worden verwerkt onder zijn verantwoordelijkheid en die van de arts-directeur van de verzekeringsinstelling met inachtneming van het beroepsgeheim en van de bepalingen inzake de persoonlijke levenssfeer.

Ze mogen slechts ingezien worden door medewerkers niet-artsen, onder hun toezicht, op voorwaarde dat deze laatste gebonden zijn door het beroepsgeheim en dat deze inzage onontbeerlijk is en beperkt tot de gegevens noodzakelijk voor het uitvoeren van hun opdracht.

4°/ De rechthebbende van de zorgverzekering dient steeds op de hoogte gebracht te worden van het statuut en de rol van de persoon die zich tot hem richt in het kader van de evaluatieprocedure van de arbeidsongeschiktheid.

***

Tot besluit is de adviserend arts verantwoordelijk voor de evaluatie. Hij waakt erover dat zijn medewerkers geen commentaar of beoordeling geven bij het verzamelen van documenten en informatie.

Bij de oproeping voor een medisch onderzoek moet worden bepaald of de verzekerde naast de adviserend arts ook een medewerker van deze laatste zal ontmoeten. De rol en de beroepstitel van deze medewerker moeten bij het begin van de ontmoeting meegedeeld worden.

De medewerker niet-arts mag zijn bevoegdheid niet te buiten gaan.

Wanneer de verzekerde opgeroepen wordt voor een medisch onderzoek is het de plicht van de adviserend arts persoonlijk contact met hem hebben. De verzekerde kan niet weggestuurd worden zonder de adviserend arts ontmoet te hebben.

Met dit advies vervolledigt de nationale raad zijn advies van 15 november 2014 betreffende de taken toevertrouwd aan niet-artsen door de adviserend arts van een ziekenfonds (a147016).



(1) Artikels 30 en volgende van het koninklijk besluit nr. 35 houdende het statuut en het barema van de adviserend geneesheren die tot taak hebben bij de verzekeringsinstellingen in te staan voor de geneeskundige controle op de primaire arbeidsongeschiktheid en op de gezondheidszorgverstrekkingen overeenkomstig de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994

(2) Koninklijk besluit van 11 juni 2011 tot uitvoering van artikel 154, zesde lid van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994

(3) Artikel 153, § 1, 3), van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen

(4) Artikel 19 van het voornoemde koninklijk besluit nr. 35

(5) Artikel 25 van het voornoemde koninklijk besluit nr. 35

(6) Artikel 16 van de Richtlijnen aan de adviserend geneesheren over de organisatie van de controle en evaluatie van de arbeidsongeschiktheid, Informatieblad 2015/3, 5e deel, Richtlijnen van het RIZIV, p. 36

(7) Artikel 28 van het voornoemde koninklijk besluit nr. 35

Verzekeringen van de patiënt15/09/2018 Documentcode: a162008
report_problem

cf. advies van 11 december 2021 (a168026)

Vraag van de patiënt aan de behandelende arts om medische formulieren in te vullen voor het afsluiten of het uitvoeren van een verzekeringscontract.

De nationale raad van de Orde der artsen heeft de kwestie besproken van de deontologische verplichting van de behandelende arts in te gaan op de vraag van de patiënt medische formulieren in te vullen voor het afsluiten of het uitvoeren van een verzekeringscontract.

Advies van de nationale raad :

In zijn vergadering van 15 september 2018 heeft de nationale raad van de Orde der artsen de kwestie besproken van de deontologische verplichting van de behandelende arts in te gaan op de vraag van de patiënt medische formulieren in te vullen voor het afsluiten of het uitvoeren van een verzekeringscontract (cf. advies van de nationale raad ‘Geneeskundige verklaringen voor (kandidaat-)verzekerden' van 16 juli 2005 (a110002)).

In verschillende omstandigheden is de patiënt aangewezen op een verklaring over zijn gezondheidstoestand van zijn behandelende arts of op de hulp van deze laatste om medische vragenlijsten te beantwoorden:

  • om een sociaal voordeel te bekomen (voordeel van de ziekte- en invaliditeitsverzekering, gewaarborgd inkomen, statuut van het VAPH, enz.),
  • om te voldoen aan een wettelijke verplichting (vaccinatie, leerplicht, enz.),
  • bij een deskundigenonderzoek (artikel 43 van de code van medische deontologie),
  • of nog in het kader van een contractuele relatie (artikel 61 van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen, bekwaamheidsattest om sport te beoefenen, enz.).

De verzekeringscontracten maken onlosmakelijk deel uit van onze maatschappij (schuldsaldoverzekering, bijkomende verzekering gezondheidszorg, ongevallenverzekering, repatriëringsverzekering, annulatieverzekering, enz.).

Het is een deontologische plicht van de behandelende arts, binnen de grenzen van zijn bekwaamheden en objectief, te voldoen aan de rechtmatige vragen van de patiënt die slechts geconcretiseerd kunnen worden met zijn medewerking. Hij kan zich er niet aan onttrekken zonder gegronde reden (artikel 26 van de code van medische deontologie).

De stappen nodig voor het afsluiten, en meer nog voor het uitvoeren van bepaalde contracten, onder meer de levensverzekeringen en gewaarborgd inkomen, zijn evenwel ingewikkeld en vereisen een bijzondere technische kennis om het belang van de patiënt te beschermen. In deze situatie kan de behandelende arts zijn patiënt doorverwijzen naar een arts gespecialiseerd in verzekeringsgeneeskunde en medische expertise.

Wanneer de behandelende arts gevraagd wordt documenten in te vullen met het oog op de afsluiting of de uitvoering van een verzekeringscontract handelt hij in opdracht van zijn patiënt en niet van de verzekeringsmaatschappij. Hij moet zich bekommeren om het belang van zijn patiënt en deze correct inlichten wat betreft de in het document gevraagde medische gegevens.

Dergelijke administratieve documenten invullen na de patiënt passend geïnformeerd te hebben is een vervelend werk dat tijd vraagt. Het grootste deel van deze verstrekkingen kan niet ten laste van het RIZIV gebracht worden. De arts dient de verschuldigd geachte erelonen te vragen aan de verzekeringsmaatschappij of aan zijn patiënt.

Verzekeringen van de patiënt08/04/2017 Documentcode: a157003-R
Christelijke mutualiteit - Second opinion in een universitair ziekenhuis

De nationale raad van de Orde der artsen onderzocht de praktijk van de Christelijke Mutualiteit waarbij zij voor haar verzekerden voorziet in de mogelijkheid van een second opinion in een universitair ziekenhuis

Advies van de nationale raad :

De nationale raad van de Orde der artsen besprak op 8 april 2017 de praktijk van de Christelijke Mutualiteit, hierna de "CM", waarbij zij voor haar verzekerden voorziet in de mogelijkheid van een second opinion in het Universitair Ziekenhuis Leuven.

Dergelijke praktijk stuit op volgende bezwaren:
1. Geen contact tussen arts en patiënt
Een wetenschappelijk verantwoorde diagnose vereist een degelijke anamnese en een gewetensvol klinisch onderzoek. Dit veronderstelt in de regel een fysiek contact tussen arts en patiënt.
2. Verstoring van de markt
Dergelijke samenwerking tussen de CM en het Universitair Ziekenhuis Leuven kan de mededinging op de Belgische markt verhinderen, beperken of vervalsen.
De Raad voor de Mededinging heeft in een vergelijkbare zaak al geoordeeld dat het akkoord tussen de CM en de Vlaamse Vereniging van Orthodontisten, waarbij een bijkomende vergoeding werd betaald aan een patiënt die zich liet behandelen door een tandarts die op de lijst stond, marktverstorend werkt . Bovendien werden er in casu richttarieven en maximumprijzen gehanteerd. Gelet op deze twee elementen, heeft de Raad voor de Mededinging besloten tot een prima facie inbreuk op de mededingingsregels.
3. Recht van vrije keuze
Doordat de patiënten geleid worden naar een lijst van geselecteerde artsen, en een financieel voordeel genieten als ze één van deze artsen consulteren, wordt het recht op vrije keuze van de patiënt uitgehold.. Van een strikte miskenning van het recht kan echter geen sprake zijn aangezien de patiënt, buiten het kader dat door de CM wordt geboden, nog steeds over het recht beschikt om een arts naar zijn keuze te raadplegen.

Dit advies vervangt het advies "Folder van de Christelijke Mutualiteit "Second-O tweede medisch advies" van 7 april 2012.

Bijlage : Folder van de Christelijke Mutualiteit "Second-O tweede medisch advies".

Beroepsgeheim07/02/2015 Documentcode: a148005
Ontwerp met het oog op het ontvangen van alle informatie met betrekking tot een schadegeval, in het kader van een gerechtelijke expertise

De Nationale Raad van de Orde der geneesheren heeft een ontwerp met het oog op het ontvangen van alle informatie met betrekking tot een schadegeval, in het kader van een gerechtelijke expertise, onderzocht.

Advies van de Nationale Raad :

In zijn vergadering van 7 februari 2015 heeft de Nationale Raad van de Orde van geneesheren uw ontwerp onderzocht dat, in het kader van een gerechtelijke expertise waarin u tussenkomt op aanwijzing van de rechtbank, aan het slachtoffer wil voorstellen zijn toestemming te geven opdat de deskundige rechtstreeks bij elke derde alle informatie met betrekking tot het schadegeval die hij nuttig acht zou kunnen vragen en ontvangen.

1° Het raadplegen en het kopiëren van een medisch dossier is een verwerking van persoonsgegevens in de betekenis van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens (artikel 1, §2).

Behoudens uitzonderingen is de verwerking van persoonsgegevens die de gezondheid betreffen verboden. Dit verbod is met name niet van toepassing wanneer de patiënt zijn toestemming voor dergelijke verwerking heeft gegeven.

Uit het door u voorgelegde model blijkt dat het akkoord van het slachtoffer betrekking heeft op alle informatie aangaande het schadegeval, d.w.z. de opgelopen letsels, hun behandeling(en) en evolutie, evenals de vooraf bestaande toestand voor zover deze volgens de deskundige een mogelijk verband kan hebben met de vermelde letsels, die bekomen zouden kunnen worden bij de behandelende arts(en), paramedici, ziekenfondsen, werkgever(s) en andere instanties.

Het voorgelichte karakter van de toestemming van de persoon roept vragen op omdat de gegevensverwerking waarop ze slaat onbeperkt is, zowel wat betreft de derden waarop beroep gedaan wordt als wat betreft de documenten die mogen worden opgevraagd. De reikwijdte ervan wordt aan uw waardering overgelaten.

2° De persoonsgegevens dienen toereikend, ter zake dienend en niet overmatig te zijn, uitgaande van de doeleinden waarvoor zij worden verkregen of waarvoor zij verder worden verwerkt (artikel 4).

Artikel 62, b, van de Code van geneeskundige plichtenleer stelt : binnen de perken van volstrekte noodzaak, mag een diagnose of een inlichting van geneeskundige aard worden medegedeeld aan de arts met een gerechtelijk-geneeskundig onderzoek belast, voor zover de inlichtingen beperkt blijven tot de objectieve medische gegevens die rechtstreeks verband houden met het doel van het onderzoek en de patiënt daarmee instemt;

Daar de typebrief die u voorstelt te doen ondertekenen door het slachtoffer u toelaat aan alle instanties te vragen u informatie te verschaffen die potentieel een verband zou kunnen hebben met het schadegeval, bestaat er een risico dat de doorgegeven informatie de voornoemde beperkingen te buiten gaat.

De communicatie ervan aan de tegenpartij, op basis van de eerbiediging van het principe van tegenspraak, vormt een bijkomende inbreuk op de eerbiediging van de private levenssfeer van de patiënt.

3° Zelfs al is het aan de vragende partij zijn schade te bewijzen, toch behoudt ze toch de vrije beoordeling van de stukken die ze hiervoor neerlegt.

Door aan de gerechtelijke deskundige de toestemming te geven om aan elke derde alle informatie te vragen die hij nuttig acht om de opgelopen letsels te beoordelen, ziet de vragende partij volledig af van de controle over de stukken ingediend om haar vraag te staven.

De Nationale Raad is bijgevolg van mening dat het akkoord van het slachtoffer met het opheffen van het medisch geheim of met het meedelen van persoonsgegevens niet algemeen maar specifiek moet zijn. Het moet de derden (al dan niet artsen) die het slachtoffer ontslaat van het beroepsgeheim en de stukken die moeten doorgegeven worden aan het slachtoffer met naam en toenaam vermelden.

Elke arts aan wie gevraagd wordt medische inlichtingen in verband met de expertise mee te delen dient artikel 62, b, van de Code van geneeskundige plichtenleer te eerbiedigen. Het akkoord van de patiënt en de beschikking van de rechter die de opdracht van de deskundige preciseert dienen gericht te worden aan de derde aan wie gevraagd wordt stukken door te geven.

Tot slot herinnert de Nationale Raad u in deze materie zijn adviezen van 28 mei 2011, getiteld "Inzage in het medisch dossier door wetsdokter", Tijdschrift van de Nationale Raad nr. 134, en 24 maart 2012, getiteld "Inzage in het medisch dossier door wetsdokter", Tijdschrift Nationale Raad nr. 137.

Arts (Adviserend-)15/11/2014 Documentcode: a147016
Taken toevertrouwd aan niet-artsen door de adviserend arts van een ziekenfonds

Aan de Nationale Raad wordt de vraag gesteld of een ziekenfonds zich door niet-artsen kan laten bijstaan voor de opvolging van haar verzekerde leden.

Advies van de Nationale Raad :

In zijn vergadering van 15 november 2014 heeft de Nationale Raad van de Orde van geneesheren uw brief van 22 mei 2014 onderzocht met de vraag van dr. X of een ziekenfonds zich door niet-artsen kan laten bijstaan voor de opvolging van haar verzekerde leden.

Zoals Dr. Y, geneesheer-directeur CM, in zijn brief van 27 februari 2014 aanhaalt, bepaalt art. 153, § 4 van de wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen dat de geneesheren-directeurs erop toezien dat de adviserend geneesheren over een paramedische en administratieve ondersteuning beschikken, die naargelang van hun behoeften bestaat uit kinesitherapeuten, verpleegkundigen, paramedische en administratieve medewerkers, personeelsleden van de verzekeringsinstellingen, aan wie zij enkel de opdrachten die zijn bepaald door het Comité van de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle kunnen delegeren.

De adviserend artsen zijn verantwoordelijk voor de correcte uitvoering van de taken die zijn toevertrouwd aan de medewerkers die hen bijstaan. Zij zullen hiervoor kunnen worden aangesproken en zijn als enige bevoegd om een eindbeslissing te nemen. De eindbeslissing kan niet gedelegeerd worden.

1/ Voor zover het Comité van de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle de handelingen die gesteld worden door deze personen (niet-artsen) expliciet aan de bedoelde niet-artsen heeft gedelegeerd; 2/ zij deze handelingen overeenkomstig de op hun beroepsgroep van toepassing zijnde bepalingen van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen mogen stellen en 3/ deze personen de handelingen steeds onder de verantwoordelijkheid van een adviserend arts stellen, lijkt een dergelijke constructie (deontologisch) niet noodzakelijk foutief of problematisch te zijn.

Wat betreft de laatste voorwaarde, wijst de Nationale Raad er evenwel op dat het steeds duidelijk dient te zijn voor de patiënt dat de handeling wordt uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van een met naam genoemde arts. De uitnodigingsbrief van een paramedicus of een kinesitherapeut in deze context moet daartoe minstens de identiteit, en indien mogelijk de handtekening, van de verantwoordelijke arts vermelden, alsook dat deze handelingen zullen worden gesteld in opdracht van deze arts.

De Nationale Raad verwijst bovendien naar de Code van geneeskundige plichtenleer die stelt dat bij het delegeren van taken aan paramedici de arts er steeds dient over te waken ieder initiatief te vermijden dat hen ertoe zou kunnen aanzetten de geneeskunde op een onwettige wijze uit te oefenen en taken of handelingen te doen verrichten die buiten hun bevoegdheid of competentie vallen. Dit leidt ertoe dat, in geval van twijfel of op verzoek van de patiënt, de adviserende arts zelf de handelingen zal dienen te stellen.

Arts (Adviserend-)17/11/2012 Documentcode: a140004
Medisch dossier opgesteld door de adviserende arts van een verzekeringsmaatschappij - Rechten van de patiënt : nieuwe gegevens
De Nationale Raad wordt om advies gevraagd over de toepassing van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt op het medisch dossier opgesteld door de adviserende arts van een verzekeringsmaatschappij over een persoon die het slachtoffer was van een ongeval en die hij onderzocht in het kader van de afhandeling van de gevolgen van dit ongeval.

Advies van de Nationale Raad :

In zijn vergadering van 17 november 2012 onderzocht de Nationale Raad van de Orde van geneesheren uw brief van 3 augustus 2012 waarin u hem ondervraagt over de toepassing van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt op het medisch dossier opgesteld door de raadsgeneesheer van een verzekeringsmaatschappij over een persoon die het slachtoffer was van een ongeval en die hij onderzocht in het kader van de afhandeling van de gevolgen van dit ongeval.

De situaties inzake controle- en expertisegeneeskunde zijn uiteenlopend.

Uw vraag betreft een persoon die het slachtoffer was van een ongeval.

Bij het begeleiden van de gewonden, slachtoffers van arbeidsongevallen gedekt door de wetsverzekering of van ongevallen in het privéleven waarvan de schade vergoed wordt door de verzekering die de verantwoordelijke derde dekt of door de individuele verzekering, is het gebruikelijk dat de gewonde uitgenodigd wordt zich te melden bij de raadsgeneesheer die door het verzekeringsorganisme belast werd met het evalueren van de evolutie van de letsels en met de opvolging van de behandeling die vergoed wordt door het verzekeringsorganisme

Deze opdracht van de raadsgeneesheer heeft voornamelijk een vooruitlopend doel : het verzekeringsorganisme moet de financiële reserves voorzien nodig voor de schadeloosstelling en eventueel voorschotten betalen wanneer de situatie van de gewonde het rechtvaardigt. Hij heeft ook een objectief van therapeutische optimalisatie: de verzekeraar heeft er belang bij dat de patiënt zo goed mogelijk verzorgd wordt om de ernst van de nawerkingen van het ongeval te verminderen. De verzekeraar kan ook wensen er zich van te vergewissen dat de zorg toegediend aan de getroffene wel degelijk een verband heeft met de letsels veroorzaakt door het ongeval.

Na het onderzoek maakt de raadsgeneesheer een verslag op dat medische gegevens bevat. Hij voegt er een technische nota bij aangaande de evolutievooruitzichten die bestemd is voor de verzekeraar.

U ondervraagt de Nationale Raad over het recht van de gewonde om een kopie te krijgen van het hem betreffende dossier opgesteld door de raadsgeneesheer van de verzekering.

In zijn advies van 9 oktober 2009 betreffende de consultatie van het medische dossier dat wordt bijgehouden door de geneesheer-expert in het kader van een strafzaak, stelt de federale commissie "Rechten van de patiënt", zonder verdere nuance, "Allereerst onderstreept de Commissie dat de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt van toepassing is op de expertisegeneeskunde. De patiënt heeft dan ook het recht om rechtstreeks toegang te hebben tot het dossier dat door de geneesheer-expert wordt bijgehouden".

De Nationale Raad was in zijn advies van 24 oktober 2009 van mening dat de patiënt, in het kader van de controle- en arbeidsgeneeskunde, recht heeft op inzage in zijn dossier krachtens artikel 9, § 2, van de wet betreffende de rechten van de patiënt.

Op aanvraag van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid werd er door de Universiteit Antwerpen in juli 2011 een uitgebreide studie gemaakt over de toepassing van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt op het gebied van de controle- en expertisegeneeskunde. De bedoeling van dit project is te peilen naar de theoretische en praktische problemen die ontstaan bij het toepassen van de Wet Patiëntenrechten in de praktijk van de controle- en expertisegeneeskunde. Het is beschikbaar via de website van de FOD Volksgezondheid op het volgende adres :
http://www.health.belgium.be/eportal/Myhealth/PatientrightsandInterculturalm/Patientrights/BillRightsPatient/index.htm.
U vindt kopie van dit document als bijlage.

Deze studie vermeldt verschillende mogelijke restricties op de toepassing van voornoemde wet van 22 augustus 2002 wat inzage in het dossier betreft.

Meer bepaald aangaande uw vraag wordt er de volgende nuance aangebracht (pagina 60, punt 4.5.4., van de studie) :

Wat betreft de situatie van een raadsgeneesheer die de patiënt onderzoekt in opdracht van bv. een private verzekeringsmaatschappij kan er wel een probleem opduiken : naast de strikt medische vaststellingen (anamnese, klinisch onderzoek, beeldvorming,...) -waartoe de patiënt ongetwijfeld toegang moet hebben- is er ook informatie die bestemd is voor de opdrachtgever en die meer te maken heeft met de administratief-financiële kant van de zaak : bv . wordt van de raadsgeneesheer verwacht dat hij reeds vroeg in de expertise een inschatting geeft van het percentage ongeschiktheid dat mogelijks zou kunnen worden toegekend aan patiënt in kwestie . Dit laat de verzekeringsmaatschappijen toe om de nodige provisie aan te leggen. Gezien de raadsgeneesheren en de verzekeringmaatschappijen menen dat het inzagerecht van de patiënt hier niet geldt, wordt de zaak in de praktijk soms opgelost door een gescheiden dossier te maken : een met de medische en persoonlijke en professionele
gegevens, en een met gegevens en inschatting van financieel-technische aard, waartoe de patiënt dan geen toegang heeft.

Er wordt niet gepreciseerd of de inhoud van deze studie goedgekeurd werd door de federale commissie "Rechten van de patiënt".

De Nationale Raad heeft beslist de minister van Volksgezondheid hierover te ondervragen in een brief waarvan u kopie als bijlage vindt.

In afwachting van een antwoord van de minister betreffende het recht van de gewonde om inzage te hebben in de technische nota die door de raadsgeneesheer voor de verzekeraar om administratieve doeleinden opgesteld werd, kan uw provinciale raad zich baseren op het voornoemde advies van de federale commissie "Rechten van de patiënt" van 9 oktober 2009, overgenomen in het advies van de Nationale Raad van 24 oktober 2009, om de inzage van de patiënt in het medische verslag opgesteld door de raadsgeneesheer te rechtvaardigen.

Gezien de discussies die voorafgaan is het beter aan de raadsgeneesheren aan te raden de twee aspecten van hun opdracht, de evaluatie van de letsels en hun evolutie (medisch verslag) en de prognose van de ongeschiktheidsgraad (technische nota), duidelijk te onderscheiden in de documenten die ze opstellen.

Beslissing van het Bureau van de Nationale Raad d.d. 22.08.2013 :
Als bijlage vindt u het advies van de federale commissie voor de rechten van de patiënt van 21 juni 2013 betreffende de controle- en expertisegeneeskunde. Dit advies geeft een antwoord op de vragen die door de Nationale Raad van de Orde van geneesheren werden gesteld in zijn advies van 17 november 2012, "Medisch dossier opgesteld door de adviserende arts van een verzekeringsmaatschappij", TNR 140, dat werd gericht aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. Het advies van de federale commissie voor de rechten van de patiënt en het voornoemde advies van 17 november 2012 zullen op het publieke gedeelte van de website van de Orde van geneesheren worden geplaatst.