keyboard_arrow_right
Deontologie

Resultaten

Resultaten

Getuigschrift31/07/2010 Documentcode: a131004
Gezondheidsattesten voor leerlingen met stage in de voedingssector

De Nationale raad van de Orde van geneesheren heeft een brief ontvangen in verband met het uitschrijven van gezondheidsattesten voor leerlingen met stage in de voedingssector ingevoerd door het koninklijk besluit van 22 december 2005 betreffende levensmiddelenhygiëne (B.S. 30 december 2005).

Advies van de Nationale Raad :

In zijn vergadering van 31 juli 2010 heeft de Nationale Raad van de Orde van geneesheren uw schrijven van 31 maart 2010 aangaande een adviesaanvraag van dokter X betreffende het uitschrijven van gezondheidsattesten voor leerlingen met stage in de voedingssector besproken.

De wettelijke bepalingen met betrekking tot het verhandelen en bewerken van voor handelsdoeleinden bestemde voedingswaren of voedingsstoffen bestaan sinds het koninklijk besluit van 17 maart 1971 tot onderwerping aan medisch toezicht van al de personen die door hun werkzaamheid rechtstreeks met voedingswaren of -stoffen in aanraking komen en die deze waren kunnen verontreinigen of besmetten (B.S 30 april 1971).

Het koninklijk besluit van 22 december 2005 betreffende levensmiddelenhygiëne (B.S. 30 december 2005) heeft de verplichting ingevoerd om te beschikken over een medisch attest.

Deze wettelijke bepalingen houden in dat een leerling over een medisch attest moet beschikken indien de volgende drie criteria tegelijkertijd vervuld zijn:
• De leerling bewerkt of verhandelt voedingswaren of voedingsstoffen. Dit is bijvoorbeeld het geval indien de leerling voedsel bereidt in een schoolkeuken, een leskeuken, ..., en/of indien hij bereid voedsel verdeelt in een restaurant, een kliniek, een bejaardentehuis, ...
• De leerling kan deze voedingswaren of voedingsstoffen bezoedelen of besmetten. Dit is onder meer (maar niet uitsluitend) het geval indien deze leerlingen dragers zijn van kiemen die salmonellose of dysenterie kunnen verwekken, indien ze symptomen van besmettelijke hepatitis vertonen, indien ze aangetast zijn door een besmettelijke huidziekte, ...
• Deze voedingswaren of voedingsstoffen zijn voor handelsdoeleinden bestemd. Dit is het geval indien de school deze voedingswaren in een restaurant opdient, in een schoolwinkeltje verkoopt, gratis verdeelt aan de aanwezigen op een schoolfeest of aan de aanwezige ouders tijdens een oudercontact, ... Met andere woorden, zodra de voedingswaren of voedingsstoffen aan derden aangeboden worden, is er sprake van handelsdoeleinden, ongeacht of dit gratis gebeurt of tegen betaling.

Het medisch attest is een vereiste om in de betrokken studierichtingen ingeschreven
te kunnen worden.

De toelatingsvoorwaarde bestaat erin dat betrokken leerlingen medisch geschikt moeten zijn bevonden uit het oogpunt van de federale regelgeving op de consumentenbescherming. Daartoe dient een arts, aangesteld door de onderwijsinstelling, vóór 1 oktober van het betrokken schooljaar of onmiddellijk indien de inschrijving op een later tijdstip in de loop van het schooljaar plaatsvindt een verklaring van lichamelijke geschiktheid uit te reiken. Dat kan een huisarts zijn of een CLB-arts

De arts beslist op wetenschappelijke gronden autonoom welke onderzoeken hij dient te verrichten vooraleer een medisch attest uit te reiken.

De leerlingen moeten het medisch attest eenmalig ontvangen en het is geldig voor de hele duur van de secundaire studies of voor het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap, tenzij er een aanleiding is om de geschiktheid te herevalueren.

Een ongeschiktheidverklaring in de loop van het schooljaar impliceert de beslissing van de betrokken personen om de leerling uiterlijk op het einde van dat schooljaar de opleiding te laten stopzetten (bij het voltijds secundair onderwijs) of de jongere uiterlijk op het einde van de module die hij volgt, de opleiding in kwestie stopzet (bij het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap).

Er bestaat geen verplicht model dat ingevuld moet worden. Er bestaat een voorbeeld van medisch attest.

Het Vrije centrum voor leerlingenbegeleiding vzw gaat akkoord met dit voorbeeldattest met uitzondering van de regel "Dit attest is geldig voor de duur van de studieloopbaan van de onderzochte persoon binnen de structuuronderdelen waar voedsel bereid en/of verhandeld wordt".

Op deontologische grond is de Nationale Raad van oordeel dat een arts geen medisch attest kan uitschrijven voor de hele duur van de secundaire studies of de module. Dergelijk attest is een vaststelling van de huidige toestand en biedt derhalve geen garantie voor de toekomst.

Bovendien is de Nationale Raad van mening dat indien er ernstig gevaar is voor de gezondheid van derden, zonder verwijl de nodige maatregelen moeten worden genomen om elk gevaar uit te sluiten.

Dokter X verwijst in haar e-mail van 16 februari 2010 naar het besluit van de Vlaamse regering van 17 maart 2000 tot bepaling van sommige opdrachten van de centra voor leerlingenbegeleiding (B.S. 17 mei 2000). Dit besluit is opgeheven.

Het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding (B.S. 10 april 1999) bepaalt de opdrachten voor de Centra voor leerlingenbegeleiding.

Het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juli 2009 tot vaststelling van de operationele doelstellingen van de Centra voor Leerlingenbegeleiding (B.S. 3 september 2009) bepaalt in de artikelen 28 tot en met 38 de inhoud van de consulten.

Als bijlage vindt u een kopie van de brief die omtrent deze aangelegenheid wordt overgemaakt aan de bevoegde minister.

Getuigschrift28/07/2007 Documentcode: a117017
Medische attesten, dixit-attesten en geantedateerde attesten

Op voorstel van de heer F. Vandenbroucke, viceminister-president van de Vlaamse Regering en Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, ondertekende de Nationale Raad op 22 maart 2007, na meermaals overleg te hebben gepleegd met het Departement Onderwijs en Vorming, Afdeling Ondersteuningsbeleid, van de Vlaamse Overheid, mee het protocol betreffende de samenwerking tussen de medische sector en het onderwijs in het kader van het actieplan « Een sluitende aanpak van spijbelen en schoolverzuim » (als bijlage).
De Nationale Raad van de Orde der geneesheren wenst, na de ondertekening van het genoemde protocol op 22 maart 2007 aangaande de dixit-attesten en de geantedateerde attesten volgende verduidelijkingen te geven.

Advies van de Nationale Raad :

Het medisch attest

Een medisch attest is een getuigschrift dat een feit van medische aard vaststelt en bevestigt op grond van eigen ondervraging en onderzoek. Het wordt afgeleverd door de arts die het feit zelf heeft vastgesteld. Het medisch attest dient vanzelfsprekend volledig waarheidsgetrouw te zijn en houdt alleen medische vaststellingen over de patiënt zelf in.

De Nationale Raad herinnert aan zijn advies van 18 september 1993 (Tijdschrift van de Nationale Raad nr. 62, december 1993, p. 26) dat bepaalt dat “elk medisch getuigschrift, dat immers door de eer en de verantwoordelijkheid van de arts die het ondertekent wordt gewaarborgd, waarheidsgetrouw en gewetensvol moet worden opgemaakt. Het getuigschrift moet worden gedagtekend op de dag dat het wordt opgemaakt, van een handtekening worden voorzien en met een stempel worden gewaarmerkt.”

Onder die voorwaarden geniet het medisch attest onbetwistbaar het vermoeden van geloofwaardigheid.

In zijn advies van 26 augustus 1989 (Tijdschrift van de Nationale Raad nr. 46, december 1989, p. 22) bepaalt de Nationale Raad: “Wat betreft de inhoud van de ongeschiktheidverklaring dient de Nationale Raad U er niettemin op te wijzen dat het medisch geheim hierbij op geen enkele manier mag worden geschonden. Als reden van ongeschiktheid kunnen dan ook alleen de vermeldingen ziekte, ongeval en verlenging worden weerhouden. Alle andere redenen dienen dan ook van het attest te worden weggelaten”.

Het dixit-attest

Een dixit-attest is een attest dat louter en alleen gebaseerd is op de verklaring van de betrokkene en niet op een diagnose. Dergelijke verklaring heeft nooit het karakter van een medisch attest.

De gebruikelijke voorgedrukte medische formulieren kunnen hiervoor niet aangewend worden. Teneinde elk misverstand met een eigenlijk medisch attest te vermijden en de gevraagde signaalfunctie bij problematische afwezigheid te onderstrepen dient een dergelijk attest met de hoofding dixit-attest te beginnen.

Dergelijk attest dient duidelijk te vermelden : “Volgens verklaring van betrokkene …..” .

In deze optiek zal de wederzijdse vertrouwensrelatie die de grondslag is van elke arts-patiëntrelatie niet uit het oog worden verloren.

Indien de school geregeld dergelijke dixit-attesten ontvangt, kan zij dit signaleren aan de CLB-arts die op zijn beurt desgevallend overleg kan plegen met de behandelende geneesheer.

Contact schoolarts - behandelend arts

De Nationale Raad bepaalt in zijn advies van 29 januari 1994 (Tijdschrift van de Nationale Raad nr. 64, juni 1994, p. 24) dat hij voorstander is van contacten tussen de schoolarts en de behandelend arts om de inhoud van een medische ongeschiktheidverklaring toe te lichten, zelfs te documenteren en om zo nodig toe te zien op de praktische uitvoering ervan. Dit voor zover het gezondheidsaspecten betreft die van belang zijn voor de schoolse begeleiding van de leerling. Dit overleg geldt dus evenzeer in het kader van een dixit-attest.

Geantedateerde attesten

Antedatering van medische attesten is verboden vermits een medisch attest dient gedagtekend te worden de dag waarop de patiënt wordt onderzocht, het attest wordt opgesteld en afgeleverd.

Antedatering en/of het valselijk bevestigen van een ziekte zijn misdrijven (valsheid in geschrifte, zie de artikelen 196 en 204 van het Strafwetboek) en zijn derhalve juridisch en deontologisch uitgesloten.

Uitzonderlijk kan een getuigschrift van ongeschiktheid a posteriori worden opgesteld en afgeleverd op basis van medische bevindingen en de hierdoor als aanvaardbaar voorkomende verklaringen van de betrokkene.

Bijlage:

Protocol betreffende de samenwerking tussen de medische sector en onderwijs in het kader van het actieplan ‘Een sluitende aanpak van spijbelen en schoolverzuim’ van de Vlaamse overheid van 22 maart 2007

Beroepsgeheim21/10/2006 Documentcode: a114007
Het beheer van medische dossiers in de Centra voor Leerlingenbegeleiding

Een provinciale raad vraagt aan de Nationale Raad zijn deontologisch standpunt betreffende het probleem van het beheer van de medische dossiers in de Centra voor Leerlingenbegeleiding te bevestigen, namelijk het onderscheid tussen het multidisciplinair dossier en het specifiek medisch dossier.

Advies van de Nationale Raad :

De Nationale Raad heeft hieromtrent drie adviezen uitgebracht (advies van 14 november 1998, TNR nr. 83, p. 13; advies van 17 juni 2000, TNR nr. 90, p. 15; advies van 16 december 2000, TNR nr. 91, p. 8) telkens vóór de inwerkingtreding van het Besluit van de Vlaamse regering van 8 juni 2001 betreffende het multidisciplinair dossier in de centra voor leerlingenbegeleiding (BS, 11 september 2001).

In zijn advies van 14 november 1998 stelde de Nationale Raad :

“In het voorziene multidisciplinair dossier dat in het kader van de toekomstige CLB's voor iedere leerling zal worden aangelegd, mogen alleen die medische gegevens worden genoteerd die door de geneesheer worden geselecteerd als noodzakelijk en relevant voor de schoolse begeleiding van de leerling. Alleen deze geselecteerde gegevens kunnen in aanmerking komen voor het gedeelde beroepsgeheim binnen de CLB-equipe, en dit mits uitdrukkelijke toestemming van de meerderjarige leerling of van de ouders of voogd van de minderjarige leerling. Alle andere medische persoonsgegevens die de geneesheer van het CLB ter kennis komen, blijven ressorteren onder het medisch beroepsgeheim en dienen als zodanig door de geneesheer in een apart dossier te worden opgetekend en bewaard”.

De Nationale Raad blijft na de inwerkingtreding van het vermelde besluit van oordeel dat een duidelijk onderscheid dient te worden gemaakt tussen de voor de schoolbegeleiding relevante medische gegevens en de andere medische gegevens. Dit vloeit trouwens ook voort uit de wet en uit de deontologische code voor de CLB-medewerkers.

Artikel 2 van het besluit van de Vlaamse regering van 8 juni 2001 bepaalt immers de minimale gegevens die door de CLB-medewerkers dienen te worden verzameld in het multidisciplinair dossier. Het betreft o.a. medische gegevens (artikel 2, 2°).

Artikel 5 van het besluit bepaalt dat elke CLB-medewerker, voor zover hij betrokken is bij de begeleiding van een bepaalde leerling, toegang krijgt tot alle gegevens bedoeld in artikel 2.

Het besluit van de Vlaamse regering is echter een uitvoering van artikel 10 van het decreet van het Vlaams Parlement van 1 december 1998 (BS 10 april 1999). Dit artikel stelt dat de regering voor haar uitvoeringsbesluiten rekening dient te houden met het beroepsgeheim.

Artikel 11 van het decreet bepaalt bovendien dat de personeelsleden van de CLB’s het beroepsgeheim (1) moeten respecteren.

Het beroepsgeheim kan onder bepaalde omstandigheden gedeeld worden. Het multidisciplinair dossier is er een voorbeeld van.

Deze mogelijkheid wordt echter door enkele voorwaarden afgebakend. De toepassing van het begrip “gedeeld beroepsgeheim” vergt niet alleen dat de bestemmeling van de vertrouwelijke informatie gebonden is door het beroepsgeheim. Enkel de informatie nodig voor de pedagogische omkadering van het kind dient gedeeld te worden (2). Niet alle medische informatie, zelfs deze bedoeld in artikel 2 van het besluit van 8 juni 2001, is relevant en belangrijk voor dit soort begeleiding.

De deontologische code voor de CLB-medewerker is hierover trouwens duidelijk. Het gedeeld beroepsgeheim wordt als volgt gedefinieerd : “het meedelen van gegevens door iemand die gebonden is door het beroepsgeheim, aan iemand anders die zelf ook gebonden is door het beroepsgeheim. Het beperkt zich tot het meedelen van relevante informatie aan relevante personen met impliciete of expliciete toestemming van de cliënt”.

Het multidisciplinair team van de CLB heeft niet tot taak de leerling medisch op te volgen, maar wel pedagogisch. De medische gegevens die enkel belangrijk zijn voor de medische opvolging van het kind, zonder relevant te zijn voor de schoolse begeleiding van de leerling, dienen dan ook niet opgenomen te worden in het multidisciplinair dossier.

De Nationale Raad blijft dan ook van mening dat de de CLB-arts een medisch dossier dient bij te houden naast het aldus beperkte multidisciplinair dossier.

(1) Zie ook artikel 33 van de deontologische code van de CLB-medewerkers.
(2) T. BALTHAZAR, “Het gedeeld beroepsgeheim is geen uitgesmeerd beroepsgeheim”, T. Gez./ Rev. dr. Santé, 2004-2005, 144 : “Opdat er sprake zou zijn van geoorloofde gegevensuitwisseling in het kader van het gedeeld of toevertrouwd beroepsgeheim is het helemaal niet voldoende dat de bestemmeling van de confidentiële informatie tevens gebonden is door het beroepsgeheim. Dat is een noodzakelijke, maar geen voldoende voorwaarde. De overdracht van de informatie moet tevens noodzakelijk zijn om de diagnose of de therapie verder te zetten. Ze oet gebeuren met uitdrukkelijke of stilzwijgende toestemming van de geheimgerechtigde of minstens plaats vinden in diens belang”.

Geneeskunde (Preventieve-)04/06/2005 Documentcode: a109013
Het screenen van leerlingen op druggebruik door een Centrum voor Leerlingenbegeleiding (CLB)

Een arts vraagt aan de Nationale Raad zijn advies van 21 juni 2003 te verduidelijken waarin wordt gesteld dat het screenen van leerlingen op druggebruik geen taak is van de CLB-arts (Tijdschrift Nationale Raad nr. 101, september 2003, p. 5).

Advies van de Nationale Raad :

De Nationale Raad is het met u eens dat de CLB-arts een preventieve opdracht heeft zoals vermeld in het Decreet van de Vlaamse Raad van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding.
Het advies van 21 juni 2003 stelt duidelijk dat het de taak is van het CLB-team om leerlingen preventief te informeren omtrent de algemene problematiek van druggebruik, en dat een leerlingspecifiek pedagogisch contract kan worden afgesloten tussen de school, de leerling en eventueel de ouders. Hierin zijn begeleiding, opvolging en ondersteuning de voornaamste doelwitten.

De Nationale Raad is van mening dat het niet tot de preventieve opdracht van de CLB-arts behoort om leerlingen op druggebruik te screenen. Inderdaad, het screenen op druggebruik dient gezien te worden in het kader van de ordehandhaving en in het kader van de controle op de naleving van de wetgeving, en is dus een politionele taak.

De CLB-arts kan desgevallend wel, met uitdrukkelijke instemming van de leerling, in het kader van een leerlingspecifiek pedagogisch project, bij leerlingen bij wie via welke weg ook druggebruik wordt vastgesteld en met instemming van de school, een urinetest verrichten en aldus deze controlerende taak op zich nemen.

Volgens de omstandigheden komt het de CLB-arts toe te oordelen over de opportuniteit de ouders te betrekken bij deze beslissing.

Geneeskunde (Preventieve-)21/06/2003 Documentcode: a101004
Het screenen, door een Centrum voor Leerlingenbegeleiding (CLB), van leerlingen op druggebruik en het afnemen van zwangerschapstests bij leerlingen
Een arts verantwoordelijk voor de preventieve gezondheidszorg binnen de Centra voor Leerlingenbegeleiding (CLB) van een bepaalde regio vraagt het standpunt van de Orde van geneesheren betreffende het screenen door een CLB-arts van leerlingen op druggebruik enerzijds en het afnemen van zwangerschapstests bij leerlingen die mogelijk zwanger zijn anderzijds.

Advies van de Nationale Raad :

Meer bepaald is uw eerste vraag of een CLB-arts leerlingen mag screenen op druggebruik, wanneer het leerlingen betreft die een leerlingspecifiek pedagogisch contract hebben afgesloten met een school, naar aanleiding van een incident waarbij een leerling betrapt werd op het bezit en/of het gebruik van drugs, het dealen van drugs in en rond de school of wanneer een leerkracht of iemand anders op school vermoedt dat de leerling drugs gebruikt.

Uw tweede vraag betreft het afnemen van zwangerschapstests bij leerlingen die mogelijk zwanger zouden kunnen zijn.

Als antwoord op uw eerste vraag stelt de Nationale Raad dat het niet tot de wettelijke preventieve opdracht van de CLB-arts behoort routinematig leerlingen op druggebruik te screenen. Screenen op druggebruik dient gezien te worden in het kader van de ordehandhaving en in het kader van de controle op de naleving van de wetgeving terzake, en is dus een politionele en geen medisch preventieve taak.

Betreffende het leerlingspecifiek pedagogisch contract stelt de Nationale Raad dat dit geen medisch contract is, noch een behandelingsovereenkomst. Leerlingen die drugs gebruiken, drugs bezitten of deze dealen begaan immers een strafbaar feit waarbij noch de CLB-arts, noch het CLB-team een wettelijke taak te vervullen hebben. Indien hierbij individueel en met uitdrukkelijke instemming van de leerling of van de ouders een regelmatige screening bij middel van een urinetest wordt afgesproken met de school, kan het CLB deze controlerende taak niet op zich nemen. Met het akkoord van de betrokkene kan deze taak toevertrouwd worden aan een behandelende arts.
Het is wel de taak van het CLB-team om leerlingen preventief te informeren omtrent de algemene problematiek van druggebruik. Bij een probleemgeval kan een leerlingspecifiek pedagogisch contract afgesloten worden tussen de school, de leerling en eventueel de ouders. Hierin kunnen afspraken worden gemaakt rond de gedragsregels die men van de leerling verwacht. Begeleiding, opvolging en ondersteuning zijn hier de voornaamste betrachtingen. Indien via welke weg ook druggebruik of drugbezit wordt vastgesteld dan kan de betrokkene aangemoedigd worden een behandelende arts te raadplegen.

Als antwoord op de tweede vraag betreffende het afnemen van een zwangerschapstest bij leerlingen die zwanger zouden kunnen zijn, stelt de Nationale Raad dat ook dit niet behoort tot de wettelijke bevoegdheid van een CLB-arts.

Zoals u zelf zegt is het eerder de preventieve taak van de CLB-arts leerlingen te begeleiden en te steunen en samen na te gaan waar een eventuele zwangerschapstest en de daaraan gekoppelde hulpverlening en/of zorg het best gebeurt.

Beroepsgeheim14/12/2002 Documentcode: a099010
Opvragen van gegevens door de arts van het CLB aan de behandelende arts van een leerling

Wanneer een arts van het Centrum voor Leerlingenbegeleiding (CLB) het nuttig acht om medische gegevens op te vragen bij de behandelende arts van een leerling, dient hij dit te doen met de goedkeuring van de betrokken persoon (art. 109 van de Code van geneeskundige plichtenleer).
De Coördinator van de Permanente ondersteuningscel voor de CLB's van het Gemeenschapsonderwijs vraagt welke leeftijd de leerling dient bereikt te hebben om zelf zijn toestemming te kunnen geven en op welke manier dit dient te gebeuren.

Advies van de Nationale Raad :

De Nationale Raad besprak in zijn vergadering van 14 december 2002 uw brief van 29 maart 2002 betreffende het opvragen van gegevens door de arts van het CLB (Centrum voor leerlingenbegeleiding) aan de behandelende arts van een leerling.

Meer concreet wordt hierin de vraag gesteld of de CLB-arts en het CLB-team de "betrokken persoon" die zijn toestemming dient te geven, mogen interpreteren als zijnde de leerling zelf, zo deze 14 jaar of ouder is, of als de ouder of voogd in de andere gevallen.

Tevens wordt de vraag gesteld op welke manier de betrokken persoon zijn goedkeuring dient te geven : volstaat de afwezigheid van verzet voor CLB-begeleiding of dient de instemming te gebeuren via de medische vragenlijst of expliciet, mondeling of schriftelijk, bij elke probleemstelling ?

Hierbij is belangrijk dat de Code van geneeskundige plichtenleer in zijn artikel 107 bepaalt dat geneesheren werkzaam in centra of instellingen voor preventieve geneeskunde gebonden zijn door de bepalingen van de Code. Het artikel 105 bepaalt dat binnen de in de artikels 55 tot 70 vastgelegde grenzen van het beroepsgeheim de behandelende arts in het belang van zijn patiënten actief moet samenwerken met zijn collega's die aan preventieve geneeskunde doen en hun medewerkers. Het artikel 106 bepaalt dat de behandelende arts, met toestemming van de betrokkene, aan de arts van het medisch schooltoezicht (CLB) gegevens mag verstrekken die hij voor de patiënt nuttig acht, terwijl artikel 108 bepaalt dat de arts werkzaam in een centrum voor preventieve geneeskunde alle nuttige resultaten moet overhandigen aan de arts aangeduid door de betrokkene en, wanneer het een kind of een onbekwaam persoon betreft, aan de arts aangeduid door de wettelijke vertegenwoordiger(s).

Wat de vraag betreft op welke leeftijd een leerling als betrokken persoon kan worden aangezien, herinnert de Nationale Raad aan zijn advies van 20 september 1997 (Tijdschrift van de Nationale Raad nr. 79, maart 1998, p. 21). Op de vraag of een veertienjarige alleen kan beslissen en toestemming geven, dus als betrokken persoon kan worden beschouwd, kan geen algemeen geldend antwoord worden gegeven.

In de rechtsleer wordt een belangrijk onderscheid gemaakt tussen de minderjarige die niet en de minderjarige die wel "tot de jaren van verstand is gekomen".

Ook de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt zegt in artikel 12, §2, dat een minderjarige bij de uitoefening van zijn rechten wordt betrokken rekening houdend met zijn leeftijd en maturiteit. De in de Wet Patiëntenrechten opgesomde rechten kunnen door een minderjarige patiënt die tot een redelijke beoordeling van zijn belangen in staat kan worden geacht, zelfstandig worden uitgeoefend.

De CLB-arts zal met zijn team, met voorzichtigheid en in geweten, moeten oordelen, rekening houdend met alle nuttige factoren zoals de persoonlijkheid van het kind, de aard van de medische prestatie, de familiale en sociale omstandigheden en te dezen de schoolse prestaties en schoolervaringen (zie het reeds vermelde advies van de Nationale Raad van 20 september 1997).

Zo geoordeeld wordt dat de leerling niet tot de jaren van verstand is gekomen, zal/zullen de wettelijke vertegenwoordiger(s) als betrokken perso(o)n(en) worden beschouwd, zoals ook in de wet betreffende de rechten van de patiënt in artikel 12, §1, wordt voorzien. De leerling dient echter steeds bij het overleg betrokken te worden "rekening houdend met zijn leeftijd en maturiteit" (artikel 12, §2, wet patiëntenrechten).

Ten aanzien van de minderjarige die geoordeeld wordt tot de jaren van verstand te zijn gekomen, is de arts in principe gebonden door het beroepsgeheim ten opzichte van de wettelijke vertegenwoordiger(s) en dient de leerling zelf als betrokken persoon te worden aangezien.

Omtrent de vraag op welke manier de betrokken persoon zijn goedkeuring moet geven, kan de afwezigheid van verzet niet als instemming gelden.

De uitdrukkelijke toestemming kan evenwel om praktische redenen via een medische vragenlijst gebeuren, die dan door de "betrokken persoon" wordt ingevuld nadat deze voorafgaandelijk en tijdig, duidelijk en volledig werd geïnformeerd over de mogelijke vraag naar medische gegevens bij de behandelende arts, voor zover deze vraag gerechtvaardigd wordt. In specifieke omstandigheden met een delicaat karakter zal de betrokken CLB-arts oordelen over de opportuniteit van een bevestiging van de toestemming.

De Nationale Raad vestigt er de aandacht op dat het opvragen van medische persoonsgegevens een gedeeld medisch geheim impliceert en onder het toezicht en de verantwoordelijkheid van de geneesheer (CLB-arts) valt (wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens).

De CLB-arts zal autonoom oordelen welke medische gegevens al dan niet kunnen worden opgenomen in het multidisciplinair CLB-dossier (advies van de Nationale Raad van 14 november 1998, Tijdschrift van de Nationale Raad nr. 83, maart 1999, p. 13 en advies van de Nationale Raad van 16 december 2000, Tijdschrift van de Nationale Raad nr. 91, maart 2001, p. 8).

Beroepsgeheim16/12/2000 Documentcode: a091015
Multidisciplinair dossier in de Centra voor Leerlingenbegeleiding

Multidisciplinair dossier in de Centra voor Leerlingenbegeleiding
(16/12/2000)

Op 27 oktober 2000 keurde de Vlaamse regering een ontwerpbesluit goed met betrekking tot het multidisciplinair dossier in de Centra voor Leerlingenbegeleiding. Nadat de Raad van State zijn advies over dit besluit heeft gegeven, zal het definitief worden goedgekeurd. In afwachting hiervan stuurt de Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming een rondzendbrief naar de Centra voor Leerlingenbegeleiding die toelichting geeft bij de inhoud van dit ontwerpbesluit.

Na bestudering van deze rondzendbrief vraagt een coördinerend arts van een Centrum voor Leerlingenbegeleiding of er, overeenkomstig het advies van de Nationale Raad van 14 november 1998, nog een apart medisch dossier moet blijven bestaan.

Advies van de Nationale Raad :

Wat de medische gegevens betreft dient conform het advies van de Nationale Raad van 14 november 1998 (Tijdschrift Nationale Raad nr. 83, maart 1999, p. 13) een onderscheid te worden gemaakt tussen medische gegevens die van belang zijn voor de schoolse begeleiding van de leerling en thuishoren in het multidisciplinair dossier dat toegankelijk is voor de leden van de equipe en de medische gegevens die enkel belangrijk zijn voor de medische opvolging van de leerling (als bv. cryptorchidie) en niet op hun plaats zijn in het multidisciplinair dossier.

Het ontwerpbesluit voorziet onder IV betreffende de toegankelijkheid van de gegevens dat op vraag van de cliënt of, in uitzonderlijke gevallen, in het belang van de cliënt of ter vrijwaring van de rechten van derden gegevens ontoegankelijk kunnen gemaakt worden voor andere CLB-medewerkers. Deze niet toegankelijkheid dient wel gemotiveerd te worden en deze motivering dient opgenomen te worden in het multidisciplinair dossier en vermeld te worden in het chronologisch overzicht.

De hoger geciteerde tekst laat de arts toe bepaalde gegevens afzonderlijk bij te houden, wat het advies van de Nationale Raad was en is.

Beroepsgeheim17/06/2000 Documentcode: a090010
Centra voor Leerlingenbegeleiding - Multidisciplinair leerlingendossier

Een provinciale raad wordt er door een raadslid van in kennis gesteld dat de besluiten die voorgesteld worden voor de uitvoering van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding ernstige deontologische vragen oproepen.
De provinciale raad vraagt het advies terzake van de Nationale Raad en dringt aan op een spoedige nieuwe contactname met de verantwoordelijke ministeriële diensten.

Advies van de Nationale Raad aan dokter D. DEWOLF, ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, administratie Gezondheidszorg, afdeling Preventieve en Sociale Gezondheidszorg:

In zijn vergaderingen van 20 mei en 17 juni 2000 besprak de Nationale Raad nogmaals het multidisciplinair dossier dat kortelings in de Centra voor Leerlingenbegeleiding in gebruik genomen wordt.

De Nationale Raad wenst te herinneren aan zijn op 24 oktober 1998 ingenomen standpunt dat overgemaakt werd aan de toen bevoegde minister en gepubliceerd werd in het Tijdschrift van de Nationale Raad nr. 83 p. 13. Dit advies wordt u als bijlage overgemaakt.

Overigens is de Nationale Raad van mening dat het CLB-dossier na het beëindigen van de schoolloopbaan van de leerling best in overleg met hem en/of zijn wettelijke vertegenwoordiger kan overgemaakt worden aan de door hem aangewezen huisarts.

Advies van de Nationale Raad van 24 oktober 1998

De Nationale Raad heeft, in zijn zitting van 24 oktober 1998, kennis genomen van het voorontwerp van decreet betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding onder referentie 13 AD/DD/decre 78 mv2.doc 13/07/98 18:33.

De Nationale Raad heeft de elementen omtrent het medisch beroepsgeheim vervat in de artikelen 11 en 12 van dit voorontwerp op hun medisch-deontologische implicaties onderzocht en hierover volgend standpunt ingenomen, dat hij aan Uw welwillende aandacht wenst voor te leggen.

In het voorziene multidisciplinair dossier dat in het kader van de toekomstige CLB's voor iedere leerling zal worden aangelegd, mogen alleen die medische gegevens worden genoteerd die door de geneesheer worden geselecteerd als noodzakelijk en relevant voor de schoolse begeleiding van de leerling. Alleen deze geselecteerde gegevens kunnen in aanmerking komen voor het gedeelde beroepsgeheim binnen de CLB-equipe, en dit mits uitdrukkelijke toestemming van de meerderjarige leerling of van de ouders of voogd van de minderjarige leerling. Alle andere medische persoonsgegevens die de geneesheer van het CLB ter kennis komen, blijven ressorteren onder het medisch beroepsgeheim en dienen als zodanig door de geneesheer in een apart dossier te worden opgetekend en bewaard.
Bovendien zal zowel het opslaan als het verwerken van deze medische persoonsgegevens moeten voldoen aan de voorwaarden voorzien door de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, wat onder meer inhoudt dat de verwerking van deze gegevens geschiedt onder toezicht en verantwoordelijkheid van een geneesheer.