keyboard_arrow_right
Deontologie

Arbeidgeneesheren en de Wet Spitaels

Arbeidsgeneesheren en de Wet Spitaels

Artikel 8 van de Wet tot bescherming van de arbeidsgeneesheren van 28 december 1977 luidt als volgt:

«Na advies van de Hoge Raad voor Veiligheid, Gezondheid en Verfraaiing der Werkplaatsen kan de Koning bepalen op welke wijze de afgevaardigden van de werknemers in het Comité voor Veiligheid, Gezondheid en Verfraaiing der Werkplaatsen of, bij ontstentenis van zodanig comité, de leden van de vakbondsafvaardiging van het personeel, een arbeidsgeneesheer kunnen doen vervangen, wanneer vaststaat dat hij niet al zijn opdrachten volbrengt of niet langer het vertrouwen geniet van de werknemers in het Comité voor Veiligheid, Gezondheid en Verfraaiing der Werkplaatsen.»

Het Belgisch Verbond der Syndikale Artsenkamers stelt zich vragen in verband met het deontologisch aspekt van een vacante plaats van arts in een bedrijf waar een arts op staande voet wordt ontslagen niet omwille van een foutief gedrag maar omdat hij niet langer bevalt. Het Verbond vraagt de Nationale raad of een arts een ontslagen collega mag opvolgen en diens functies mag waarnemen wanneer duidelijk blijkt dat hem geen onafhankelijkheid wordt gewaarborgd overeenkomstig artikelen 35, 36, 136 en 139 en meer bepaald artikel 138 van de Code van plichtenleer.

Antwoord van de Nationale raad geformuleerd op de vergadering van 21 oktober 1978:

Aansluitend op Uw schrijven van 14 september 1978 betreffende de arbeidsgeneeskunde en de Wet Spitaels, heb ik de eer U mede te delen dat de Nationale raad van oordeel is dat artikel 138 van de Code van geneeskundige plichtenleer van toepassing is.

Een arts mag derhalve een collega die werd ontslagen in omstandigheden waaruit blijkt dat hij niet onafhankelijk kon werken, slechts opvolgen en diens functies slechts waarnemen nadat hij zich met de betrokken collega in verbinding heeft gesteld en het advies heeft ingewonnen van zijn provinciale raad die erover moet waken dat de regels van plichtenleer worden nageleefd.

De geneesheer die meent een wettige beweegreden te hebben om geen contact op te nemen met zijn collega moet die reden ter beoordeling aan de provinciale raad voorleggen.