keyboard_arrow_right
Deontologie

Opsporing van glaucoom

De Brailleliga verzoekt de Nationale Raad om toestemming aangaande haar project betreffende de organisatie van een "reizend" onderzoek ter opsporing van glaucoom.

Advies van de Nationale Raad :

Het probleem inzake de campagnes ter voorkoming van glaucoma werd reeds bestudeerd door de Nationale Raad.

Op 24 maart 1990 bracht de Nationale Raad het volgende advies uit (Tijdschrift van de Nationale Raad - Orde der geneesheren, nr. 48, juni 1990, p. 22 en 27) :

"Hoewel de Nationale Raad in principe niet afkerig staat tegenover ieder initiatief voor preventieve geneeskunde is hij toch van mening dat breedschalige preventieve onderzoeken slechts op gezamenlijk initiatief van wetenschappelijke verenigingen enerzijds van huisartsen en anderzijds van geneesheren-specialisten uitgevoerd kunnen worden.

Deze wetenschappelijke verenigingen dienen garant te zijn voor de wetenschappelijke relevantie van zulk onderzoek. Zij dienen bovendien na te gaan of alle modaliteiten van zulk onderzoek in overeenstemming zijn met de deontologische regels en moeten hieromtrent advies vragen aan de Nationale Raad van de Orde der geneesheren".

Dit sluit de medewerking aan dergelijke preventie-initiatieven van sociaal gerichte verenigingen zoals de Brailleliga, niet uit.

De opsporing van glaucoom zoals gepland, zou georganiseerd moeten kunnen worden in samenwerking met de beroepsverenigingen van de artsen-oftalmologen in het bijzonder en mag niet in strijd zijn met de bepalingen van artikel 25 van de Code van geneeskundige Plichtenleer, dat als volgt luidt :

"Het is verboden zowel preventieve als curatieve geneeskunde uit te oefenen in commerciële vertrekken of aangrenzende lokalen, onverminderd de reglementen die de plaatsen voor de uitoefening van de arbeidsgeneeskunde omschrijven."