keyboard_arrow_right
Deontologie

Resultaten

Alcoholisme20/09/1997 Documentcode: a079029
Vaststelling door een arts van alcoholisme op het werk

Een provinciale raad werd om advies verzocht over de vaststelling, door een arts, van de staat van dronkenschap van een werknemer.
De provinciale raad heeft terzake een ontwerpadvies voorbereid en legt dit ter goedkeuring voor aan de Nationale Raad.

Antwoord van de Nationale Raad:

De Nationale Raad heeft in zijn vergadering van 20 september 1997 de in rubriek vermelde aangelegenheid onderzocht.

Naar zijn mening kan alleen een arbeidsgeneesheer of iemand die als dusdanig optreedt (kleinere bedrijven zijn verbonden aan een arbeidsgeneeskundige dienst) de bedoelde vaststellingen doen.

Hij stelt voor dat het antwoord aan dr. X vanaf de vierde alinea van het briefontwerp als volgt zou luiden :

De werkgever kan op basis van artikel 104, §2, van het ARAB enkel een beroep doen op zijn arbeidsgeneesheer of een arts die als dusdanig optreedt om een werknemer te onderzoeken die mogelijks een ernstig gevaar voor besmetting of onveiligheid zou betekenen voor zijn gezellen in werkplaats of kantoor. Hij mag echter aan de werkgever uitsluitend en alleen verklaren dat de werknemer op het ogenblik van het onderzoek al dan niet geschikt is voor het hem toegewezen werk.

Een controlearts, op wie wegens de specificiteit van zijn functie alleen een beroep kan worden gedaan als een werknemer zich wegens ziekte of ongeval in de onmogelijkheid verklaart om zijn werk te verrichten, kan terzake niet tussenkomen noch vaststellingen doen.
Hierbij is te vermelden dat de werkgever zich in verband met de dronkenschap van een werknemer kan beroepen op getuigenbewijs dat in het arbeidsovereenkomstenrecht een volwaardig bewijsmiddel is.

Geneeskunde (Arbeids-)15/02/1997 Documentcode: a076013
Voetbal - Doping

Kan de arts van een voetbalclub een speler die een verboden product heeft gebruikt, verbieden te spelen?

Advies van de Nationale Raad:

De Nationale Raad van de Orde der geneesheren heeft in zijn vergadering van 15 februari 1997 de in uw schrijven van 23 oktober 1996 en voorgaanden gestelde problematiek verder onderzocht en brengt het hierna volgend advies uit.

Bij het opstellen van dit advies is de Nationale Raad uitgegaan van het medisch beroepsgeheim. Het al dan niet overmaken van bepaalde medische persoonsgegevens is afhankelijk van de aard van de relatie tussen speler, arts en club.

Ter illustratie enkele voorbeelden.

Wanneer een arts door een club aangezocht wordt als deskundige een speler te onderzoeken in het kader van een eventuele aanwerving zal de arts de speler voorafgaandelijk meedelen dat hij aan zijn opdrachtgever alle medische informatie zal overmaken die nuttig kan zijn voor de beoordeling van de waarde van de kandidaat. Zo zal de arts aan zijn opdrachtgever bv. meedelen dat uit de verrichte onderzoekingen blijkt dat de speler anabolica neemt.

Wanneer een arts occasioneel door een club gevraagd wordt aanwezig te zijn gedurende een wedstrijd om een speler voor, gedurende of onmiddellijk na de wedstijd te onderzoeken en/of de eerste zorgen te verlenen, treedt hij op als behandelend geneesheer en zal hij enkel aan de speler zijn bevindingen en advies meedelen.

Uitgaande van deze twee uitersten dient een antwoord te worden gegeven op de doorsnee situatie waarin de arts zich bevindt.

Wanneer de taak van de arts zich beperkt tot aanwezigheid op trainingen en wedstrijden om spelers te onderzoeken en curatieve zorg te verstrekken, dient hij zich als behandelend geneesheer van de onderzochte te gedragen en zal hij enkel aan de speler zijn bevindingen en advies meedelen. Enkel wanneer de speler door zijn advies niet te volgen zijn gezondheid zeer ernstig kan schaden (bv. ritme-stoornissen, hoofdpijn met meningiale tekenen) of een gevaar zou kunnen opleveren voor medespelers of toeschouwers, zal de arts de speler meedelen dat hij zich in een noodtoestand bevindt en dat hij aan het clubbestuur het verbod tot spelen zal overmaken. Het belang van de club of het materieel belang van de speler volstaat niet als rechtvaardigingsgrond voor enige mededeling aan de club.

Wanneer de taak van de arts ruimer is dan hoger vermeld (bv. preventief onderzoek van de spelers en/of het superviseren van trainingen) vertoont zijn opdracht veel analogie met de taak van een arbeidsgeneesheer in een bedrijf. Het is dan ook wenselijk de deontologische gedragsregels die gelden voor arbeidsgeneesheren na te leven. De arts zal in dit geval na onderzoek van de speler deze volledig informeren over zijn bevindingen en hem desgevallend adviseren ziijn huisarts te contacteren. Aan het clubbestuur zal hij enkel meedelen dat de speler volledig geschikt is, slechts gedeeltelijk geschikt is of ongeschikt is voor een bepaalde tijd om deel te nemen aan een wedstrijd of training. De medische gronden van zijn advies zal hij zoals de arbeidsgeneesheer niet meedelen aan het bestuur van de vereniging.

Op grond van het gemaakte onderscheid in de verschillende opdrachten van de arts kan uw initiële en concrete vraag (een arts weet dat een speler doping gebruikt) worden beantwoord. Wanneer de taak van de arts niet verder reikt dan behandelend geneesheer plaatst hij de speler voor zijn verantwoordelijkheid. Wanneer zijn opdracht ruimer is en analogie vertoont met de taak van een bedrijfsarts deelt hij aan het bestuur van de club mee dat de speler ongeschikt is zonder opgave van reden.

Dit advies is enkel gebaseerd op de deontologische principes terzake. De Nationale Raad is niet bevoegd de juridische aspecten van de voorgelegde problematiek te beoordelen.

Tenslotte is de Nationale Raad van oordeel dat het uitwerken van een statuut voor de arts door de Koninklijke Belgische Voetbalbond wenselijk is. Dit zou de relatie tussen speler, arts en club verduidelijken. De Nationale Raad is van oordeel dat dit statuut de professionele onafhankelijkheid en de onpartijdigheid van de arts en de naleving van de door de arts uitgebrachte adviezen dient te waarborgen.

Geneeskunde (Arbeids-)16/11/1996 Documentcode: a076005
Marktgeneeskunde

De inspecteur-hoofddirecteur van de Algemene Farmaceutische Inspectie van het ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, vraagt aan de Nationale Raad wat de term "marktgeneeskunde" precies omvat.

Antwoord van de Nationale Raad :

De Nationale Raad heeft in zijn vergadering van 16 november 1996 kennis genomen van uw brief van 11 oktober 1996 met betrekking tot de termen "marktgeneeskunde".

Hij zendt u bijgaand een nota van zijn studiedienst over dit begrip.

Nota van de studiedienst :

Artikel 23 van de Code van geneeskundige Plichtenleer verwijst naar de "marktgeneeskunde". Dit artikel bepaalt: "Het uitoefenen van marktgeneeskunde is verboden". Het begrip "marktgeneeskunde" wordt noch in deze Code, noch in enig advies van de Nationale Raad toegelicht.

De Code van geneeskundige Plichtenleer die door de Nationale Raad van de Franse Orde van geneesheren opgesteld is, bevat een identieke bepaling als die van artikel 23 van de Belgische Code van geneeskundige Plichtenleer, namelijk artikel 64.
De Guide d'exercice professionnel à l'usage des médecins (uitgave 1988, p. 174) omschrijft marktgeneeskunde als het uitoefenen van de geneeskunde zonder een normale beroepsinstallatie of met wisselende adressen en consulten die op diverse plaatsen, hotelkamers of achterwinkels, enzovoort gehouden worden.
Het uitoefenen van de geneeskunde vereist een correcte installatie die een beroepsactiviteit van goede kwaliteit mogelijk maakt. Bovendien moeten patiënten hun arts kunnen bereiken wanneer ze hem nodig hebben. In dezelfde geest moet het uitoefenen van de geneeskunde per briefwisseling afgekeurd worden.

Een marktgeneesheer is bijvoorbeeld een arts die zijn patiënten ontvangt in een tapgelegenheid of een anesthesist die bij tandartsen langs gaat om algehele verdovingen uit te voeren.

Deze handelwijze is onverenigbaar met de waardigheid van het beroep, met de continuïteit van de verzorging en met het concept "kabinet" dat een zekere vestiging veronderstelt.

Een geneesheer moet zijn kabinet persoonlijk beheren; het is dus verboden een geneeskundig kabinet door een collega te laten beheren of zelf het beheer van een geneeskundig kabinet voor een collega op zich te nemen (artikel 24 van de Code van geneeskundige Plichtenleer).

Het is verboden zowel preventieve als curatieve geneeskunde uit te oefenen in commerciële vertrekken of aangrenzende lokalen (artikel 25 van de Code van geneeskundige Plichtenleer; advies van de Nationale Raad van 16 december 1995, Tijdschrift van de Nationale Raad nummer 71, maart 1996, bladzijde 27).

Er bestaat een uitzondering op dit verbod: de arbeidsgeneeskunde is van nature nauw verbonden met handel en industrie. Zo kan het gebeuren dat een arbeidsgeneesheer zijn kabinet heeft in het gebouw van een bedrijf. Artikel 120 van het Algemeen reglement voor de bescherming van de arbeid, dat de arbeidsgeneeskundige diensten instelt, bepaalt echter dat de installatie, de inrichting, de uitrusting en de werking van deze dienst plaats moet hebben in ruimtes die alleen daar voorbestemd zijn (zie ook artikel 25 in fine van de Code van geneeskundige Plichtenleer).

M. Van Lil
22 oktober 1996

Bron :
Répertoire pratique du droit belge, deel zeven, oktober 1990, v° "art de guérir", p. 113 nr. 139.

Arts (Adviserend-)17/02/1996 Documentcode: a072010
Beroepsgeheim - Arbeidsongevallen - Adviserende artsen

Een provinciale raad verzoekt de Nationale Raad om advies aangaande de functie van adviserend arts van een arbeidsongevallenverzekeraar en de eerbiediging van het beroepsgeheim op dit gebied.

Advies van de Nationale Raad :

Op verzoek van een Provinciale Raad ging de Nationale Raad van de Orde der geneesheren na of de functie van adviserend geneesheer van een arbeidsongevallenverzekeraar vergelijkbaar is met de functie van adviserend geneesheer van een ziekenfonds, met de functie van een controlearts of met de functie van een verzekeringsraadsgeneesheer. Daarnaast werd de Nationale Raad om advies verzocht betreffende de communicatie en uitwisseling van medische informatie tussen de behandelend en adviserend geneesheer bij arbeidsongevallen.

Een diepgaande vergelijkende studie van de hogervermelde functies is complex en zou misleidend kunnen zijn zodat het aangewezen is hen als afzonderlijke functies te beschouwen. Een arbeidsongevallenverzekeraar is een privé-verzekeringsmaatschappij die gemachtigd is arbeidsongevallen te verzekeren en kan niet worden beschouwd als een ziekenfonds waarvan de adviserende geneesheren trouwens een wettelijk bepaald statuut hebben. Een arbeidsongevallenverzekeraar is evenmin een organisme belast met de controle op de arbeidsongeschiktheid in het kader van artikel 31 van de arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978 dat o.m. de bevoegdheden van de controleartsen bepaalt. Een arbeidsongevallenverzekeraar is wel een privé-verzekeringsmaatschappij die echter onderworpen is aan een specifieke wetgeving inzake arbeidsongevallen zodat het aangewezen is ook de functie van de adviserende geneesheren van deze maatschappijen als een specifieke functie te beschouwen die zich onderscheidt van de functie van andere verzekerings geneeskundigen. De volgende paragrafen, die, de communicatie en uitwisseling van informatie bij arbeidsongevallen behandelen, zullen het specifiek karakter van de functie van een adviserend geneesheer bij een arbeidsongevallenverzekeraar verduidelijken.

Zoals bepaald in artikel 58, f' van de Code van geneeskundige Plichtenleer is een van de wettelijke en deontologische uitzonderingen op het beroepsgeheim de afgifte van reglementaire geneeskundige getuigschriften nodig voor de aangifte van werkongevallen met vermelding van alle indicaties die rechtstreeks in verband staan met het oorzakelijk trauma.

Artikel 32 van de Arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 stelt : "Tijdens de behandeling mag de verzekeraar, ingeval de getroffene de vrije keuze van geneesheer, apotheker en verplegingsdienst heeft en, in het tegenovergestelde geval de getroffene of de rechthebbenden, een geneesheer aanwijzen belast met het toezicht op de behandeling. Deze geneesheer zal de getroffene vrij mogen bezoeken mits hij de behandelende geneesheer vooraf verwittigt". Ter verduidelijking van "in het tegenovergestelde geval" wordt vermeld dat de werkgever of de verzekeraar mits naleving van een reeks door de wet gestelde voorwaarden zelf in de behandeling van de slachtoffers van arbeidsongevallen kan voorzien zodat de getroffenen geen volledig vrije keuze hebben.

Uit de bepaling van Artikel 32 volgt dat de behandelend geneesheer aan de adviserend geneesheer van de arbeidsongevallenverzekeraar alle medische gegevens betreffende de behandeling van de gevolgen van het arbeidsongeval moet overmaken die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van het door de wet bepaalde toezicht. Ook deontologisch is de behandelende geneesheer verplicht de nodige informatie te verstrekken aan de adviserend geneesheer daar de arbeidsongevallenverzekering deel uitmaakt van de sociale zekerheid. Uit deze verplichtingen kan niet worden afgeleid dat de adviserend geneesheer recht op inzage van het medisch dossier heeft daar dit gegevens kan bevatten die geen verband houden met de behandeling van de gevolgen van het arbeidsongeval. Vanuit dezelfde redenering kan worden gesteld dat de inhoud van de briefwisseling onder behandelende geneesheren (als bv. ontslagbrieven) zal bepalen of deze al dan niet integraal kan worden overgemaakt aan de adviserend geneesheer.

Het toezicht op de behandeling beperkt zich niet tot het overmaken van de nodige gegevens aan de adviserend geneesheer maar kan ook een overleg tussen deze geneesheren meebrengen. Wanneer de adviserend geneesheer vragen heeft over de behandeling of twijfelt aan de kwaliteit van de verstrekte zorgen past het niet dat hij dit meedeelt aan de getroffene. In dit geval dient hij met de behandelend geneesheer te overleggen aangaande de lopende en verdere behandeling. Bij het uitblijven van een consensus omtrent de verdere behandeling is het aan te bevelen het advies van een derde geneesheer in te winnen. Het ligt voor de hand dat de behandelend geneesheer enkel medische informatie betreffende de behandeling van de gevolgen van het ongeval kan overmaken aan de adviserend geneesheer van de arbeidsongevallenverzekeraar en dit slechts wanneer de getroffene daarmee akkoord gaat. Het is aan deze laatste te oordelen in welke mate zijn verzet tegen het overmaken van bepaalde gegevens de uitvoering van het contract hypothekeert en het past dat de behandelend geneesheer hem op de gevolgen van zijn weigering attent maakt.

Om het overleg tussen de betrokken geneesheren te bevorderen is het niet alleen nodig dat de behandelende geneesheer de noodzakelijke medische gegevens overmaakt aan de adviserende geneesheer maar is het even essentieel dat deze laatste zijn mening over de evolutie en evaluatie van de toestand van de getroffene aan de behandelend geneesheer meedeelt. Het slachtoffer zou baat hebben bij een dergelijke overleg dat aanslepende betwistingen zou kunnen voorkomen.

Bij de evaluatie van de opgelopen lichamelijke schade door een geneesheer met een gerechtelijk geneeskundig onderzoek belast dient de behandelend geneesheer zich conform artikel 62 b van de Code van geneeskundige Plichtenleer te gedragen. Naar luid waarvan binnen de perken van volstrekte noodzaak inlichtingen van medische aard mogen meegedeeld worden voor zover zij beperkt blijven tot de objectieve medische gegevens die rechtstreeks verband houden met het doel van het onderzoek en voor zover de patiënt daarmee instemt. Wanneer de evaluatie van de opgelopen lichamelijke schade gebeurt binnen het kader van een minnelijke regeling kan naar analogie dezelfde gedragsregel worden voorgestaan.

Geneeskunde (Arbeids-)20/01/1996 Documentcode: a072004
Beroepsgeheim - Studie betreffende afwezigheid op het werk

Beroepsgeheim - Studie betreffende afwezigheid op het werk

Een instituut dat zich bezighoudt met de bestudering van de gezondheidseconomie brengt de Nationale Raad op de hoogte van zijn voornemen een studie uit te voeren betreffende absenteïsme ten gevolge van ziekte. Met het oog hierop wenst het instituut een beroep te doen op de gegevens van verschillende organen voor de medische controle op afwezige werknemers. De eerbiediging van de anonimiteit bij het verzamelen van de gegevens wordt gewaarborgd door het instituut.
Alvorens deze studie aan te vatten, verzoekt het instituut de Nationale Raad om toestemming.

Advies van de Nationale Raad :

De Nationale Raad heeft in zijn vergadering van 20 januari 1996 kennis genomen van uw brieven van 5 september en 23 oktober 1995 in verband met de door de VZW X geplande nationale studie omtrent absenteïsme ten gevolge van ziekte, en de wens daarvoor beroep te doen op de omvangrijke desbetreffende gegevens die bij Y - Medische Kontrole op afwezige werknemers voorhanden zijn, onderzocht. De Nationale Raad bevestigt het U door het Bureau medegedeelde standpunt hieromtrent.

Brief van het Bureau van de Nationale Raad :

Het Bureau van de Nationale Raad van de Orde der Geneesheren heeft in zijn vergadering van 13 dezer uw brief van 5 september ll. in verband met de door de VZW X geplande nationale studie omtrent absenteïsme ten gevolge van ziekte, en de wens daarvoor beroep te doen op de omvangrijke desbetreffende gegevens die bij Y - Medische Kontrole op de afwezige werknemers voorhanden zijn, onderzocht.

In de aan de vraag verbonden waarborgen zegt U enkel globale absenteïsme-cijfers per diagnose te verlangen wat in de inleidende mededeling naar kwantiteit wordt verduidelijkt door een zo groot mogelijk aantal diagnoses.

Het gevaar voor miskenning van anonimiteit van betrokken personen stijgt in rechtstreekse verhouding tot de opvoering van onderscheiding van diagnose, zodat door het inachtnemen van een zo groot mogelijk aantal diagnoses dit miskenningsgevaar reëel lijkt.

Het Bureau meent dan ook met uw verzoek slechts te kunnen instemmen wanneer ter ontwijking van dit miskenningsgevaar de diagnoses naar een meer globaal ziektebeeld toe zouden gegroepeerd worden.

U gelieve uw bedenkingen desomtrent te willen doen kennen, in voorkomend geval met een voorstel dat elk gevaar voor miskenning van de anonimiteit van betrokken personen zou uitsluiten.

Geneeskunde (Arbeids-)19/08/1995 Documentcode: a070002
Arbeidsgeneeskunde - Rookstopcampagne

Naar aanleiding van het door de Nationale Raad in het Tijdschrift nr. 67,
p. 20, gepubliceerde advies betreffende de arbeidsgeneeskunde en de rookstopcampagne van de NMBS, merkt de Belgische Beroepsvereniging voor Arbeidsgeneesheren op dat de arbeidsgeneeskunde niet louter ressorteert onder de preventieve geneeskunde. De arbeidsgeneesheer dient bijvoorbeeld dringende verzorging te verstrekken bij arbeidsongevallen en/of onpasselijkheden die in het werkmilieu voorvallen.

Advies van de Nationale Raad aan de NMBS :

Met verwijzing naar de brief van 15 oktober 1994 van de Nationale Raad heb ik de eer U als bijlage een brief over te maken van de Belgische Beroepsvereniging voor Arbeidsgeneesheren.

De Nationale Raad is het eens met de door Professor Van Houte gemaakte bemerking.

Brief van de Belgische Beroepsvereniging voor Arbeidsgeneesheren :

De Raad van Bestuur van de Belgische Beroepsvereniging voor Arbeidsgeneesheren heeft in haar vergadering van 1 juni ll. kennis genomen van het standpunt van de Nationale Raad van de Orde der Geneesheren als antwoord op een vraag van de NMBS - arbeidsgeneeskundige dienst.

Zij wenst hierbij de volgende opmerking te maken :

De opdrachten van de arbeidsgeneesheer ressorteren in hoofdzaak doch niet louter onder de preventieve geneeskunde. Tijdens zijn dagelijkse werkzaamheden dient hij dringende zorgen te verstrekken bij arbeidsongevallen en/of onpasselijkheden die in het werkmilieu voorvallen. Hij is trouwens verplicht door de werkgever een degelijke organisatie van deze eerstehulpactiviteiten te voorzien.

Geneeskunde (Arbeids-)18/02/1995 Documentcode: a068017
Geneeskundige verzorging op het werk

Naar aanleiding van verschillende problemen met huisartsen vraagt een arbeidsgeneesheer of huisartsen die opgeroepen worden voor verzorging van patiënten die onwel worden op het werk verplicht zijn zich te verplaatsen dan wel mogen voorstellen de patiënten naar hun spreekkamer te brengen of een beroep te doen op de dienst 100.

Advies van de Nationale Raad :

Uw brief van 28 december 1994 heeft betrekking op de keuze van de arts bij oproepen voor verzorging van de personeelsleden van een onderneming die onwel worden op het werk. Het gaat noch over de continuïteit van de verzorging van de arbeidsgeneesheer (art. 104 tot 112 van de Code van geneeskundige Plichtenleer) noch over arbeidsongevallen.

De personeelsleden van een onderneming zijn vrij in de keuze van de arts (art. 27-28 van de Code van geneeskundige Plichtenleer) : het is wenselijk hun aan te raden hun behandelend arts te raadplegen. Behalve in uitzonderlijke situaties onderzoekt de vrij gekozen arts zijn patiënt in zijn praktijkruimte (of bij de patiënt thuis). Hij maakt van de verpleeglokalen van de onderneming alleen gebruik in geval van nood (art. 28 van de Code van geneeskundige Plichtenleer) en wanneer de patiënt zich daar bevindt.

In dringende gevallen (art.113-118 van de Code van geneeskundige Plichtenleer) doet de patiënt eventueel een beroep op de medische wachtdienst.

De onderneming kan met de medische ploeg die instaat voor de plaatselijke wachtdienst een overeenkomst opstellen om de betrekkingen in dringende gevallen te vergemakkelijken.

Geneeskunde (Arbeids-)15/10/1994 Documentcode: a067002
Arbeidsgeneeskunde - Rookstopcampagne

Mogen de arbeidsgeneesheren van de NMBS in het kader van de rookstopcampagne van de dienst arbeidsgeneeskunde aan de bedienden die willen stoppen met roken een voorschrift verstrekken voor de startdosissen (patch-pack) ? De huisartsen zouden schriftelijk op de hoogte gebracht worden van dit voorschrift.

Advies van de Nationale Raad :

In antwoord op uw brief van 19 september 1994 waarin u de rookstopcampagne van de NMBS-Arbeidsgeneeskundige dienst naar de bedienden toe voorstelt, wil de Nationale Raad u volgende beginselen in herinnering brengen.

Arbeidsgeneeskunde ressorteert onder de louter preventieve geneeskunde en dient bijgevolg, zowel wettelijk als deontologisch gezien, gespeend te blijven van curatieve akten.

Een rookstopcampagne is uiteraard een activiteit die prachtig kadert binnen deze preventieve opdracht en alleen maar kan aangemoedigd worden. Binnen dit kader is het dan ook de taak van de arbeidsgeneesheer rookstop te promoten en de tot rookstop gemotiveerde werknemers te verwijzen naar hun behandelende arts die verder zal instaan voor het voorschrift van de aangepaste middelen en voor de noodzakelijke opvolging van de patiënt, en dit onder zijn medische verantwoordelijkheid.
De arbeidsgeneesheer zou trouwens geen enkele behandelingsverantwoordelijkheid op zich kunnen nemen.

Op deze wijze wordt de logische en meest efficiënte schakel gelegd tussen preventieve en curatieve geneeskunde en worden zowel wettelijke als deontologische normen geëerbiedigd.