Samenwerkings- en overnameovereenkomst tussen artsen
"Samenwerkings- en overnameovereenkomst" tussen artsen
De Nationale Raad wordt om advies verzocht aangaande de deontologische aspecten van een "samenwerkings- en overnameovereenkomst" tussen twee huisartsen.
Advies van de Nationale Raad :
De Nationale Raad heeft in zijn vergadering van 17 februari 1996 de "samenwerkings- en overnameovereenkomst" van Dr. X met Dr. Y en de desbetreffend door Uw Raad gestelde vragen onderzocht.
Alhoewel niet strikt vereist, is het inderdaad aan te bevelen een afzonderlijke overeenkomst op te stellen voor enerzijds de (gedeeltelijke) overname van de artsenpraktijk en anderzijds het samenwerkingsverband.
De Nationale Raad stelt vast dat de aan een overeenkomst onderliggende bedoeling(en) en een ongelijkheid tussen werk- en financiële verdeling (verhouding arbeid/honoraria) op zichzelf genomen - d.i. abstract gezien - niet deontologisch zijn te beoordelen en slechts naar de concrete invulling ervan deontologisch toetsbaar zijn en op deontologische bezwaren kunnen stuiten.
Het deontologisch beoordelingscriterium is immers gelegen in de vraag of de bedoeling(en) en/of werk- en ereloonverdeling in feite, (werkverhouding tussen de artsen, eventueel exploitatie-element, en de verhouding tussen werk en vergoeding, eventueel onevenwicht) al dan niet aanvaardbaar kunnen worden geacht.
In geval van naar de feiten bevonden aanvaardbaarheid, waarover de Provinciale Raad oordeelt, is er geen bezwaar tegen de goedkeuring van de gesloten overeenkomst; in het tegengestelde geval zal de overeenkomst niet kunnen worden aangenomen.
Daarbij stelt de Nationale Raad vast dat het niet de bedoeling van de contractpartijen lijkt te zijn de medische dossiers te individualiseren, maar integendeel te komen tot gemeenschappelijke dossiers die door beide artsen kunnen gebruikt worden. Rekening houdend met het doel van de samenwerking en met de geest waarin de overeenkomst tussen Dr. X en Dr. Y is opgesteld lijkt dit een aanvaardbare, zelfs logische oplossing te zijn die er kan toe bijdragen de continuïteit van de verzorging van de patiënten te waarborgen.