keyboard_arrow_right
Deontologie

Erkenning en subsidiëring van residentiële diensten, dagonthaaldiensten en diensten voor plaatsing in gezinnen (Waals gewest)

Verscheidene artsen hebben hun provinciale raad aangeschreven in verband met een ontwerp van Besluit van de Waalse Regering betreffende de voorwaarden van erkenning en subsidiëring van de voor gehandicapte personen bestemde residentiële diensten, dagonthaaldiensten en diensten voor plaatsing in gezinnen.
Deze artsen zijn van oordeel dat een toepassing van de ontworpen bepalingen ernstig nadeel zou kunnen toebrengen aan de patiënten en aan het omkaderingspersoneel van de betrokken instellingen. Zij vragen derhalve de steun en de tussenkomst van de Orde van geneesheren bij het Riziv en bij het Waals Agentschap voor de Integratie van Gehandicapte Personen.

De betrokken provinciale raden wensen hierover het advies van de Nationale Raad te bekomen en willen ook weten of er geen tegenspraak is met de artikelen 82 en 166 van de Code van geneeskundige Plichtenleer.

Antwoord van de Nationale Raad:

In zijn vergadering van 18 oktober 1997 heeft de Nationale Raad een voorontwerp van Arrest van de Waalse regering bestudeerd waarvan een gedeelte de medische omkadering betreft (subsidieregeling van de MPI's, van de woondiensten evenals van de dagopvangdiensten voor volwassen gehandicapten).

De Nationale Raad heeft inderdaad aandacht voor de aangehaalde problemen, maar, bij afwezigheid van gepubliceerde referentiewetteksten die op een precieze manier de gestelde vragen behandelen, kan hij zich moeilijk uitspreken.

De Nationale Raad herinnert dat het respect van de artikels 82 en 166 onder de bevoegdheid vallen van de provinciale raden en dat de arts, bij het lezen van een contract dat men hem voorstelt, erover moet waken dat hij in staat moet zijn de bepalingen van de Code van geneeskundige Plichtenleer na te leven en meer bepaald artikel 35.

Het zijn de organisaties voor beroepsverdediging die waakzaam moeten zijn over de bepalingen van een decreet in deze materie en meer bepaald inzake de omkadering en de bezoldiging.

Artikel 82 van de Code van geneeskundige Plichtenleer

Wanneer de geneesheer een forfaitaire vergoeding krijgt, mag zijn beroepsactiviteit daardoor niet ondergeschikt worden aan de financiële belangen van de natuurlijke of rechtspersonen die hem bezoldigen. Laatstgenoemden mogen geen enkel voordeel halen uit een mogelijk verschil tussen het ereloon dat zij innen als gemachtigden van de geneesheer en zijn forfaitaire vergoeding.
Enkel de normale kosten die voortvloeien uit de medische activiteiten kunnen, indien zij door de geneesheer gekend en goedgekeurd zijn, een dergelijk verschil rechtvaardigen. De forfaitaire vergoeding mag niet lager liggen dan het overeenkomstige inkomen van een geneesheer die voor gelijkwaardige activiteiten per prestatie wordt vergoed.
Elk contract of statuut, dat in forfaitaire vergoeding van de geneesheer voorziet, moet vóór de afsluiting of goedkeuring ervan door de geneesheer, voor advies aan de bevoegde provinciale raad van de Orde worden voorgelegd.

Artikel 166 van de Code van geneeskundige Plichtenleer

Elke overeenkomst gesloten tussen geneesheren en verzorgingsinstellingen moet door een schriftelijk contract worden geregeld.
De statuten, contracten en huishoudelijke reglementen moeten stroken met de bepalingen van de geneeskundige plichtenleer.
Elke bepaling die indruist tegen de plichten die ontstaan uit het stilzwijgend verzorgingscontract dat de geneesheer met zijn zieke verbindt, is verboden.

Artikel 35 van de Code van geneeskundige Plichtenleer

Behalve in geval van overmacht mag de geneesheer zijn beroep enkel uitoefenen onder voorwaarden die de kwaliteit van de zorgen en van de medische behandeling niet in het gedrang brengen.

  1. Behoudens in spoedeisende gevallen mag de geneesheer slechts zoveel personen in behandeling nemen als hij aankan om aan ieder van hen gewetensvol, zorgvuldig en met eerbied voor de menselijke persoon zorgen te verstrekken.

  2. De geneesheer mag zijn bevoegdheid niet overschrijden. Hij moet het advies inwinnen van confraters, onder meer van specialisten, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van de patiënt, telkens wanneer dit binnen de diagnostische of therapeutische context nuttig of noodzakelijk blijkt.

  3. Wanneer de toestand van de patiënt dit vereist laat de geneesheer zich bijstaan door bevoegde verpleegkundige, paramedische, technische en sociale medewerkers.