keyboard_arrow_right
Deontologie

Ontslag van geneesheren

Is artikel 138 van de Code van geneeskundige Plichtenleer van toepassing in geval een voor de vervanging van een collega aangesproken geneesheer zelf niet solliciteerde ?

Deze kwestie werd nader onderzocht op de vergadering van 11 september 1982:

Uit artikel 138 van de Code van geneeskundige Plichtenleer mag niet zonder meer worden afgeleid dat de provinciale raad in alle omstandigheden het solliciteren in een verzorgingsinstelling kan verbieden.

De belangenverdediging van een ontslagen of geschorste arts en van een eventuele kandidaat behoren tot de taak van artsensyndicaten en niet tot de opdracht van de Orde.

In geval een arts uit zijn functie wordt ontslagen of geschorst en een collega benaderd wordt om hem te vervangen of wenst voor die plaats te solliciteren, moet hij zich eerst in betrekking stellen met zijn voorganger en met zijn provinciale raad. De provinciale raad moet nagaan of de deontologische regels worden geëerbiedigd en meer bepaald, of de medische raad van de instelling een gunstig advies heeft verleend in verband met het ontslag of de schorsing.

De raad van de Orde moet bovendien nagaan of het ontwerpcontract van de kandidaat strookt met de regels van geneeskundige plichtenleer en geen clausules bevat die nadat zij door zijn voorganger en de medische raad waren verworpen, aanleiding konden zijn voor zijn ontslag.

Het is evident dat de kandidaat solide redenen kan hebben om niet met zijn voorganger in contact te treden: het volstaat daarvan de provinciale raad in te lichten.

De tussenkomst van de Orde mag de rechtmatige vervanging niet verhinderen van een collega die tekort is geschoten in zijn verplichtingen ten opzichte van zijn dienst en de medische raad.