Schoolgeneeskunde
De Nationale Raad wordt om advies verzocht aangaande een aantal beschikkingen van het besluit van de Vlaamse Executieve van 30 juli 1985 betreffende de verplichtingen en de opdrachten inzake medisch schooltoezicht, en houdende de erkenningsvoorwaarden en subsidiëring van equipes en centra voor medisch schooltoezicht (1)
Na studie van het besluit en het commentaar ter zake van zowel de Provinciale raad van de Orde der geneesheren van Oost‑Vlaanderen, het Vlaamse Artsensyndikaat als de Medische Raad van de Limburgse Schoolartsen, heeft de Nationale Raad gemeend zich te moeten beperken tot een louter deontologische tussenkomst.
* Antwoord aan de Voorzitter van het Vlaamse Artsensyndikaat van 8 maart 1986:
De Nationale Raad is er zich van bewust dat dit besluit een zekere deining heeft veroorzaakt in huisartsenkringen.
Wat uw eerste vraag betreft, is de Nationale Raad de mening toegedaan dat het deontologisch onaanvaardbaar is dat het medisch dossier van het MST een eenheid vormt met het medisch dossier van het PMS.
Mochten er zich moeilijkheden voordoen in verband met de overige drie vragen, dan zijn de provinciale raden bevoegd om daarin te beslissen.
* Antwoord aan de Provinciale raad van Oost‑Vlaanderen van 8 maart 1986:
De Nationale Raad is er zich van bewust dat dit besluit een zekere deining heeft veroorzaakt in huisartsenkringen.
De Nationale Raad is de mening toegedaan dat er geen incompatibiliteit bestaat tussen de uitoefening van een geneeskundige praktijk en de schoolgeneeskunde. De huisarts mag 18 uur (per week) schoolgeneeskunde doen op voorwaarde dat de continuïteit van de verzorging wordt gewaarborgd en hij de nodige maatregelen treft om aan dringende gevallen een gevolg te kunnen geven.