keyboard_arrow_right
Deontologie

Psycho-medische-sociale centra (P.M.S.)

Psycho‑medische‑sociale centra (P.M.S.)

Tijdens de twee voorafgaande vergaderingen heeft de Nationale Raad een adviesaanvraag van de directeur‑generaal van het Ministerie van Onderwijs (N) (cf. Tijdschrift nr 46, p. 24 en p. 31) en het verslag van een lid van de Raad geanalyseerd.

Bedoelde adviesaanvraag behelst:

  1. de juridische status van artsen van Rijks‑psycho‑medische‑sociale centra
  2. de activiteiten van artsen verbonden aan de centra
  3. de rol en de plaats van de arts in de algemene werking van de centra.

Het ontwerp‑advies dat de Nationale Raad door de verslaggever werd voorgelegd, wordt goedgekeurd.

Advies van de Nationale Raad:

In het kader van de te geven uitvoering aan de in uw brief vermelde artikels betreffende de geneesheren verbonden aan de P.M.S.‑centra, heeft de Nationale Raad van de Orde der geneesheren zich beraden over zowel de arbeidsjuridische situatie als de bevoegdheden en arbeidsverhoudingen van bovengenoemde geneesheren binnen het P.M.S.‑team.

Daarbij werden volgende deontologische voorwaarden weerhouden:

1. Wat de arbeidssituatie van de P.M.S.‑geneesheren betreft dient elke overeenkomst ter zake te worden vastgelegd in een schriftelijk contract dat voorafgaandelijk dient te worden voorgelegd aan de bevoegde Provinciale Raad van de Orde der geneesheren. Deze is bevoegd om elke contractuele situatie van geneesheren te evalueren op haar deontologische implicaties.

2. Binnen het kader van de arbeidsverhouding van de P.M.S.‑arts ten opzichte van de inrichtende macht, de administratieve directie van het P.M.S.‑centrum en het technisch personeel van het P.M.S.‑team, dient de arts in alle omstandigheden zijn/haar volledige onafhankelijkheid gevrijwaard te zien zowel op professioneel als op moreel en ethisch vlak.

3. De arts dient de volledige verantwoordelijkheid te dragen voor de medische activiteiten die voortvloeien uit zijn functie en bevoegdheden, ook voor die activiteiten die binnen het kader van het team aan paramedische medewerkers worden gedelegeerd.

4. Zowel het inwinnen van anamnestische gegevens als de noodzakelijke verwijzingen naar de curatieve sector en de formulering van de conclusie uit het geheel van de medische investigaties, dienen uitsluitend langs de persoon van de arts om te geschieden, dit eventueel in samenwerking met de verpleegkundige.

5. De arts beslist over de wijze waarop het medisch beroepsgeheim wordt gevrijwaard, zowel wat betreft de inzage en de bewaring van het medisch dossier in se als wat betreft het doorgeven van gegevens uit dit dossier aan de medewerkers binnen het P.M.S.‑team. Binnen het kader van het afgeleid of gedeeld beroepsgeheim kunnen uiteraard alleen deze gegevens die relevant zijn en noodzakelijk voor de medisch‑psycho‑pedagogische begeleiding van het kind bij zijn schoolse prestaties, worden overgemaakt aan de leden van het P.M.S.‑team en, zo nodig, aan de betrokken leerkrachten.

6. De controle over de medische activiteiten van de P.M.S.‑arts kan alleen worden uitgeoefend door daartoe aangestelde geneesheren‑inspecteurs, met inachtname en mits vrijwaring van het beroepsgeheim dat ook binnen deze controle‑relatie geldt.