Arbeidsgeneeskunde – Controlegeneeskunde – Wet betreffende de rechten van de patiënt
Een arts stelt aan de Nationale Raad de vraag of de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt van toepassing is op de controlegeneeskunde en op de arbeidsgeneeskunde. Hij belicht in zijn brief enkele concrete aspecten van het probleem : het recht op inzage van het medisch dossier, de aanwezigheid van de vertrouwenspersoon bij een medisch onderzoek, de identiteit van de vertrouwenspersoon.
Advies van de Nationale Raad :
In zijn vergadering van 24 oktober 2009 heeft de Nationale Raad van de Orde van geneesheren uw schrijven van 6 juli 2009 besproken waarin u vraagt of controlegeneeskunde en arbeidsgeneeskunde onder het toepassingsgebied van de wet betreffende de rechten van de patiënt valt en de concrete vraagstellingen.
De wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt is van toepassing op alle privaatrechtelijke en publiekrechtelijke rechtsverhoudingen op het gebied van gezondheidszorg die door een beroepsbeoefenaar wordt verstrekt aan een patiënt (artikel 3, § 1). De rechtsverhouding moet de gezondheidszorg betreffen. Het gaat om de diensten die een beroepsbeoefenaar verstrekt met het oog op het bevorderen, vaststellen, behouden, herstellen of verbeteren van de gezondheidstoestand van een patiënt of om de patiënt bij het sterven te begeleiden (artikel 2).
De rechtsverhouding tussen een patiënt en een controlearts of arbeidsarts valt onder het hierboven beschreven toepassingsgebied van de wet. Deze definitie wordt ruim geïnterpreteerd. Het kan gaan om zorg gevraagd door de patiënt, zijn vertegenwoordiger of een derde (bv. in geval van medische controle), of zelfs zonder verzoek in spoedgevallen. De memorie van toelichting (doc 50, 1642/001, p. 15) stelt dat onder "vaststellen van de gezondheidstoestand" ook het onderzoek op verzoek van een derde valt, bv. het medisch onderzoek in het kader van de verzekeringsgeneeskunde of het onderzoek door de controlearts van een ziekenfonds of van een arbeidsarts.
Krachtens artikel 4 van de wet dient de arts de bepalingen ervan na te leven.
1/ Inzagerecht dossier
De patiënt heeft recht op inzage in zijn patiëntendossier (artikel 9, § 2). Op het verzoek van de patiënt kan hij/zij zich laten bijstaan door of zijn/haar inzagerecht uitoefenen via een door hem/haar aangewezen vertrouwenspersoon.
De persoonlijke notities van de beroepsbeoefenaar en de gegevens die betrekking hebben op derden zijn uitgesloten van het recht op inzage (artikel 9, § 2, derde lid). Indien de aangewezen vertrouwenspersoon een beroepsbeoefenaar is, heeft deze ook inzage in de persoonlijke notities (artikel 9, § 2, vierde lid).
2/ Aanwezigheid vertrouwenspersoon tijdens medisch onderzoek
Op vraag van de patiënt dient in de regel de aanwezigheid van een vertrouwenspersoon, al dan niet verwant, toegelaten te worden.
In het geval dat de aanwezigheid van deze persoon storend is voor de relatie arts-patiënt staat het de arts vrij op de vraag niet in te gaan.
De patiënt zal worden geïnformeerd omtrent het motief van de weigering. Het is aangewezen dat de weigering en het motief worden vastgelegd in het medisch dossier.
3/ Vertrouwenspersoon
De wet betreffende de rechten van de patiënt definieert het begrip ´vertrouwenspersoon` niet.
Een vertrouwenspersoon is iemand die de patiënt bijstaat in het uitoefenen van zijn/haar rechten als patiënt zoals bij het verkrijgen van informatie of bij het inkijken van het dossier.
Een vertrouwenspersoon wordt aangeduid door de patiënt. Tussen de patiënt en de vertrouwenspersoon ontstaat een stilzwijgende overeenkomst. Tussen de beroepsbeoefenaar en de vertrouwenspersoon ontstaat er geen rechtsverhouding.
De identiteit van de vertrouwenspersoon wordt vermeld in het patiëntendossier.