keyboard_arrow_right
Deontologie

Resultaten

Resultaten

Vorige pagina

3

pagina

Biologie (Klinische-)19/11/1983 Documentcode: a032009
Arts en licentiaat in de chemische wetenschappen

Mag een arts een overeenkomst afsluiten met een licentiaat in de chemische wetenschappen die eigenaar en uitbater is van een laboratorium ?

In zijn vergadering van 19 november 1984, heeft de Nationale Raad het volgende advies uitgebracht:

In het rapport dat de Nationale Raad in 1979 publiceerde betreffende de klinische biologie, werd het groot belang van de directie van het laboratorium onderstreept. Ingevolge de bestaande uitoefeningsmogelijkheden van de klinische biologie kunnen immers naast geneesheren ook apothekers en zelfs chemici verantwoordelijkheid dragen.De Nationale Raad herinnert eraan dat in het vlak van de verantwoordelijkheid een medische participatie noodzakelijk is die moet correleren met de omvang van de laboratoriumactiviteiten. De verantwoordelijke(n) moet(en) immers als consulent kunnen optreden. Daarbij dient nog te worden gepreciseerd dat het om medische handelingen gaat die een kennis van de geneeskunde vereisen die enkel de geneesheer bezit.De Nationale Raad heeft geen enkel deontologisch bezwaar tegen een associatie tussen een geneesheer bioloog en een licentiaat in de chemische wetenschappen, op voorwaarde dat de bevoegdheden van elk van de vennoten en de voor de associatie geldende deontologische regels worden gerespecteerd.De Nationale Raad stelt niettemin vast dat dergelijke associatie bij artikel 18 van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 verboden lijkt maar het behoort niet tot de bevoegdheid van de Nationale Raad een wettelijke bepaling te interpreteren.
Associaties en contracten met niet-artsen, verzorgingsinstellingen, ...11/06/1983 Documentcode: a032001
PVBA : geneesheer - niet-geneesheer

PVBA: Geneesheer niet geneesheer

Een geneesheer legt aan zijn provinciale raad een contract voor tussen hemzelf en zijn echtgenote. Hij wenst met haar een PVBA op te richten met als doel "het waarborgen van de technische middelen tot uitoefening van de geneeskunde".

Na de Commissie van contracten te hebben gehoord in haar rapport, heeft de Nationale Raad na uitgebreide beraadslagingen, het volgende geantwoord:

De Nationale Raad heeft in zijn vergadering van 11 juni 1983 de mening geformuleerd dat in het ontwerp de oprichting wordt beoogd van een fictieve vennootschap met als doel fiscale voordelen voor de practicus.

De Nationale Raad is van oordeel dat, alhoewel het de arts vrij staat te opteren voor de juridische vorm van zijn keuze, die daarbij fiscaal gesproken de meest voordelige mag zijn , dit niet in aanmerking komt voor een vennootschap die noch een vereniging is van geneesheren, noch een middelenvennootschap en waarvan de activiteit en louter fictief zijn.

De Nationale Raad is verder van oordeel dat een vennootschap tussen een geneesheer en een niet geneesheer verboden blijft krachtens artikel 173 van de Code van geneeskundige Plichtenleer en artikel 175 niet van toepassing is aangezien de echtgenoten er een direct voordeel uithalen, met name en uitsluitend, minder belastingen.

De Nationale Raad is ten slotte van mening dat in artikel 9 van het contract in ieder geval zou moeten worden vermeld dat aandelen enkel aan doctors in de geneeskunde mogen worden overgelaten.

Code van medische deontologie (Interpretatie van de-)01/01/1979 Documentcode: a027022
Code van geneeskundige Plichtenleer

De Nationale raad werd door een provinciale raad om verduidelijking verzocht in verband met de interpretatie van artikelen 160, 164, 173, 174 en 1975 van de Code van Geneeskundige Plichtenleer betreffende de verenigingen van geneesheren met derden en de contracten met verzorgingsinstellingen.

Antwoord van de Nationale raad:

I. Er is geen tegenspraak tussen artikelen 160, §1 en 164 van de Code van plichtenleer, de «normale interest» waarvan sprake onder artikel 164 komt neer op de interest die voortvloeit uit een belegging als «goede huisvader» in aandelen of spaarrekeningen, terwijl met «winst of profijt» in artikel 160, § 1 wordt bedoeld «commerciële» winst of opbrengst.

Il. In artikelen 173 en 174 wordt niet bepaald dat de teksten vooraf voor advies aan de provinciale raden moeten worden voorgelegd omdat verenigingscontracten met derden verboden zijn.

Daar waar in artikel 175 wordt bepaald dat, onder bepaalde voorwaarden, niettemin verenigingen mogen worden gemachtigd die één van de in artikelen 173 en 174 opgesomde oogmerken hebben, is het logisch dat de teksten betreffende deze verenigingen vooraf ter goedkeuring aan de provinciale raden worden voorgelegd.

Ill. De term «vennootschapscontract» zoals gebruikt in artikelen 173 en 174 van de Code van Plichtenleer moet in de breedste zin worden geïnterpreteerd, m.a.w., in de zin van verenigingscontracten aangezien deze artikelen vallen onder Hoofdstuk II «verenigingscontracten».

Vorige pagina

3

pagina