keyboard_arrow_right
Deontologie

Resultaten

Resultaten

Aids07/07/2018 Documentcode: a162001
Voorschrijven van een curatieve behandeling voor een seksueel overdraagbare aandoening (soa)

De nationale raad van de Orde der artsen heeft een vraag bestudeerd betreffende het voorschrijven van een curatieve behandeling voor een seksueel overdraagbare aandoening (soa) door de artsen van een screeningscentrum.

Advies van de nationale raad :

In zijn vergadering van 7 juli 2018 heeft de nationale raad van de Orde der artsen een vraag bestudeerd betreffende het voorschrijven van een curatieve behandeling voor een seksueel overdraagbare aandoening (soa) door de artsen van een screeningscentrum.

1°/ Bij een positieve test moet de patiënt de medische begeleiding krijgen die het meest aangepast is aan zijn behandeling (controle van de soa, nagaan of er geen andere aanverwante soa is, algemene opvolging en opvolging in de tijd) en aan alle aspecten van de zorgcontinuïteit (nevenwerkingen, spoedsituaties, enz.).

De kwaliteit van de zorg hangt onder meer af van de toegang tot de zorg. Toegankelijkheid vereist een beschikbaarheid die niet geboden wordt in een screeningsstructuur waarvan de consultatiedienstregelingen beperkt zijn tot enkele uren per week.

De nationale raad meent dat het screeningscentrum de patiënt in geval van positieve test moet doorverwijzen naar een huisarts of een gespecialiseerd team.

Het is opportuun dat het screeningscentrum samenwerkt met zorgstructuren, zodat een patiënt die geen behandelende arts heeft, makkelijker toegang tot de zorg krijgt.

Het belang van de patiënt om toegang tot kwaliteitsvolle zorg te krijgen is prioritair. Indien de situatie van de patiënt een behandeling binnen een zeer korte termijn vergt en de screenende arts gezien de omstandigheden vreest dat de patiënt er niet tijdig toegang toe heeft, kan hij zelf de behandeling opstarten omwille van het dringend karakter. Het vervolg van de behandeling moet toevertrouwd worden aan een huisarts of een gespecialiseerd team.

2°/ De vraag is blijkbaar ingegeven door het bewaren van de anonimiteit van de betrokken persoon gedurende de curatieve fase.

De vrees voor stigmatisatie en discriminatie kan voor de patiënt een rem zijn om zich te laten verzorgen. De artsen die instaan voor de screening, moeten hiervoor aandacht hebben, de patiënt geruststellen over het professionalisme van hun collega's en over hun discretieplicht en op die manier de patiënt aansporen zijn angsten opzij te zetten.

De curatieve zorg die verstrekt wordt aan een patiënt, of dit nu gebeurt binnen een screeningscentrum of binnen om het even welke andere medische structuur, dient opgenomen te worden in een medisch dossier op naam. Ook voor het opstellen van voorschriften, de traceerbaarheid van de toegediende geneesmiddelen en de terugbetaling van de behandelingen is de identificatie van de patiënt vereist.

Geneeskunde (Preventieve-)08/04/2017 Documentcode: a157001
Verkoop van zelftesten in apotheken

De nationale raad onderzocht de verkoop van zelftesten in apotheken voor het thuis opsporen of opvolgen van bepaalde gezondheidsproblemen.

Advies van de nationale raad :

De nationale raad besprak in de vergadering van 8 april 2017 de verkoop van zelftesten in apotheken voor het thuis opsporen of opvolgen van bepaalde gezondheidsproblemen.

Inleiding
Het gebruik van zelftesten voor het opvolgen van welbepaalde chronische ziekten is sinds lange tijd ingeburgerd in de gezondheidszorg. De thuis opgemeten resultaten, zoals glucosewaarden of stollingstijden, worden doorgegeven aan de behandelend arts en betekenen een meerwaarde voor de behandeling.
De nieuwe, nu beschikbare zelftesten geven een antwoord aan de persoon over diens gezondheidstoestand.
Door het grote aantal testen en hun verscheidenheid kan de nationale raad enkel algemene aanbevelingen uitvaardigen.

Op wettelijk vlak
De zelftesten vallen onder het toepassingsgebied van de richtlijn 98/79/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 1998 betreffende medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek (gedefinieerd in artikel 2. d) en het koninklijk besluit van 14 november 2001 betreffende medische hulpmiddelen voor in-vitro (gedefinieerd in artikel 1, §2, 6).

Op ethisch en deontologisch vlak
Een medisch-ethische reflectie wordt gemaakt op basis van het principlisme (cf. Principles of Biomedical Ethics, Tom L. Beauchamp and James F. Childress), een universeel bruikbaar framework steunend op de principes: "autonomie", "beneficence", "non-maleficence" en "justice".

Op het vlak van het autonomieprincipe past het zelftesten binnen het concept van "selfempowerment" van de patiënt en garandeert de methode absolute privacy.

Op het vlak van beneficence zet het laagdrempelige karakter van de zelftest patiënten aan tot deelname aan gezondheidszorg. De zelftest kan ziekten vroegtijdig opsporen en hierdoor een grotere kans bieden op een betere outcome.

Op het vlak van justice is de zelftest binnen het bereik van alle patiënten. Op korte termijn lijkt het waarschijnlijk dat er meer beroep zal gedaan worden op medische zorg om het met de zelftest verkregen resultaat te controleren in een laboratorium. Dit kan een tijdelijke verhoging van de uitgaven in de ziekteverzekering veroorzaken. Op lange termijn kan evenwel verwacht worden dat vroege opsporing de kost zal terugdringen.

Op het vlak van non-maleficence dreigt in bepaalde gevallen het gevaar dat een alleenstaand testresultaat weinig of niets zegt over een bepaalde ziekte en de test meer kwaad dan goed kan berokkenen. Het gevaar bestaat ook dat mensen zich een zelftest aanschaffen terwijl hun draagkracht om met een ongunstig resultaat geconfronteerd te worden, onvoldoende is.

Besluit
Het gebruik van zelftesten beantwoordt aan een vraag van de burger en kadert in de empowerment van de patiënt.

Omwille van de patiëntveiligheid is de nationale raad van mening dat zelftesten enkel mogen afgeleverd worden in een apotheek. De verkoop in aanwezigheid van een apotheker biedt immers de garantie dat de aflevering op maat van de patiënt en met de nodige informatieverstrekking gebeurt. Het geeft ook een waarborg omtrent de authenticiteit, de betrouwbaarheid en houdbaarheid van de testen.

De testen dienen individueel opgevolgd te worden aangaande kwaliteit, specificiteit en sensitiviteit. Artsen die geconfronteerd worden met negatieve voorvallen die gelinkt zijn aan het gebruik van de zelftest, dienen deze te melden aan het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten.

Daarnaast dient de impact van de invoering van de zelftest op de uitgaven van de gezondheidzorg gemonitord te worden.

De nationale raad zal overleg plegen met de patiëntenorganisaties en de Orde van apothekers aangaande deze materie.

Aids19/07/2014 Documentcode: a146006
Hiv-plan 2014-2019

De Nationale Raad van de Orde van geneesheren onderzocht het nationale hiv-plan 2014-2019, meer bepaald omdat het de ontwikkeling ondersteunt van gedecentraliseerde en gedemedicaliseerde opsporing bij prioritaire doelgroepen (in het bijzonder vatbaar voor hiv-infectie).

Advies van de Nationale Raad :

In zijn vergadering van 19 juli 2014 onderzocht de Nationale Raad van de Orde van geneesheren het nationale hiv-plan 2014-2019, aangezien het de ontwikkeling ondersteunt van gedecentraliseerde en gedemedicaliseerde opsporing bij prioritaire doelgroepen (in het bijzonder vatbaar voor hiv-infectie).

1° Het is belangrijk om met hiv besmette personen vroegtijdig op te sporen. De snelle start van een behandeling verbetert de vooruitzichten van de ziekte en de kennis van zijn seropositiviteit geeft de kans om transmissie tegen te gaan.

Sommige bevolkingsgroepen vinden te weinig de weg naar methodes van opsporing.

Verschillende factoren belemmeren de opsporing bij personen uit deze groepen: het onvoldoende gebruikmaken van de klassieke opsporingsmethodes, de drempel om gezondheidswerkers aan te spreken over seksuele geaardheid en seksueel risicogedrag, evenals de vrees voor stigmatisering en morele veroordeling.

Op basis van deze vaststellingen ontwikkelde zich het begrip gedecentraliseerde opsporing (bijvoorbeeld in een mobiele eenheid), naast de klassieke opsporingsmethoden, en gedemedicaliseerde opsporing door opgeleid maar niet-professioneel gezondheidspersoneel (bijvoorbeeld mensen uit de doelgroep). Het doel is de toegang tot opsporingstesten te vergemakkelijken door een bevolkingsgroep op te zoeken die vatbaar is voor hiv.

In het voornoemde nationale meerjarenplan voor hiv wordt aanbevolen om, in lijn met de bestaande wetgeving, gedecentraliseerde en gedemedicaliseerde opsporing te ontwikkelen om prioritaire groepen te bereiken, evenals de contexten waarin er sprake is van verhoogde prevalentie en waarin een groot aantal laattijdige diagnoses verwacht kan worden.

2° De Nationale Raad vindt het uiterst belangrijk om strategieën te ontwikkelen die de drempel tot opsporing verlagen, rekening houdend met de factoren die de toegang tot opsporing vergemakkelijken of, integendeel, afremmen.

Gedecentraliseerde en gedemedicaliseerde opsporing biedt een antwoord op de moeilijke toegang voor bepaalde groepen.

De keerzijde van die vlottere toegang is het gebrek aan een gemedicaliseerde omgeving.

Decentralisering en demedicalisering moeten correct geëvalueerd en afgebakend worden om ervoor te zorgen dat ze in verhouding zijn tot en relevant zijn voor de doelstelling, met name een betere opsporing bij de doelgroep.


In de evaluaties moeten indicatoren worden opgenomen met betrekking tot epidemiologie, sociodemografie en gedrag om na te gaan of door deze voorzieningen het beoogde publiek effectief bereikt wordt. Ook moeten tevredenheidsonderzoeken bij gebruikers worden opgenomen, onderzoeken naar de kwaliteit van de opgebouwde institutionele partnerschappen en naar de impact op de betrokken leefomgevingen.

3° Deze opsporing valt onder de uitoefening van de geneeskunde; het is dus noodzakelijk dat niet-gemedicaliseerde opsporing een juridisch kader krijgt.

De Nationale Raad vindt dat dergelijke opsporingen georganiseerd, gecontroleerd en geëvalueerd moeten worden door referentie-instellingen, die erkend of goedgekeurd werden door de bevoegde overheid en intern over artsen beschikken. Deze laatsten moeten garant staan voor kwaliteit, hygiëne en goede opsporingspraktijken.

Het rekruteren van vrijwilligers moet strikt verlopen. Hun opleiding en bekwaamheid zijn uiterst belangrijk, vooral wat betreft het gebruik en de interpretatie van de testen en de geleverde informatie en raad, de psychologische aspecten en het respect voor de ethiek en de vertrouwelijkheid.

Hun opleiding en praktijkervaring moeten worden gecontroleerd, regelmatig opnieuw worden geëvalueerd door gekwalificeerde instellingen; ook moet ze worden gecertificeerd.

Er moeten maatregelen worden genomen teneinde de vertrouwelijkheid en het respect voor het privéleven op elk niveau te garanderen, vooral wat betreft de communicatie van de resultaten en de configuratie van de testplaatsen. Daarom is de vertrouwenskwestie des te delicater wanneer de persoon in de mobiele eenheid komt, wat bij anderen de indruk kan wekken van risicogedrag, of wanneer de persoon wanhopig buitenkomt nadat een positief resultaat werd bekendgemaakt.

Er moeten gepaste maatregelen voor opvolging en ondersteuning worden uitgeschreven om te vermijden dat de persoon na de opsporing op zichzelf is aangewezen. Er moeten samenwerkingsakkoorden bestaan met zorginstellingen zodat de onderzochte persoon gemakkelijk toegang heeft tot medische behandeling en psychosociale begeleiding. De verwijzing naar een behandelende arts moet worden aangemoedigd.

In een omgeving van feesten is het uiterst belangrijk zeker te zijn dat de persoon goed in staat is om in te stemmen met de opsporing en niet onder invloed is van alcohol of drugs.

Alvorens in te stemmen met een test, moet hij worden ingelicht over de omstandigheden waarin de test afgenomen zal worden, namelijk dat het personeel niet-gemedicaliseerd is en dat er beperkingen zijn verbonden aan de gebruikte soort opsporingstest.

De sneltest voor diagnose-oriëntatie volstaat niet om seropositiviteit vast te stellen en moet worden bevestigd door een klassieke opsporingstest.

4° Ten slotte meent de Nationale Raad dat prioritair moet worden aangemoedigd dat de opsporing gebeurt via het medische circuit.

Niet-gelokaliseerde en gedemedicaliseerde opsporing moet deel uitmaken van een globale strategie, ter aanvulling van de bestaande middelen die hun diensten al bewezen hebben.

Ook de vorming en sensibilisering van de eerstelijnsactoren, meer bepaald de rol die huisartsen kunnen spelen in hiv-opsporing moeten een prioriteit zijn om de struikelblokken voor de opsporing van prioritaire groepen weg te werken.

Dit advies zal opnieuw geëvalueerd worden op grond van de resultaten van de toepassing van het hiv-plan 2014-2019.

Aids17/05/2014 Documentcode: a145021
Campagne gevoerd door het aidspreventie-platform

Aan de Nationale Raad wordt een vraag gesteld omtrent de openbare campagne die sedert december 2013 wordt gevoerd door het aidspreventie-platform teneinde de strijd aan te gaan tegen discriminatie van seropositieve personen.

Advies van de Nationale Raad :

In zijn vergadering van 17 mei 2014 heeft de Nationale Raad van de Orde van ge-neesheren de openbare campagne onderzocht die het aidspreventieplatform sedert december 2013 voert tegen de discriminatie van seropositieve patiënten.

1° Een van de verspreide boodschappen betreft de discriminatie op het gebied van de gezondheidszorg. De tekst van die boodschap luidt : "Valerie is opgelucht. De operatie is goed verlopen. Nochtans hadden verscheidene medische diensten geen ingreep willen verrichten omdat ze seropositief is."

De Orde van geneesheren is van oordeel dat het ondenkbaar is dat Belgische zie-kenhuizen en medische diensten, een gerechtvaardigde medische behandeling weigeren, enkel en alleen omdat de patiënt seropositief is.

Een sensibiliseringscampagne tegen discriminatie van seropositieve patiënten wettigt niet de verspreiding van karikaturale boodschappen die beledigend zijn voor artsen.

2° Deze campagne is het resultaat van de enquête "Leefomstandigheden van sero-positieve patiënten in Franstalig België (Wallonië en Brussel)" Het rapport van no-vember 2012 van die resultaten is raadpleegbaar op de site van het" Observatorium voor aids en seksualiteit" (F).

Uit het rapport blijkt dat de tevredenheid over de kwaliteit van de zorg, de luisterbe-reidheid, de opvang en de eerbiediging van de vertrouwelijkheid door de behande-lende arts zeer groot (meer dan 90 pct.) is. Uit het rapport blijkt echter ook dat door zijn seropositiviteit meer dan 1 respondent op 5 reeds heeft ondervonden dat het medisch personeel zich ongemakkelijk voelt, dat 15 pct. reeds kwetsende of onhan-dige uitspraken te horen kreeg, dat meer dan 13 pct. zorg geweigerd werd en dat eveneens meer dan 13 van de respondenten ook te maken had met een schending van het medisch geheim.

Het nationale meerjaren actieplan (2014-2019) tot bestrijding van aids en hiv be-klemtoont de noodzaak te strijden tegen elke vorm van stigmatisatie en discriminatie die gebaseerd zijn op het serologisch statuut of de gezondheid. Een universeel recht op gezondheidszorg vereist toegang tot preventie, opsporing, zorg en een kwaliteitsvolle begeleiding.

De Code van geneeskundige plichtenleer, de Europese Handleiding voor Medische Ethiek en de Belgische wetgeving waarborgen de toegang tot de zorg zonder discriminatie 1.

Een mogelijke stigmatisatie en discriminatie van seropositieve patiënten in de ge-zondheidszorg mogen niet worden veronachtzaamd.

De artsen dienen alle aandacht te besteden aan die stigmatisatie en discriminatie. Ze moeten die actief te bestrijden, in welke vorm deze zich ook voordoen. Dit geldt niet alleen voor zichzelf, maar ook voor hun medewerkers.

3° Volgens voormeld rapport is iets meer dan 11 pct. van de respondenten die een heelkundige ingreep moesten ondergaan, verplicht geweest tot een gedwongen opsporing (d.w.z. zonder te zijn geïnformeerd en zonder zijn voorafgaande toestem-ming).

Overeenkomstig de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt is echter voor dergelijke opsporing de vrije en geïnformeerde toestemming van de patiënt vereist.

De patiënt dient wel in kennis te worden gesteld dat een vroegtijdige opsporing en behandeling een belangrijke opportuniteit voor hem is, omdat dit leidt tot een gunsti-gere prognose van de ziekte.

Indien de patiënt een dergelijke opsporing weigert, dient het verzorgend personeel alle gebruikelijke voorzorgsmaatregelen te nemen om besmetting via het bloed te vermijden 2.

4° De patiënt dient te worden gewezen op het belang en de voordelen van een goe-de opvolging van de aandoening door een geschikte medische behandeling voorafgaand aan een heelkundige ingreep.

De opvolging van de aandoening vermindert het risico op een perioperatieve infectieuze complicatie.

Voor het verzorgend personeel vermindert de antiretrovirale behandeling het risico op overdacht van de ziekte. Ze kan dit risico zelfs volledig wegnemen.

Ongeacht om welke patiënt het gaat, is het in de dagelijkse praktijk in alle omstan-digheden van wezenlijk belang dat alle voorzorgsmaatregelen worden genomen ter voorkoming van besmetting via het bloed door prikongevallen. Deze maatregelen verminderen immers in aanzienlijke mate het risico op overdracht na een percutane blootstelling aan besmet bloed. In geval van blootstelling varieert het risico op be-smetting naargelang de virale besmetting van de bronpersoon al dan niet hoog is.

De bevordering en eerbiediging van de preventiemaatregelen is een gemeenschap-pelijke verantwoordelijkheid van de maatschappij, de verzorgingsinstellingen, de gezondheidswerkers en de patiënten. Daar ze de gezondheid van de personen, of ze nu verzorger dan wel patiënt zijn, beschermen, versterken deze maatregelen het onderlinge vertrouwen en de solidariteit. Dit zorgt voor een betere toegang tot de zorg en een vermindering van de risico's op discriminatie.

1. Artikel 5 van de Code van geneeskundige plichtenleer
Beginsel 1 en beginsel 3 van de Europese Handleiding voor Medische Ethiek - Europese Raad van de Orden van Artsen en Aanverwante organisaties
Artikel 5 van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt
Artt. 3 en 5 van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie
2. Aanbevelingen van de Hoge Gezondheidsraad betreffende de preventie van accidentele contacten met bloed en andere lichaamsvochten in de verzorgingsinstellingen, mei 2011, HGR nr. 8429


Cc.
- mevrouw Onkelinx, minister van Volksgezondheid
- mevrouw Tillieux, minister van Volksgezondheid - Federatie Wallonië-Brussel
- mevrouw Fremault - minister van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest belast met het Gezondheidsbeleid
- mevrouw Grouwels - lid van de Vlaamse gemeenschapscommissie (VGC)

Geneeskunde (Preventieve-)26/04/2014 Documentcode: a145012
Pilootproject “Be Well Point” van de firma MSD

De Nationale Raad van de Orde van geneesheren heeft het pilootproject "Be Well Point" van de firma MSD onderzocht waarbij in een twintigtal apotheken een meetinstrument wordt geplaatst voor het bepalen van de bloedwaarden bij patiënten met hypertensie of diabetes.

Advies van de Nationale Raad :

In zijn vergadering van 26 april 2014 heeft de Nationale Raad van de Orde van geneesheren het pilootproject "Be Well Point" van de firma MSD onderzocht waarbij in een twintigtal apotheken een meetinstrument wordt geplaatst voor het bepalen van de bloedwaarden bij patiënten met hypertensie of diabetes.

De Nationale Raad werd door de provinciale geneeskundige commissies van Antwerpen (brief van 22 januari 2014) en van Vlaams-Brabant (brief van 27 maart 2014) erover geïnformeerd dat de commissies m.b.t. dit project een negatief advies hadden uitgebracht.

Na analyse van de omschrijving van het project, sluit de Nationale Raad zich aan bij het standpunt van deze provinciale geneeskundige commissies met verwijzing naar het advies van de Nationale Raad van 1 februari 2003 "Preventieve geneeskunde - Opsporing op grote schaal" (TNR 100, p. 4) waarin wordt gesteld: "Een predictieve test dient te worden verricht in voorwaarden die de hoogste wetenschappelijke betrouwbaarheid waarborgen, om te voorkomen dat de deelnemers ten onrechte ongerust gemaakt of gerustgesteld zouden worden. (...) Een mogelijk alarmerend resultaat kan enkel worden medegedeeld indien de nodige omkadering aanwezig is, waardoor dit resultaat genuanceerd kan worden en de te treffen diagnostische en therapeutische maatregelen besproken kunnen worden. (...) Het past niet dat dergelijke depistage wordt verricht buiten medeweten en zonder medewerking van de behandelend geneesheer."

Bovendien formuleert de Nationale Raad volgende bemerkingen:

1/ De uitvoering van deze testen kan op grond van de richtlijnen die MSD hierover heeft geformuleerd onder meer gebeuren op initiatief van de apotheker. Zonder afbreuk te doen aan de verplichting tot farmaceutische zorg op grond van het artikel 4, § 2bis van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen en de daartoe geformuleerde uitvoeringsbesluiten, is de Nationale Raad van mening dat het initiatief tot een dergelijke test uitsluitend kan worden genomen of door de patiënt zelf op grond van zijn zelfbeschikkingsrecht, of door de behandelende arts.

2/Uit de richtlijnen van MSD blijkt dat, de apotheker, of zijn daartoe opgeleide "assistent" in welke hoedanigheid dan ook, een ondersteuning biedt aan de patiënt bij het bekijken van de resultaten. De Nationale Raad is van oordeel dat deze ondersteuning de verplichtingen inzake de farmaceutische zorg te buiten gaat. Er is hier wel degelijk sprake van een interpretatie van de testgegevens wat een beoordeling van de gezondheidstoestand van de patiënt betekent.

In haar rapport van 28 juni 2008 schrijft de Franstalige Koninklijke Academie voor geneeskunde van België o.a. : (vrije vertaling) "Het interpreteren door de apotheker van de resultaten van de zelfmetingtesten, het stellen van een diagnose en het opstarten van een behandeling zijn een vorm van onwettige uitoefening van de geneeskunde."

3/ Indien de uitvoering van deze tests het afnemen van een bloedstaal via de ader impliceert,, ziet de Nationale Raad geen enkele wettelijke basis op grond waarvan een officina-apotheker en/of zijn assistent hiertoe bevoegd zouden zijn.

4/ De behandelende arts wordt slechts betrokken bij deze tests voor zover de patiënt de toestemming geeft de resultaten door te sturen via "Medibridge". Sommige artsen beschikken niet over deze software,. De Nationale Raad betreurt ten zeerste met verwijzing naar het bovenvermeld advies enerzijds dat de rol van de behandelende arts in deze dusdanig is beperkt en anderzijds dat bovendien niet alle artsen bereikt zullen kunnen worden.

5/ Op basis van de ons ter beschikking gestelde informatie blijkt onvoldoende dat er waarborgen worden geboden betreffende de conformiteit met de geldende kwaliteitsnormen. Er is geen enkele garantie dat deze toestellen worden gecontroleerd door een erkend laboratorium voor klinische biologie, noch aan enige kwaliteitsopvolging onderhevig zijn, noch aan een onafhankelijke controle, hetzij door de overheid, hetzij door een onafhankelijke instantie.

6/ De clausule "Het gebruikte HbA1c-Lipiden toestel levert geen gevalideerde test af. De validatie kan enkel uitgevoerd worden door een Klinisch Bioloog . De waarden bekomen kunnen afwijken van de test afgenomen in een klinisch laboratorium. De testresultaten op zich zijn onvoldoende voor een diagnosestelling. De diagnose evenals een regelmatige opvolging door de behandelende geneesheer blijven steeds noodzakelijk." die de patiënt dient weg te klikken alvorens de test te beginnen, doet ernstige vragen rijzen betreffende het medische nut van deze test in zijn geheel.

Het niet-gevalideerd zijn van deze test staat in schril contrast met de plaatsing van het toestel in een apotheek. Deze medisch-professionele context creëert voor de patiënt een vermoeden dat een dergelijke test wel degelijk een effectieve medische validatie heeft.

7/ Er wordt in de voorstelling door MSD niet gesproken over de kostprijs van de uitvoering van een dergelijke test. Moet hieruit worden afgeleid dat bij gebrek aan terugbetaling van het RIZIV de kosten worden gedragen door de patiënt of door de farmaceutische firma ?

8/ Er worden met verwijzing naar artikel 10 van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt, geen richtlijnen opgesteld of garanties geboden betreffende de privacy van de patiënt wanneer hij deze tests ondergaat.

9/ In de informatiefiche die aan het informed consent-formulier is gekoppeld, wordt melding gemaakt van het feit dat de patiënt zijn persoonlijk medisch dossier kan ontvangen via "Familyware". De Nationale Raad acht dit tegenstrijdig met de meermaals vermelde stelling dat alle gegevens na afsluiting van de test automatisch van het toestel worden verwijderd.

Een gelijkaardige tegenstrijdigheid ziet de Nationale Raad in het feit dat, wanneer een patiënt ervoor opteert dat de gegevens hem via e-mail worden toegestuurd, hij zich via een code zal dienen te identificeren, wanneer hij de resultaten elektronisch wil bekijken. Een dergelijke handelwijze impliceert minstens dat de gegevens op een elektronische drager worden bewaard.

10/ In aansluiting op het voormelde punt 2 i.v.m. de interpretatie van de testresultaten en het voormelde punt 7 i.v.m. de betaling van de kosten, is de Nationale Raad van mening dat het volstrekt overbodig is dat de persoonsgegevens, noch de leefomstandigheden van de patiënt worden ingevoerd. Uitsluitend in het geval waarin de patiënt zou toestemmen deze gegevens door te sturen aan de behandelende arts, is het ter beschikking stellen van de persoonsgegevens d.m.v. de e-Id gerechtvaardigd.

11/ De Nationale Raad uit ernstige bedenkingen bij het bewaren van het elektronisch adres door "Familyware". Hij vreest dat dergelijke bewaring slechts ingegeven is vanuit commercieel oogpunt, bijvoorbeeld teneinde een nieuwe test in de toekomst aan te prijzen.

12/ In navolging van de vorige punten stelt de Nationale Raad de vraag of voor de verwerking van deze gegevens een machtiging werd aangevraagd bij de Privacycommissie.

De Nationale Raad besluit met verwijzing naar al deze bedenkingen dat een dergelijk project vanuit medisch deontologisch oogpunt onaanvaardbaar is.

cc. Orde der apothekers

Huisarts27/03/2010 Documentcode: a129033
Uitnodiging van patiënten voor een preventieve check-up door huisarts

Mag een huisarts zijn patiënten aanschrijven om hen eraan te herinneren dat zij moeten langskomen voor een check-up ?

Advies van de Nationale Raad :

In zijn vergadering van 27 maart 2010 besprak de Nationale Raad van de Orde van geneesheren uw schrijven van 7 oktober 2009 waarin u de vraag stelt of een huisarts, net als een tandarts, zijn patiënten kan aanschrijven om hen eraan te herinneren dat zij moeten langskomen voor een check-up.

De Nationale Raad heeft reeds verschillende adviezen uitgebracht betreffende het preventief aanschrijven van patiënten door huisartsen. Meer bepaald werd een dergelijk aanschrijven reeds positief geadviseerd voor uitnodigingen voor de jaarlijkse vaccinatie tegen influenza bij patiënten met verhoogd risico (advies 19 augustus 2000, TNR 90, p. 12), en dit bij die patiënten van wie de huisarts de beheerder is van het Globaal Medisch Dossier (GMD). Evenzo voor een aanschrijven door huisartsen om hun patiënten te sensibiliseren en te motiveren tot screening in het kader van borstkankerpreventie (advies 16 juni 2001, TNR 93, p. 10).

Een huisarts mag die patiënten voor wie hij beheerder is van het Globaal Medisch Dossier individueel aansporen tot deelname aangezien dit kadert in en deel uitmaakt van een goed beheer van dit medisch dossier. Een huisarts dient niet alleen zijn risicopatiënten goed te registreren en op te volgen, het is zijn taak preventief initiatieven te nemen om vroegtijdig bepaalde ziekten te detecteren alsmede preventief gezondheidsadvies te verstrekken aan al zijn patiënten.

Ingeval er een vaste arts-patiëntrelatie bestaat, desgevallend gestaafd met een GMD, kan de patiënt aangeschreven worden voor een preventieve check-up. Dit dient te passen in een algemeen preventief plan met de nodige informatie aan de patiënt. De patiënt blijft te allen tijde vrij al dan niet op een dergelijke uitnodiging in te gaan.

Commercialisatie van de geneeskunde30/05/2009 Documentcode: a126018
Preventieve geneeskunde - Service “Total Body Scans” aangeboden door Royal Hospitals

Preventieve geneeskunde – Service “Total Body Scans” aangeboden door Royal Hospitals

In de media kan men lezen dat Royal Hospitals in België systematisch bij een check-up “Total body-Scans” aanbiedt. Senator L. Ide heeft zijn provinciale raad van de Orde van geneesheren over deze problematiek aangeschreven.

Advies van de Nationale Raad :

De Nationale Raad van de Orde van geneesheren heeft in zijn vergadering van 30 mei 2009 uw brief van 10 februari 2009 besproken aangaande de preventieve “Total body Scans”, een service die ook in België aangeboden wordt door Royal Hospitals en waarbij ziekenhuizen en artsen aangesproken worden om deze service te promoten.

De organisatie van medische preventie is lovenswaardig. In de organisatie van preventie is de overheid beperkt qua financiële middelen en dit brengt met zich dat private niet-commerciële organisaties dit gedeelte van de medische zorg op zich kunnen nemen.

Elke vorm van preventieve geneeskunde, ook al wordt ze aangeboden door een privaat initiatief, moet voldoen aan een aantal wetenschappelijke vereisten.

Dit veronderstelt dat een preventief onderzoek gefundeerd moet zijn op formele, controleerbare wetenschappelijke waardebewijzen (evidence based), dat het positief resultaat op morbiditeit, mortaliteit, levensverwachting en levenskwaliteit onomstotelijk aangetoond moet zijn, dat een preventief onderzoek geen schade mag toebrengen die niet in verhouding staat tot het beoogde nut en dat de patiënt (of hier de cliënt) bewust en geïnformeerd zonder valse verwachtingen of geruststelling moet kunnen opteren voor een preventief gezondheidsonderzoek.

Een formele wetenschappelijke evidentie voor preventie door middel van “Total Body Scans “ is niet terug te vinden in de wetenschappelijk erkende medische literatuur:

  • Het resultaat van deze vorm van screening kan nooit met zekerheid de afwezigheid van een pathologie waarborgen en schept dus valse verwachtingen;
  • Uitgebreide medische beeldvorming zonder vooraf gestelde indicatie roept talloze vragen op. Veel niet-specifieke toevallige bevindingen zullen leiden tot onnodige bijkomende en dure onderzoeken en tot ongerustheid bij de patiënt;
  • De schadeloosheid van MRI op grote schaal en op repetitieve basis is nog niet volledig gedocumenteerd. De risico’s van ioniserende stralen (cfr. CT-scan) zijn daarentegen wel duidelijk vastgesteld. Er is een significante toename van het risico op kanker door een CT-scan;
  • De kostprijs van dergelijk preventief onderzoek staat buiten alle verhouding met de gangbare verzekeringstarieven voor deze onderzoeken, zoals in ons land gehanteerd. Royal Hospitals werkt met eigen financiële middelen en de ziekteverzekering komt niet tussen in de kosten, wat leidt tot onaanvaardbare sociale verschillen.

Men kan bijgevolg stellen dat het uitvoeren van preventieve geneeskundige onderzoeken die niet uitgaan van initiatieven van de overheid, zinvol kunnen zijn als zij voldoen aan een aantal wetenschappelijke en deontologische criteria.

Geenszins mag dit een commerciële geneeskunde worden, gefundeerd op het ronselen en misleiden van “patiënten“.

De Nationale Raad van de Orde van geneesheren is van mening dat het project “Total Body Scans“ van Royal Hospitals niet voldoet aan deze vereisten en de artsen hieraan niet mogen meewerken.

Cc.
dokter Christian DELCOUR, voorzitter van het Consilium Radiologicum Belgicum
professor K. VERSTRAETE